Pavlo Lapshyn kreeg op 25 oktober in een Britse rechtszaal een gevangenisstraf van 40 jaar opgelegd (Guardian, 10/25). Lapshyn werd veroordeeld omdat hij op 29 april de 82-jarige grootvader Mohammed Saleem doodstak toen deze terugkeerde van het avondgebed in de Birmingham-moskee en omdat hij minstens drie bommen plantte, die tegen moslims waren gericht. Een ervan zou volgens autoriteiten dodelijk zijn geweest als een geplande biddienst in de moskee niet was uitgesteld.
“Ik heb een raciale haat in mij”, vertelde Lapshyn de onderzoekers. “Ik zou graag het raciale conflict doen toenemen, want zij zijn niet blank en ik ben wel blank.”
Dit terrorismeverhaal werd amper opgepikt door de nieuwskanalen in de VS. Volgens de Nexis news database kwamen Mohammed Saleem en Pavlo Lapshyn slechts in 10 Amerikaanse kranten en berichten van nieuwsagentschappen ter sprake. Meestal ging het om korte berichten van Associated Press en States News Service (Associated Press, 10/25; States News Service, 19/25). De New York Times was de enige grote krant die een gedetailleerd verslag gaf, op 23 oktober.
Er is een opvallend contrast tussen het verhaal van Saleem en dat van de Britse legersergeant Lee Rigby, die enkele weken later in een straat in Londen door islamistische aanvallers werd vermoord. Rigby en zijn moordenaars, Michael Adebowale en Michael Adebolajo, werden in 570 Amerikaanse kranten en berichten van nieuwsagentschappen vermeld.
Daar is meer dan één reden voor. Rigby’s moordenaars bleven op de plaats van het delict en werden gefilmd terwijl ze spraken over hun moord op de soldaat. Toch valt het moeilijk te ontkennen dat Rigby’s verhaal om nog een andere reden meer dan 50 keer zo veel media-aandacht kreeg als dat van Saleem: het stemt overeen met een vals en schadelijk medianarratief over wie bij zulke vreselijke daden de daders zijn en wie de slachtoffers.
Vertaling Isis Brun