De supermarkt maakte de weg vrij in de jaren twintig van de 21ste eeuw. Omdat gigaconcerns in die tijd de norm waren, telde Carrefour, de nummer één van de distributiesector, ongeveer 500.000 werknemers, verspreid over zo’n 40 landen.
Economisch gezien is dat natuurlijk absurd. Welk belang heeft een supermarkt in pakweg Brugge erbij om zijn sociale doelstelling (het verkopen van courante consumptiegoederen) te verbinden aan de prestaties van een mondiaal netwerk van verkoopspunten?
Niemand wint daar bij, de verbruiker niet, de werknemer niet, de belastingen niet, de planeet niet, honden en katten niet. Het dient echt geen enkel ander doel dan veel winst maken voor een beperkt aantal personen.
Er is echter altijd een keerzijde aan de medaille. Er duiken bepaalde, soms onverwachte voordelen op. In de jaren twintig (van de 21ste eeuw) hebben alle werknemers van Carrefour (alle 500.000) hun krachten gebundeld in een nieuwe vakbond voor hun sector, en met hun aantal als sterkste wapen grijpen ze de macht.
Bepaalde aspecten van deze roze revolutie (roze is de kleur van de utopie) blijven verborgen in een waas van geheimzinnigheid. Volgens sommigen is het dankzij enkele hold-ups door een klandestiene voorhoede van de verenigde vakbond van Carrefour dat de overname van het bedrijf zo snel kon gebeuren.
Niets is echter zeker, vooral omdat de structuur van de aandeelhouders al lang volledig was ontmanteld. De archieven die er van die periode overbleven, zijn bovendien weinig ‘spraakzaam’.
Heel wat prangende kwesties moesten worden opgelost. Het basisidee van een supermarkt is het vergemakkelijken – het economisch rationaliseren – van de aankopen van de mensen. Dat veronderstelt een zo goed mogelijke centralisering en planning van productie en consumptie. Zolang fossiele brandstoffen in overvloed voorradig waren, was dat makkelijk. Steeds meer en meer vrachtwagens zorgden voor de toevoer.
Dat gebeurde uiteraard niet zonder schade aan te richten: verstopping van de wegen, explosie van de luchtvervuiling. Die dingen horen vandaag allemaal tot het verleden.
De jaren twintig (van de 21ste eeuw) waren ook die van de ‘petroleumpieken’. Het paard werd een ideaal ecologisch alternatief voor middellangeafstandsverplaatsingen.
Een paard is uiteraard trager en heeft niet de capaciteit van een tientonner. Daar kan het niet tegen concurreren. Er was dus geen sprake meer van je lokale supermarkt te voorzien van duizend en één producten die van duizenden kilometers ver komen.
Dat moest voortaan anders aangepakt worden, onder meer door meer lokaal te gaan produceren, dichter bij de consumenten en omgekeerd, door de consumenten dichter bij de producenten te brengen.
De Carrefourcoöperatie is, zoals de meeste muntinationals die door hun werknemers werden overgenomen, een van de grootste paardenfokkers ter wereld geworden.
Die traagheid heeft ook zijn mooie kanten. Het aantal leveringen aan de supermarkt is verminderd. De arbeiders hebben nu meer tijd om zich met de klanten bezig te houden. Ze zijn uit zichzelf ook meer vormingscursussen gaan volgen, bijvoorbeeld om talen te leren en klassiekers van buitenlandse literatuur te lezen. Dat is ook veel aangenamer voor de consumenten.
De mensen appreciëren een aankoop immers meer als ze daar op voorhand wat kunnen over dromen.
Omdat er geen koopwaar meer wordt aangeboden die van ver is aangevoerd, hebben de supermarkten nu ook veel open ruimte. Dat zet aan tot creativiteit. Er spelen kinderen spelen, volwassenen blijven er staan keuvelen of helpen de schoonmaakploegen. Er is altijd wel iets te doen, etiketten tekenen bijvoorbeeld.
Men amuseert zich eigenlijk uitstekend in de supermarkt. Uiteraard gaan mensen ernaartoe om dingen te kopen, maar het is niet dat wat primeert.
In 2050 werkt de economie helemaal anders. Geld verdienen, is niet meer het ultieme doel. De mensen werken nu samen omdat dat de beste manier is om het leven aangenamer te maken. De coöperatie van Carrefour is daar een mooi voorbeeld van.
Erik Rydberg
Erik Rydberg is medewerker van Gresea. Hij is voormalig journalist bij de kranten La Cité, La Wallonie en Le Matin en is auteur van meerdere boeken.
Dit is de Nederlandse vertaling van een fabel van Erik Rydberg, die gebaseerd is op een dossier in het tijdschrift Gresea Echos 74 gewijd aan duurzame ontwikkeling.
Gresea, Groupe de recherche pour une stratégie économique alternative (onderzoeksgroep voor een alternatieve economische strategie) brengt sinds 1978 NGO’s, vakbondsmensen en academici samen om na te denken over een andere economie voor de wereld.
Je vind alle bijdragen aan de ‘Week van de toekomst: het jaar 2050’ in ons dossier ‘Week van de toekomst’.