Nieuws, Economie, Samenleving, België, ACW, EU2020, Patrick Develtere, Lissabon-strategie, Bea Cantillon, Sociaal model, Europees sociaal beleid -

De toekomst van het Europese sociale model

In het kader van de vijfde Europese Sociale Week kwamen vertegenwoordigers van verschillende christelijke werknemers- en werkgeversorganisaties in Oostende bijeen om het Europese sociale model tegen het licht te houden. Hoe kan men dit model toekomstbestendig maken en een antwoord laten bieden op de globalisering, de groeiende ongelijkheid en de klimaatverandering?

vrijdag 24 januari 2014 20:10
Spread the love

Patrick Develtere: “We zijn in TGV gestapt, maar 20 procent is achtergebleven”

Volgens ACW-voorzitter Patrick Develtere is het Europese sociale model een krachtig model dat niet uitsluitend gericht is op groei, maar ook de nadruk legt op welvaart en welzijn. De combinatie van economische groei en herverdeling heeft volgens Develtere bovendien geleid tot een sterke emancipatie van de Europese bevolking. 

Vandaag de dag wordt dit sociale model echter geconfronteerd met nieuwe problemen. Een belangrijk pijnpunt is volgens Develtere dat veel mensen niet meegenomen zijn in het economische model van Europa, en hierdoor veroordeeld zijn tot een leven in armoede.

“We zijn samen in een TGV gestapt en razendsnel vooruitgegaan, maar 20 procent van de mensen is achtergebleven.” Maar ook de lagere middenklasse kampt volgens Develtere met grote problemen, die veelal het gevolg zijn van stress en tijdsdruk.

Daarnaast vormt het creëren van een duurzame toekomst volgens Develtere een belangrijke uitdaging voor het Europese sociale model. “We zijn momenteel onze natuurlijke omgeving aan het kannibaliseren en kapot aan het consumeren”, stelt hij.

Daarom moet er volgens de ACW-voorzitter gestreefd worden naar een model van kwalitatieve groei, dat rekening houdt met sociale, ecologische en spirituele dimensies.

Bea Cantillon: nood aan herverdeling en bindende afspraken

Ook Bea Cantillon, voorzitter van het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck, beschouwt armoede als een belangrijke zwakke plek in het Europese sociale model. Volgens haar is men bij het opstellen van het Verdrag van Lissabon en de EU 2020-doelstellingen uitgegaan van een foutief paradigma: dat het inzetten op economische groei en tewerkstelling zou leiden tot minder armoede en minder sociale uitgaven.

Zo was er volgens Cantillon voor de crisis sprake van een groei van de tewerkstelling, behalve voor degenen die de jobs echt nodig hadden. Hierdoor ontstond er een polarisatie op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd werd er een beleid ontwikkeld waarbij de sociale uitgaven (bijvoorbeeld in het kader van de kinderopvang) vooral ten goede kwamen van ‘werkrijke’ gezinnen. Ondertussen daalden de uitkeringen, waardoor de armoede onder werkloze gezinnen alsmaar steeg.

“Al voor de crisis was het duidelijk dat we de 2020-doelstellingen niet zouden halen”, stelt Cantillon. Hoe kan men in Europa dan wel een waardig sociaal model realiseren? Volgens Cantillon is het vooral belangrijk dat men in Europa streeft naar bindende afspraken; bijvoorbeeld op het gebied van een Europees minimumloon en sociale rechten. Bovendien is er volgens haar nood aan een herverdeling tussen arme en rijke landen, die gerealiseerd zou kunnen worden via de inzet van Europese sociale fondsen.    

Jérôme Vignon: een ‘ecologie van de tewerkstelling’

Ook Jérôme Vignon, voorzitter van de Franse sociale week, signaleert dat benadeelde groepen de afgelopen decennia niet geprofiteerd hebben van de groei van het aantal banen. Ook wijst hij erop dat Europa uit angst voor opkomende economieën de kwaliteit van het werk heeft laten vallen.

Vignon is bovendien bezorgd over de toekomst van de sociale organisaties in Europa, die hun ledental hebben zien dalen. Dit komt volgens hem mede door de opkomst van atypische contracten, die niet gebonden zijn aan collectieve arbeidsovereenkomsten. 

Om deze obstakels te overkomen pleit Vignon voor een holistische benadering van het Europese sociale model: een ‘ecologie van de tewerkstelling’. Hiermee moet men een evenwicht realiseren tussen de belangen van werk en kapitaal.

Pierre Defraigne: afstand doen van ‘roofeconomie’

Volgens econoom Pierre Defraigne is de strategie van Lissabon uiteindelijk de ‘tragedie van Lissabon’ gebleken. “Men wilde van Europa de grootste kenniseconomie ter wereld maken. Ondertussen zijn de investeringen in onderzoek gedaald.” Bovendien is Europa volgens Defraigne van haar traject afgeweken door het toedoen van een geldgierige elite en een financiële economie die steeds meer geld weg is gaan pompen uit de reële economie.

Hij pleit er dan ook voor afstand te doen van de ‘roofeconomie’, waarin niets meer gecreëerd wordt. Materiële investeringen en investeringen in onderzoek zijn volgens hem essentieel voor de toekomst van Europa. Hiervoor heeft men volgens Defraigne een eurozone met een centrale begroting nodig, die rekening houdt met de werkloosheidskassen en gefinancierd uit belastingen op grote vermogens en ondernemingen.  

George Dassis: “zelfverrijkers moeten duitje bijdragen”

Ook de Griek George Dassis, voorzitter van de Werknemersgroep van het Economisch en Sociaal Comité van de EU, wil dat Europa wapens ontwikkelt waarmee de zelfverrijking door de financiële wereld bestreden kan worden. Hij wijst in dit licht op het voorstel om financiële transacties te belasten.

“Een hele kleine belasting kan al 15 tot 25 miljard euro opleveren”, stelt hij. “Laat degenen die zich verrijken een duitje bijdragen”.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!