Sociaaldemocraten zowel winnaars als verliezers
De voorgaande centrumrechtse Tsjechische regering sneuvelde in juni, nadat de medewerker en minnares van premier Petr Ne?as ervan werd beschuldigd dat zij de militaire inlichtingendienst had verzocht diens vrouw te bespioneren. Ne?as zelf zou bovendien een tweetal kritische parlementsleden lucratieve overheidsfuncties hebben aangeboden, onder voorwaarde dat zij zouden afzien van hun verzet tegen een wetsvoorstel.
De sociaaldemocraten hoopten in de verkiezingen te kunnen profiteren van deze politieke integriteitscrisis op rechts. Hoewel de ?SSD met iets meer dan 20 procent van de stemmen de grootste partij werd, wist de partij hiermee echter slechts 50 van de beoogde 70 zetels te winnen.
Dit leidde ertoe dat de leiderschapspositie van sociaaldemocratische partijvoorzitter Bohuslav Sobotka ter discussie kwam. Sobotka wist uiteindelijk een interne stemming waarin hij werd verzocht af te treden, die door hem gekarakteriseerd werd als een couppoging, te overleven.
De proteststemmer aan zet?
Volgens verschillende media moet de proteststemmer gezien worden als de daadwerkelijke winnaar van de Tsjechische verkiezingen. DeWereldMorgen.be vroeg Petr Kopecký, hoogleraar politieke wetenschappen aan de Universiteit Leiden en redacteur van East European Politics, in hoeverre de goede verkiezingsresultaten van miljonairspartij ANO en de communistische partij gezien moeten worden als een protest tegen de corruptieschandalen die de Tsjechische politiek teisteren.
Kopecký stelt hierop dat de mate van corruptie in Tsjechië zeker niet extremer is dan in andere Oost-Europese landen. “Dat moet dus een beetje genuanceerd worden. Maar dat wil niet zeggen dat kiezers hier niet negatief op reageren.”
“Bijna iedere Tsjechische regering kent immers haar eigen corruptieschandalen. In tijden van economische crisis leidt dit bovendien tot het gevoel dat de grote partijen vooral met zichzelf bezig zijn en niet weten wat er in de samenleving speelt”, vertelt Kopecký.
De crisis in de Tsjechische politiek moet volgens Kopecký dan ook vooral gezien worden als een crisis van de grote partijen. “Die bieden door hun eigen falen anticorruptiebewegingen de volledige ruimte om negatieve sentimenten jegens de politiek uit te buiten”.
KSCM: communisme zit vooral in de naam
De Communistische Partij van Bohemen en Moravië (KS?M) wist iets minder van 15 procent van de stemmen te behalen. Volgens Kopecký moet men dit opmerkelijke verkiezingsresultaat echter niet zuiver interpreteren als steun voor de communistische ideologie.
“Van die communistische ideologie is in de partij eigenlijk weinig overgebleven. Al in de vroege jaren negentig besloot de KSCM de naam ‘communistische partij’ niet op te geven, maar het programma van deze partij is intussen best radicaal veranderd”, aldus Kopecký.
“Belangrijke onderdelen van de communistische ideologie, zoals de nationalisering van het eigendom en de planeconomie, zijn helemaal opgegeven. De partij is nu eerder een radicaal socialistische partij en niet meer een communistische partij.”
Het is volgens Kopecký dan ook onterecht dat veel Westerse media de KS?M bestempelen als de enige hardcore communistische partij van Oost-Europa. “De partij neemt deel aan enkele regeringscoalities op lokaal en regionaal niveau. Als je kijkt hoe de partij zich hier gedraagt, kan men niet spreken van een hardcore communistische partij: eerder een radicaal socialistische beweging.”
“De beeldvorming in de Westerse pers is grotendeels gebaseerd op het feit dat de partij de naam niet heeft opgegeven. Dat was een strategische beslissing in de jaren negentig, omdat de KS?M bang was haar identiteit en kiezers te verliezen.”
Volgens Kopecký is het wel zo dat de KS?M een kern van de kiezers die deze partij trouw was gedurende het communistische bewind heeft behouden. Maar de communisten hebben volgens de hoogleraar eveneens geprofiteerd van een groot aantal proteststemmen.
“Als de sociaaldemocraten het niet goed doen, zoals tijdens de laatste verkiezingen het geval was, blijft een deel van hun kiezers thuis en stapt een deel over naar de communistische partij”, zegt Kopecký.
Polarisatie op links problematisch voor sociaaldemocraten
Voorafgaande aan de verkiezingen van oktober leidde de intentie van de sociaaldemocraten om een minderheidsregering te vormen met steun van de communisten tot enige oproer. Zo uitte de controversiële kunstenaar David Cerny vier dagen voor de verkiezingen protest door een gigantische paarse middelvinger voor de Praagse burcht te plaatsen, tevens de presidentiële residentie van Tsjechië.
“De polarisatie in de Tsjechische maatschappij is merkbaar: dat is al jaren zo”, vertelt Kopecký. “Het is in grote lijnen een polarisatie tussen de aanhangers van de linkse en de rechtse partijen. Kiezers in Tsjechië verspringen niet snel van de linker- naar de rechterflank.”
“Op links is er echter ook nog sprake van een andere polarisatie: die heeft betrekking op de vraag of de sociaaldemocraten zouden mogen samenwerken met de communisten. Die polarisatie is een enorm groot probleem voor de sociaaldemocraten: zij hebben namelijk altijd een andere partij nodig om te kunnen regeren.”
‘Babišconi’ als logische coalitiepartner
Doordat de sociaaldemocraten en communisten over onvoldoende zetels beschikken om een minderheidsregering met gedoogsteun te vormen, is de nieuwe miljonairspartij ANO inmiddels een realistische coalitiepartner. ANO, een afkorting voor Actie voor Vervreemde Burgers en tevens Tsjechisch voor ‘ja’, wist op de tweede plaats te debuteren met maar liefst 47 zetels. Sobotka heeft inmiddels aangegeven dat hij een coalitie met ANO en de christendemocraten (goed voor 14 zetels), als de meest logische regeringsoptie beschouwt.
“ANO heeft een zeer sterk anticorruptie-ethos, alhoewel in het partijprogramma niet duidelijk vermeld staat hoe ANO de corruptie concreet wil bestrijden”, stelt Kopecký. “Deze partij beloofde die kiezers om de politiek op te schonen”.
Kopecký verwacht echter niet dat ANO een langdurige factor van belang zal zijn binnen de Tsjechische politiek. “Binnen vier jaar zijn dergelijke partijen meestal verdeeld geraakt, omdat ze niets bereiken.”
Hij verwijst hierbij naar de anti-corruptiepartij Public Affairs, die in 2010 wist toe te treden tot een centrumrechtse regeringscoalitie. Uiteindelijk werd een Public Affairs-minister zelf beschuldigd van corruptie en besloot de partij niet deel te nemen aan de verkiezingen van 2013.
Waar Public Affairs een links-georiënteerde protestpartij was, lijkt een groot deel van de ANO-kiezers volgens Kopecký vanuit de rechterzijde te komen. Zo pleit de partij bijvoorbeeld voor sterke belastingverlagingen. “Het programma van ANO is een populistische, of zelfs opportunistische, mix van linkse en rechtse standpunten”, stelt Kopecký.
Andrej Babiš, de voorman van ANO, is de eigenaar van een bedrijf dat chemische en voedingsproducten ontwikkelt en tevens de op een na rijkste man van Tsjechië. Dit jaar kocht Babiš bovendien twee van de grootste Tsjechische kranten op. Dit, in combinatie met het feit dat de multimiljonair veel eigen geld investeerde in zijn politieke campagne, leverde hem in de media de bijnaam Babišconi op.
‘Shifting majority’ als ziekte in de Tsjechische politiek
Kopecký schat dat de regeringsformatie nog lang zou kunnen duren. “Misschien niet zo lang als in België, maar dat kan bijna niet”, zegt hij lachend. “Maar ook Tsjechië had op een gegeven moment een record in handen met betrekking tot de langste formatie.”
Het op korte termijn uitroepen van nieuwe verkiezingen ligt volgens Kopecký niet in de lijn der verwachtingen. “Hoogstwaarschijnlijk zal dit leiden tot een nog lagere verkiezingsopkomst, terwijl men in oktober al kon spreken van een van de laagste opkomsten in de postcommunistische geschiedenis.”
Volgens Kopecký is de kans echter klein dat de sociaaldemocraten met ANO als coalitiepartner een stabiele meerderheid kunnen vormen. “Zoals bij al dit soort partijen het geval is, zal ANO waarschijnlijk onder druk worden gezet door de oppositie en media en gaan kraken”.
De ervaring leert volgens Kopecký dat de meerderheid van de regeringscoalitie hierdoor steeds kleiner zal worden. “Dan krijg je te maken met een zogenaamde shifting majority. Dat is al jaren een ziekte binnen Tsjechische regeringen.”
Volgens de hoogleraar is de kans dan ook groot dat de Tsjechische kiezer over een jaar of twee weer voor de stembus zal moeten verschijnen.