De oliepalmteelt is veruit de belangrijkste oorzaak van Indonesiës hoge uitstoot van broeikasgassen en brengt de Sumatraanse tijger op de rand van uitsterven. Volgens het rapport van Greenpeace is Wilmar één van de oliepalmtelers en –handelaars die daar in grote mate voor verantwoordelijk zijn.
Multionationals als Colgate Palmolive, Mondelez International (het vroegere Kraft), Procter & Gamble en Reckitt Benckiser zijn klant bij Wilmar en daardoor volgens Greenpeace medeschuldig aan het verdwijnen van regenwoud en veengronden in Indonesië. Ook een aantal Belgische bedrijven lopen het risico palmolie te gebruiken afkomstig uit ontbossing.
400.000 ton palmolie op de Belgische markt
België importeerde in 2012 meer dan 400.000 ton palmolie, dat is ongeveer 1,4 procent van de wereldproductie. Een klein deel daarvan komt rechtstreeks uit de productielanden België binnen.
Ongeveer 300.000 ton wordt ingevoerd via de faciliteiten van palmoliehandelaars en -raffinaderijen in Nederland. Deze bedrijven kopen hun palmolie vooral in Indonesië en Maleisië, de twee grootste palmolieproducenten ter wereld.
Niet alle palmolie die wordt ingevoerd, komt bij de Belgische consument terecht, een deel wordt verwerkt tot bestanddelen voor producten die voor de export bestemd zijn. Denk daarbij aan oppervlakteactieve stoffen voor shampoo of margarine die in België en andere Europese landen worden verkocht.
Moeilijk te bepalen waar bedrijven palmolie inkopen
De toevoerketen van palmolie is volgens Greenpeace niet transparant, waardoor het vaak moeilijk te achterhalen is welke bedrijven zich waar bevoorraden. De meeste bedrijven werken via internationale grondstoffenhandelaars en raffinaderijen zoals Wilmar, maar ook Cargill, IOI en Fuji Oil.
Deze en andere rafinaderijen kopen de palmolie die ze verder verhandelen op hun beurt ook regelmatig aan bij Wilmar. Verschillende Belgische bedrijven doen zaken met deze rafinaderijen en hoewel ze dus niet rechtstreeks bij Wilmar aankopen, kan het nog steeds zo zijn dat ze palmolie kopen die direct gelinkt is met de bosvernietiging in Indonesië waarvoor Wilmar verantwoordelijk is.
Greenpeace wijst onder meer de Belgsiche bedrijven Aigremont, Colruyt, Delhaize, Lotus, Lutosa, Royale Lacroix en Vandemoortele met de vinger. Geen van deze bedrijven heeft op dit moment een beleid om te voorkomen dat palmolie uit ontbossing aangekocht wordt.
Wilmar International heeft geen mooi track record
Het in Singapore gevestigde Wilmar International iséén van de grootste spelers op de palmoliemarkt. Het bedrijfhaalde in 2008 al het nieuws toen het toegaf dat er op drie van zijn plantages in het Indonesische Sambas regels en wetten zijn overtreden rond het verwerven van land, bij compensatiekwesties en in milieueffectenrapportages.
In 2012 had Wilmar een omzet van 34,5 miljard euro en een netto winst van 1 miljard euro. Het bedrijf is de laatste vier jaar met 14 procent gegroeid en is eigenaar van 255.000 hectare aan oliepalmplantages.
Wilmar heeft een strategie ontwikkeld voor maatschappelijk verantwoord ondernemen met nadruk op duurzame groei en ontwikkeling. Ondanks dit officiële beleid blijft Wilmar volgens de Nederlandse organisatie Milieudefensie, die campagne heeft gevoerd tegen misstanden bij het bedrijf, conflictsituaties veroorzaken met betrekking tot landrechten.
NGO’s en lokale gemeenschappen hebben klachten ingediend bij zowel de ombudsman van de Wereldbank als bij de Ronde tafel van Duurzame Palmolie (RSPO). De laatste ontwikkelingen laten volgens Milieudefensie zien dat de landconflicten zich van Zuidoost-Azië nu ook uitbreiden naar landen in Afrika.
Greenpeace wil meer initiatief om palmolie uit ontbossing te weren
Consumentenbedrijven moeten dringend meer initiatief nemen om palmolie afkomstig uit ontbossing uit hun toevoerketens te weren, aldus het rapport van Greenpeace: “Bedrijven die palmolie verkopen en verwerken in hun producten moeten ervoor zorgen dat ze zelf een nulontbossingsbeleid ontwikkelen, te beginnen met volledige ketentransparantie.”