De Vlaamse tunnelvisie op de inzet van de verkiezingen
Er is iets eigenaardigs aan het Belgische politieke systeem. Zoals het hoort dienen de eerste schermutselingen in een verkiezingscampagne om de agenda te bepalen, om de inzet van de keuze duidelijk te maken. Het gaat er dan om het eigen profiel naar voren te schuiven en dat af te zetten tegen een duidelijk minder aantrekkelijk alternatief. Meer nog dan om visie gaat het om de kampen aan te duiden, om zich als de mogelijke winnaar tegenover een opponent te stellen.
Voor de moeder aller verkiezingen op 25 mei lijkt men ons het volgende voor te stellen: de inzet is te bepalen wie de sterkste wordt in de gemeenschappen – de Vlaamse en de Franstalige, over de Duitstalige wordt nauwelijks gesproken - om van daaruit de krachtsverhoudingen bij de vorming van een federale regering vast te leggen.
De N-VA zet zich niet zozeer af tegen de andere Vlaamse partijen, ze wil eerder een Vlaams front tegen het zogenaamde PS-model. En in het zuiden volgt men in feite hetzelfde stramien. Partijen, media, kranten en bijeenkomsten worden volgens deze agenda gestroomlijnd.
Nu gaan we op 25 mei wel voor vele instellingen stemmen, maar laat nu de “gemeenschap” net dat niveau zijn waarvoor niet gekozen wordt. Op onze stembrieven kiezen we gewestraden, een federaal parlement en een Europees parlement. Zeker, in Vlaanderen heeft men de gewestregering en de gemeenschapsregering samengevoegd, en de Brusselse Vlamingen sturen zes vertegenwoordigers naar het Vlaams parlement om daar mee te stemmen (maar alleen over de persoonsgebonden materies). En daardoor ontstaat de indruk dat er een “Vlaamse deelstaat” is. Maar dat is maar één kijk op de dingen.
In de twee andere gewesten gaat het in de eerste plaats om echte gewest-verkiezingen, waarna er een deel van de verkozenen naar de “gemeenschap” worden gedelegeerd. Een Franse gemeenschap die intussen een federatie tussen twee gewesten is geworden. De grote ideologische kwesties spelen dus eerder via de federale verkiezingen. En in alle gevallen is de Europese inzet nog niet erg duidelijk.
Het beeld dat in Vlaanderen worden gecreëerd past natuurlijk in de nationalistische boventoon in het debat, maar ook dat is vooral een product van Vlaamse politici en Vlaamse media. In Wallonië gaat het om de gewestpolitiek, om het herstelplan, om de industriële reconversie. En van daaruit gaat het er natuurlijk om op federaal vlak de separatistische neigingen van de Vlaamse rechterzijde af te wenden.
Ook Brussel zal niet stemmen op de Vlaamse agenda. Daar speelt de visie op het stadsproject, op het nieuwe gewestelijk ontwikkelingsplan, op de demografische uitdaging, op de aanpak van de grote dossiers: werk, huisvesting, mobiliteit en onderwijs. In Brussel zie je een gevoelige verschuiving van een communautair georganiseerd politiek veld naar een inzet over een gewestelijk stadproject en een planning van de grotere metropool. Het Vlaams nationalisme mag dan wel een verdere uitbouw van de apartheid bepleiten, het is nauwelijks hoorbaar in het Brusselse debat.
Brussel
Die andere agendasetting in de twee andere gewesten blijft in de Vlaamse media bijna onbesproken, omdat ook die uitgaan van het bestaan van een Vlaamse gemeenschap met een eigen territorium. En vooral over Brussel worden dan ook nogal eigenaardige beelden geproduceerd.
De twee gemeenschappen met eigen instellingen zijn in die stad inmiddels minderheden geworden. 61 procent van de huishoudens zijn taalgemengd. De meerderheid van de bevolking heeft geen Belgo-belgische referenties en die meerderheid wordt tegen 2020 twee derden groot.
Naast de al te vele armen en uitgeslotenen uit de migratie, zijn er ook vele duizenden Brusselaars uit alle landen verbonden met de groeiende internationale functies van de stad. Vele EU-burgers dus, die in mei niet mogen meestemmen om het gewestbestuur te kiezen. En nochtans wordt Brussel meer en meer de Europese hoofdstad, een kosmopolitische smeltkroes die haar plaats moet innemen in het Europese netwerk van metropolen. En dus hebben daar de Europese verkiezingen ook een echte lokale inzet.
Welk Europa uit de bus komt, of er een doorbraak kan komen in een sociaal Europa, of er naast onderwijs en cultuur vanuit de lidstaten ook aan een Europese verbeelding kan worden gewerkt, of er vanuit de EU-instellingen ook aan de stad mag worden gewerkt,… in Brussel zijn dat allemaal zeer tastbare vragen.
Wanneer men dus Vlaanderen voorhoudt dat de inzet is de sterkste te worden in de Vlaamse gemeenschap ( sommigen denken dan onmiddellijk de “Vlaamse natie”) om van daaruit de federale staat in een houdgreep te nemen, dan is dat maar één van vele perspectieven op die verkiezingen. In Wallonië kijkt men er heel anders tegenaan.
En in Brussel gaat het vooral om de as Gewest-Europa, want daar liggen de ontwikkelingskansen. Dat is des te meer zo omdat de Belgische stammentwisten niet verder komen dan een gebruiksvriendelijk koloniaal regime uit te denken voor dat stadsgewest, terwijl het de enige kleine wereldstad in de nabijheid is.
Dat verschil in perspectief illustreert ook goed de verschillende politieke omgang met het probleem van de schalen. De mondialisering heeft de wereld veranderd en buiten de landsgrenzen getild. De komende moeder-verkiezing toont al drie van die schalen: regio, land en continent.
Vanuit nationalistisch perspectief moet het gewest een land worden, dat dan zelfstandig deel kan zijn van een Belgische en Europese confederatie. Doosjes, van klein naar groot, die mooi in elkaar passen. Maar vanuit grootstedelijk perspectief in het Brusselse stadsgewest gaat het niet om een container, maar om een knooppunt in een netwerk, een metropool in verbinding met andere plekken. En dan worden lokale verkiezingen verknoopt met de continentale, dan is het zaak het federale niet alleen bi-communautair te bekijken maar ook als een beleidskeuze.
Het is jammer de gelaagde verkiezingen te herleiden tot uitsluitend de Vlaamse zaak en alle redeneringen daaraan ondergeschikt te maken. Het leidt tot een nationalistische tunnelvisie die blind is voor de meerlagige complexiteit van deze wereld en voor hoe het lokale samenhangt met het globale.
Het is dat perspectief dat we in ons boek “Wereldvreemd in Vlaanderen. Bakens voor een progressieve politiek” samen met de Vooruitgroep hebben ontwikkeld. Het zou bijdragen tot de kwaliteit van onze democratie die verschillende perspectieven aan bod te laten komen en er niet domweg van uit te gaan dat de Vlaamse beeldvorming ook rekenschap aflegt van hoe de wereld er echt uitziet. Het zou immers kunnen dat er enige panda-achtige verdwazing is opgetreden…
Eric Corijn is hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel en lid van de Vooruitgroep.
Wereldvreemd in Vlaanderen · Bakens voor een progressieve politiekis het eerste boek van de Vooruitgroep en verscheen bij EPO. Eric Corijn en Pieter Saey verzorgden de redactie. De Vooruitgroep is een informele denktank van academici, kunstenaars en publicisten die zich zorgen maken over de toenemende verrechtsing van het politieke klimaat. Het boek wordt op 24 april om 20u voorgesteld in De Groene Waterman in Antwerpen.