Ilan Pappé was uitgenodigd door het Leuvens Actieplatform Palestina (LAP) aan de KuLeuven, in het kader van het vak geschiedenis van het Midden Oosten en Noord-Afrika na de Eerste Wereldoorlog.
De Israëlische historicus werkt sinds 2007 als professor voor het departement Sociale Wetenschappen en Internationale Studies aan de Exeter universiteit in het Verenigd Koninkrijk (VK). Voordien werkte hij aan de universiteit van Haifa, maar omwille van publicaties als The ethnic cleansing of Palestine werd zijn job er onhoudbaar en besloot hij te verhuizen.
Geschiedenis in Israël
Toen Pappé in de jaren 1970 geschiedenis begon te studeren aan de Hebrew University in Jeruzalem, werd in Israëlische academische kringen niet gepraat over ‘Palestina’. De geschiedenis van het land was de geschiedenis van Israël.
Het bewustzijn ontstond dat er zoiets was als het Palestijnse volk, maar het was de vijand en er was geen interesse voor hun interpretatie van de geschiedenis. Het gangbare idee in Israël was dat er maar één manier bestond om de geschiedenis te begrijpen, namelijk de Israëlische manier.
1948
Nadat Pappé zijn algemene Bachelor of Arts had afgerond aan de Hebrew University, besloot hij zijn inhoudelijke focus te leggen op het jaar 1948. In de geschiedenis van het Israëlisch-Palestijns conflict is dit een cruciaal jaar.
De invalshoeken verschillen: voor Israëli’s is het een geweldig jaar, voor Palestijnen gaat het om een ramp (Nakba). Na 2000 jaar in ballingschap keert het joodse volk terug naar het thuisland. Een miljoen Palestijnen wordt verjaagd en 80 procent van Palestina wordt met geweld ingenomen door Israël.
Israëlische archieven
De Israëlische archieven met politieke documenten over het cruciale jaar 1948 werden na 30 jaar, in 1978, geopend voor het publiek. Ook Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en de VN gaven dat jaar hun politieke documenten vrij.
Pappé besloot een doctoraat te schrijven op basis van de archieven. Hij koos voor de universiteit van Oxford, omdat hij binnen een Israëlische universiteit niet de ideologische vrijheid zou hebben die nodig was. Het doctoraat ging voor hem niet alleen over het bezoeken van de archieven en het bestuderen van de feiten. Pappé wilde ook onderzoeken wat geschiedenis is: wat de filosofie erachter is en welke rol ideologie speelt.
De feiten en de vertelling van de feiten
Het idee van narrative, de vertelling van de feiten, staat centraal in de lezing. Geschiedenis is voor Pappé steeds een combinatie van feiten en een vertelling van de feiten. De narrative is een gevolg van de interactie tussen de feiten en je eigen ideeën, dromen, ideologie en (opleidings-)achtergrond als geschiedschrijver. De nationale narrative bepaalt hoe je de feiten begrijpt en ermee interageert.
De Palestijnse versus de Israëlische geschiedenis
De Palestijnse en Israëlische nationale interpretaties van de geschiedenis staan lijnrecht tegenover elkaar. Voor de Palestijnen vond in 1948 een kolonisering en etnische zuivering plaats, terwijl het voor joden gaat om de terugkeer naar het verloren vaderland.
Bij het bestuderen van de archieven van 1948, botste Pappé op historische feiten die niet te rijmen zijn met de zionistische versie van de geschiedenis. Pappé haalde dan ook een aantal zionistische mythes over 1948 onderuit.
Mythes in de geschiedenis van Israël
Een van die mythes is dat Israël dreigde vernietigd te worden door de Arabische wereld. De archieven toonden aan dat er in 1948 geen existentiële dreiging bestond, aangezien de balans van militaire macht in Israëls voordeel was. De Palestijnen hadden geen militaire macht en met Jordanië, dat toen over het sterkste Arabische leger beschikte, had het Joods Agentschap een geheime overeenkomst gesloten. Die overeenkomst verzekerde de joden ervan dat Jordanië niet zou tussenkomen in het voordeel van de Palestijnen, op voorwaarde dat het na de oorlog een deel van Palestina zou krijgen.
Een tweede mythe stelt dat het Palestijnse volk uit eigen beweging besliste te vertrekken, voordat de oorlog in 1948 uitbrak. Zo zou volgens de mythe het vluchtelingenprobleem ontstaan zijn. Op basis van de archieven blijkt dat in 1948 sprake was van een systematische, geplande en gewelddadige verdrijving van de Palestijnen.
Geschiedenis als een diplomatieke strijd
De strijd tussen de feiten en de geschiedenis woedt vandaag verder. Israël ziet zichzelf volgens Pappé als een land dat in een permanent existentieel conflict verkeert. Vanuit die perceptie voert Israël een diplomatieke strijd, met als doel internationale steun te winnen door de eigen versie van de geschiedenis voor te stellen als de waarheid.
Als Israëlische of Palestijnse geschiedkundige wordt je dan willens nillens een activist als je over de geschiedenis van je land schrijft. Voor Pappé rees de vraag of hij een ambassadeur voor de Israëlische geschiedenis zou worden of dat hij tegen de Israëlische narrative zou ingaan. Pappé verkoos de tweede optie.
De Nieuwe Historici in Israël
Ilan Pappé was één van de Nieuwe Historici, die in de jaren 1980 de zionistische versie van de geschiedenis bekritiseerden op basis van de studie van de nationale Israëlische archieven. Volgens hen was er in 1948 sprake van een etnische zuivering van de Palestijnen door de Israëlische staat. Dat was niet nodig, omdat er geen existentiële dreiging voor de joodse staat bestond.
Aanvankelijk werd deze groep van geschiedkundigen als staatsvijand beschouwd. In de diplomatieke strijd om internationale steun, horen de Israëlische historici als een goede diplomaat de nationale narrative te ondersteunen. De Nieuwe Historici werden na de publicatie van hun resultaten in de jaren 1980 dan ook beschouwd hetzij als gek, hetzij als leugenaars, hetzij als agenten van de PLO (de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie).
Van Oslo naar de tweede intifada
Volgens Pappé veranderde die sfeer in Israël in de context van het Oslo-vredesproces. Meer en meer Israëlische geschiedkundigen aanvaardden de geschiedenis van 1948 als een verdrijving van het Palestijnse volk.
De Israëlische samenleving was volgens Pappé ook bereid om dit aan te horen. De idee heerste dat het begrijpen van de Palestijnse geschiedenis vrede dichterbij kon brengen. Pappé werd in die periode regelmatig uitgenodigd om te spreken in scholen, voor de televisie, op de radio et cetera.
De tweede intifada deed de sfeer echter weer omslaan. De Nieuwe Historici werden plots opnieuw staatsvijanden. Verschillende geschiedkundigen maakten op dat moment een complete ommezwaaien verkondigden dat ze zich hadden vergist in de interpretatie van de feiten.
De Israëlische narrative vandaag
Vandaag beschouwt de Israëlische geschiedenis het vertrek van de Palestijnen als een systematische en geplande verdrijving, die nodig en dus gerechtvaardigd was.
Al is het Israëlische ministerie van Onderwijs volgens Pappé niet zeker welke versie verteld moet worden aan de studenten. Sommigen handboeken beschrijven de gebeurtenissen in 1948 als een gerechtvaardigde verdrijving van de Palestijnen. Andere boeken houden vast aan de oorspronkelijke narrative dat de Palestijnen zelf vertrokken zijn in 1948.
Er zijn ook handboeken waarin beide versies naast elkaar worden geplaatst. De studenten kiezen als het ware zelf of ze bereid zijn de oorspronkelijke versie te slikken, aldus Pappé. Als ze niet geloven dat de Palestijnen uit eigen beweging zijn vertrokken, blijft er nog de versie over dat ze zijn verdreven omdat de Israëlische staat existentieel gevaar liep.
Ter afsluiting vatte Pappé de les die de Leuvense geschiedenisstudenten kunnen trekken uit het Palestijns-Israëlische voorbeeld samen: ideologie en geschiedenis zijn nauw verbonden met elkaar. Nadien volgde een vragenronde met het studentenpubliek.