Negen op tien eerstejaarsstudenten die een cumulatieve studie-efficiëntie hebben lager dan 20 procent, slaagt niet in hun tweede zit. Dat blijkt uit een onderzoek van de KU Leuven. Bernard Tilleman, decaan van de faculteit Rechten, stelt voor om eerstejaars die zo laag scoren verplicht van richting te laten veranderen. “We moeten studenten tegen zichzelf beschermen.”
Decumulatieve studie-efficiëntie (CSE) van een student wordt berekend op basis van het aantal opgenomen studiepunten en het aantal studiepunten waarvoor je slaagt. Volgens een onderzoek van de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) haalden de afgelopen drie academiejaren 150 studenten een CSE onder de 20%. Ondanks die slechte cijfers willen ze blijven studeren binnen hun richting. Volgens het onderzoek slaagt slechts 7% erin om hun studies succesvol verder te zetten binnen dezelfde studierichting.
Universiteit moet beslissen
Bernard Tilleman, decaan van de faculteit Rechtsgeleerdheid aan de KUL, stelt dan ook voor om die studenten verplicht van richting te laten veranderen. “De huidige situatie is dat studenten met een CSE onder de 50% een bindend studieadvies krijgen. Om studenten tegen zichzelf te beschermen vind ik dat we daarbovenop een maatregel moeten toepassen om studenten tegen zichzelf te beschermen.”
Andere voorstellen om studenten te helpen bij hun studiekeuze zijn een zevende jaar in het secundair onderwijs, een oriëntatieproef of zelfs examens om de zes weken. Zo biedt een academiejaar met genoeg kansen om zich te herpakken, plus herexamens.
Ingangsexamens
Sander Milis (23) veranderde van richting nadat hij slechte punten haalde. “Ik geef toe dat ik te weinig energie in mijn vakken heb gestoken. Omdat mijn CSE te laag was, mocht ik niet verder studeren in de richting Geschiedenis. Ik had wel nog voldoende studiepunten om een andere richting aan te vangen. Maar ik mocht niet verder doen binnen de faculteit Letteren”, vertelt hij.
Milis is voorstander van het voorstel van decaan Tilleman. “Op die manier worden de onderpresteerders en zij die de richting niet aankunnen er tussenuit gehaald. Sommige studenten blijven tevergeefs verder studeren in een richting die ze niet aankunnen. De oplossing is de invoering van ingangsexamens. Die examens kunnen de leerlingen een beter beeld geven van de zwaarte van de richting en wat van hen verwacht wordt. Studenten zullen zo ook betere studiekeuzes maken”, stelt Milis.
Alle richtingen evenwaardig
Ella Vandermeulen (19) is het daar niet mee eens. Zij studeert Pedagogische Wetenschappen aan de KUL. “Ik begrijp dat het in sommige gevallen beter is om van richting te veranderen. Maar we mogen studenten niet al na het eerste jaar afschrijven. Zo creëer je een watervalsysteem. De overschakeling van het secundair naar het hoger onderwijs is voor sommigen moeilijker dan voor anderen. Ik vind dat ze alle universitaire richtingen evenwaardig moeten behandelen. Wat studenten nodig hebben is een goede begeleiding en motivatie”, zegt ze.
Tilleman treedt haar bij. “Ik ben ook geen voorstander van een bindende oriëntatieproef”, zegt hij. “De studenten moeten de mogelijkheid krijgen om te groeien. Er zijn goede initiatieven uitgedacht, maar op zich werken ze niet. We moeten zo veel mogelijk zaken combineren”, vindt hij. Wie in het eerste jaar omwille van omstandigheden buist, hoeft niet meteen te panikeren. “Studenten die voor lang tijd uitvallen door ziekte of een sterfgeval in de familie kunnen uiteraard gedelibereerd worden. Het is aan de universiteit om dit soort details op punt te zetten en een beslissing te nemen”, besluit Tilleman.
© 2014 – C.H.I.P.S. StampMedia – Stef Vananderoye