Veel drama’s halen overigens nauwelijks de kranten, zoals het nieuws van 92 migranten uit Niger die onlangs in de Ténéréwoestijn in de zuidelijke Sahara omkwamen van de dorst in een poging Algerije te bereiken. Het bericht is slechts hier en daar opgepikt door de media.
Afhankelijk van landbouw
In de slottekst van de Europese top staat dat de oorzaken van illegale migratie bij de wortel moeten worden aangepakt, meldt NRC Handelsblad, dus in de Afrikaanse landen waar migranten vandaan komen, met name door ontwikkelingshulp, maar ook met een effectief terugkeerbeleid.
Wat dit eerste betreft: vrijwillig terugkeren naar eigen land wordt juist in de kiem gesmoord door strenge grenscontroles. Het perspectief van een tweede gevaarlijke poging het beloofde land te bereiken, weerhoudt migranten ervan naar hun land van herkomst terug te keren. Als de EU-landen dus retourmigratie willen bevorderen, zou het versoepelen van grenscontroles al een stuk helpen.
Wat betreft ontwikkelingshulp: die zou wellicht een stuk minder nodig zijn als de EU minder subsidie zou geven aan haar eigen boeren. Zoals een Poolse journalist onlangs schreef in Polityka: “Als de Europeanen geen Tunesische kool in Europa willen, krijgen ze vroeg of laat de Tunesiërs zelf”. Zolang de Noord-Zuidongelijkheid blijft bestaan, zal dit immigratie blijven voeden.
‘Plofkippen’ geëxporteerd naar Afrika
Door de huidige Europese steun aan de eigen landbouw maken Afrikaanse boeren weinig kans op de wereldmarkt: hun producten zijn te duur om te kunnen concurreren in verhouding tot Europese producten waarvan de prijzen door overproductie kunstmatig laag worden gehouden.
Hierdoor hebben we te maken met absurde situaties waarin het voor Afrikaanse landen goedkoper is om Europese landbouwproducten te importeren dan om ze zelf te produceren. Zo is bekend dat Nederlandse kip in West-Afrika lokale kippenboeren verdringt en dat Nederlandse, Belgische en Franse uien al jaren geleden de lokale uienmarkt in Senegal hebben verstoord.
We ‘dumpen’ dus onze levensmiddelen in ontwikkelingslanden, wat hun zelfvoorzienendheid in de weg staat.
Deze subsidies aan Europese boeren in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) kostten in 2011 nog 58 miljard euro, zo’n 43 procent van het gehele EU-budget.
Bovendien deelde de EU in 2011 nog 160 miljoen euro aan exportsubsidies uit aan landbouwbedrijven om Europese bedrijven te helpen hun producten op de wereldmarkt te slijten.
Maar volgens de EU, die van mening is dat de subsidies niet marktverstorend zijn, “gaat slechts een zeer klein deel van de gesubsidieerde goederen naar Afrika”.
En de half miljoen ‘plofkippen’ die het Franse bedrijf Doux dagelijks verwerkt voor export naar onder meer Afrika dan? Nieuwsuur meldde vorig jaar dat dit bedrijf 55 miljoen EU-exportsubsidies opstrijkt. [Update 18 november 2013: de Europese Commissie heeft de exportsubsidies afgelopen zomer stopgezet].
GLB verstoort de markt
De EU gaat er bovendien prat op dat de “50 armste landen van de wereld zonder invoerrechten onbeperkt kunnen invoeren in de EU” (dit is wel het minste) en dat ze “ruim twee derde van de ingevoerde landbouwproducten uit ontwikkelingslanden haalt: meer dan de VS, Australië, Japan, Canada en Nieuw-Zeeland samen.”
Moeten de vijftig armste landen hier dankbaar voor zijn?
Verschillende onderzoeken wijzen volgens een rapport van de Britse denktank Overseas Development Institute uit dat het huidige GLB wel degelijk “marktverstorend werkt en de economiën van ontwikkelingslanden schade kan berokkenen”.
In dit verband schreef de Wall Street Journal onlangs: “Als deze [EU-]subsidies [aan Europese boeren] zouden worden verlaagd, zou de EU meer importeren uit andere landen, waaronder Afrikaanse landen die voor hun BBP voor een groot deel afhankelijk zijn van landbouw. Juist uit deze landen zijn veel migranten afkomstig”.
Oneerlijke steun
Bovendien is het GBL in strijd met het doel dat de EU zichzelf heeft gesteld met betrekking tot ontwikkelingslanden: niet alleen in ontwikkelingssamenwerking, maar op alle beleidsterreinen moet de EU rekening houden met de belangen van ontwikkelingslanden.
Niet alleen een efficiënter grensbeleid, maar ook het afbouwen van de oneerlijke steun aan de Europese landbouw, zou daar deel van moeten uitmaken.
De Correspondent kwam onlangs met een revolutionair plan dat door meerdere onderzoeken gestaafd wordt: stel alle grenzen open en de armoede in ontwikkelingslanden zou de wereld uit worden geholpen. Bovendien zou dit goed zijn voor de economieën van rijke landen.
Voordat de tijdgeest klaar is voor zo’n plan (misschien wel nooit), zullen nog duizenden mensen omkomen in hun vlucht naar een beter leven. Eerst maar die landbouwsubsidies afbouwen dan.
Judith Sinnige