Vera (28)
Aan Helmstraat nr 87 in Borgerhout staat er tot ver buiten een rij vrouwen aan te schuiven. Het enige wat hen uiterlijk bindt, zijn de lege winkeltrolleys die ze achter zich aan trekken. Sommigen hebben ook een kinderwagen bij zich, of een peuter aan de hand.
Wanneer ze binnenkomen in de ruimte achterin het gebouw, krijgen ze een bonnetje met een nummer op. Wanneer hun nummer afgeroepen wordt, kunnen ze hun trolley vullen met het voedselpakket van de week. Rijst, pasta, melk, brood, tomaat in blik, dat soort dingen zitten er altijd bij. Afhankelijk van de giften zijn er ook andere etenswaren: koekjes, vlees, kaas.
Tijdens het wachten drinken de vrouwen een kop koffie en eten ze soep of een boterham. Anderen gaan alvast aanschuiven aan de balie waar je zeep, schoonheidsproducten en luiers kunt krijgen, of ze kijken wat er in de aanbieding ligt in het boekenrek. Voor 20 cent heb je al een Nijntjesboek. Literatuur voor grote mensen is er ook.
Dit is de Antwerpse afdeling van Moeders voor Moeders, waar alleenstaande moeders in armoede kunnen aankloppen voor hulp.
Nummertje trekken
Het is er druk, en op dit moment wordt nummer 34 afgeroepen. Vera heeft nummer 81, tijd genoeg om intussen een boterham te eten. Vera is 28, draagt een beige trenchcoat en heeft parelmoeren knopjes in de oren. Haar blonde haren draagt ze in een modieuze staart, haar make-up is subtiel, maar perfect in orde. Ze zit met rechte rug, om haar pols draagt ze een leren horloge.
“Ik doe er alles aan om er superverzorgd uit te zien. Ik ben niet beschaamd meer dat ik hier moet komen, maar ik wil er niet arm uitzien. Ik heb ook nog wel spullen van vroeger, toen ik nog geld had, dat helpt. Je kunt hier gelukkig alles krijgen, ook make-up en deodorant.”
De meeste vrouwen zitten in groepjes aan de tafels. Er zijn oudere moeders, piepjonge kindmoeders, zwarte moeders, blanke moeders. De geur van soep en koffie stapelt zich op het lawaai van gepraat en gelach. Om de zoveel tijd wordt er boven het rumoer uit een nummer gebruld: een nieuw voedselpakket mag afgehaald worden.
Vroeger was het beter
“Ik heb zeven jaar als verkoopster bij Ikea gewerkt’, vertelt Vera. “Dat was een zeer goede job met een goed loon. Geen klachten over, ik deed dat heel graag. Mijn leven was perfect. Ik had een huis, ik was getrouwd, ik had leuk werk en een goed inkomen.”
“Ik ben jong getrouwd, op mijn 23ste. Misschien was dat te jong. Ik werd vrij snel zwanger, daar hadden we op voorhand over gepraat en ik was dan ook heel blij. Maar mijn man kreeg koudwatervrees. Of nee, hij raakte werkelijk in paniek en zag het plots totaal niet meer zitten om een kind te moeten opvoeden.”
“Hij is vertrokken en ik heb hem nooit meer terug gezien. Ik weet zelfs niet waar hij woont. Hij heeft het kind nooit gezien. Dat is toch wel … straf vind ik, dat je dat kunt als vader.”
“Het kind laten aborteren kon ik niet. Ik wist wel min of meer waar ik aan begon, maar hoe moeilijk het precies zou worden had ik toch niet zien aankomen. Het was bijvoorbeeld niet mogelijk meer om mijn werk vol te houden. Ik had onregelmatige werkuren, met heel vroege en late shifts, dat is erg moeilijk met een baby. Ik moest vaak afbellen, dat was voor niemand prettig.”
“Voor een andere functie binnen het bedrijf was er geen plaats. Ik heb toen vrij snel een andere job gevonden, een ‘gewone’ job van negen tot vijf: onthaalwerk. Maar het was maar een tijdelijk contract, het werd niet verlengd na een half jaar. Ik denk dat ze mij gewoon hadden aangenomen om de vakantieperiode door te komen.”
Officieel arm
“Ik heb nog een hele tijd naar werk gezocht, via uitzendkantoren vooral, maar ik wist ook dat ik zonder een hoger diploma moeilijk meer dan 1.200 tot 1.250 euro zou kunnen verdienen met een administratieve job. Dat is niet voldoende voor een alleenstaande moeder, en zeker niet als je ook nog eens op de privémarkt een woning moet huren.”
“Ik moest 550 euro huur betalen, plus 150 euro energiekosten en dan komen er nog verzekeringen en kosten allerhande bij. Ik maakte er steeds een punt van om éérst al mijn rekeningen te betalen, want als je dat begint uit te stellen, raak je in de schulden en dan ben je ver van huis.”
“Ik hield meestal maar 50 euro over om een hele maand van te leven. Met een baby erbij hé. Dat heb ik zeven maanden volgehouden, tot mijn moeder zei dat ik hierheen moest komen. Mijn moeder is zelf ook alleenstaand, ook zij heeft het niet breed. De eerste keer is mijn moeder in mijn plaats gegaan, zelf kon ik het niet. Als ik dat deed, zo dacht ik, zou ik officieel ‘arm’ zijn.”
“Toen ik dan toch zelf ben gekomen, heb ik van het begin tot het einde gehuild. De keren daarna moest ik nog steeds mijn tranen wegslikken. Ik heb het ook heel lang verzwegen voor iedereen, dat ik hier kwam. Telkens verzon ik een smoesje als ik niet mee kon om iets te gaan drinken of eten, maar dat hou je niet vol: op den duur raken je smoesjes op. Mijn beste vrienden weten het nu.”
“Twee keer heb ik mijn zoon meegenomen, dat heb ik daarna nooit meer gedaan. Ik wil mijn kind hier buiten houden. Kijk, wat de vrijwilligers hier doen is fantastisch, de organisatie doet echt alles wat ze kan, geen slecht woord erover, maar … niet iedereen is hier even welopgevoed. Sommige mensen hebben geen goede manieren, waardoor de medewerkers hier soms heel streng moeten zijn. De sfeer is hier niet altijd even vriendelijk.”
Terug naar school
Intussen wordt nummer 75 afgeroepen, nog even en dan is Vera aan de beurt. Ze gaat eerst nog even langs het boekenrek. “Ik heb hier al veel leuke kinderboekjes gevonden voor mijn stage”, vertelt ze. “Ik ben weer voltijds student: ik ga kleuterleidster worden. Twee weken geleden heb ik vernomen dat ik ook in het eerste en tweede leerjaar zal mogen lesgeven, omdat dat een knelpuntberoep is.”
“Toen ik vorig jaar met mijn studie begon, werd dat nog niet door de VDAB ondersteund, ik geloof dat het pas later een knelpuntberoep is geworden. Wel kreeg ik heel snel een goedkeuring van de RVA om te mogen studeren.”
“Ik ben nu voltijds student en krijg een uitkering van 1.100 euro. Daar ben ik dankbaar voor, maar met 1.100 euro kom je als moeder natuurlijk nergens. Ik heb nu sinds kort wel een sociale woning gekregen, ook dat is een groot geluk.”
Nummer 81 is aan de beurt. Vera mag haar boodschappentas vullen. “Ik werk nu keihard voor mijn diploma”, zegt ze bij het afscheid.
“Als het me lukt, dan kom ik hier uit. Voor mij is er een betere situatie in zicht. Ik weet dat dat voor heel veel vrouwen hier niet geldt. Er zijn er hier velen die het slachtoffer zijn van partnergeweld, die langdurig ziek zijn, die zieke kinderen hebben. Al deze vrouwen hier zijn alleenstaand.”
“Allemaal hebben ze een ander verhaal. Als je de verhalen hier hoort, kun je je eigen situatie beter relativeren: ik ben blij dat ik hier kan komen, dat ik een uitkering heb, ik ben gezond, mijn zoontje is gezond. Ik mag echt niet klagen.”
“Soms hoor ik wel eens dat ik zelf voor de armoede gekozen heb. Ik had het kindje ook kunnen laten wegnemen, zeggen ze dan. Ja, dat is waar. Maar ik heb het niet gedaan. Punt.”
(Vera is een fictieve naam)