Meester Jan Dyck (aantal assisenprocessen: 0) neemt bepaalde zaken zonder meer voor werkelijkheid aan: de beïnvloedbaarheid van een jury, de emotionaliteit van de besluitvorming, de noodzakelijke technische bagage om een goed rechter te kunnen zijn.
Dezelfde kletskoekverhalen die steevast in onze media worden opgevoerd door mensen die nog nooit een assisenhof van binnen hebben gezien.
Laat ons even bij het begin beginnen: het hof van assisen is de grondwettelijke verankering van het recht van een burger, die van een misdaad beschuldigd wordt, dat het Openbaar Ministerie twaalf medeburgers moet overtuigen dat het voldoende bewijs heeft om de beschuldigde te kunnen straffen.
Dit is een recht op het zelfde niveau van het algemeen stemrecht: het gaat over een beslissing die wij burgers zelf nemen, en niet hebben afgestaan aan de staat. Dat burgers niet kunnen oordelen over schuld, is hetzelfde als zeggen dat ze niet kunnen oordelen over de fiscaliteit, de sociale zekerheid, de pensioenen, de gezondheidszorg, het milieu, de ruimtelijke ordening, enzoverder.
Er zijn in dezelfde kringen die steeds laatdunkend doen over het hof van assisen voldoende mensen te vinden die vinden dat ‘politiek een vak is’ en dat de burgers hier eigenlijk niets van snappen …
In tegenstelling tot wat mr. Dyck beweert, is het echter niet de publieke opinie die vraagt om een afschaffing van assisen, en enkele advocaten en journalisten die zich zouden verzetten. Neen, het is in tegenstelling een betweterige minderheid die het assisenhof wil afschaffen.
Een hof van assisen is immers een fundamentele hoeksteen van de democratie (de letterlijke woorden van de Hoge Raad voor de Justitie, in zijn rapport daaromtrent). Dit zou moeten volstaan om elke criticus beschaamd in een hoekje te doen kruipen over zijn misplaatste arrogantie om hier aan te willen raken, doch zoveel zelfreflectie is meestal niet voorhanden.
Dus laat ons even bekijken hoe het werkt, iets wat mr. Dyck ook beter eens had gedaan voor hij zich hierover uitsprak.
Uit studies in Engeland blijken nu twee dingen: 1) zelfs in de meest technische, langdurige processen (want in Engeland worden véél meer zaken voor een jury afgehandeld dan bij ons) blijkt dat de juryleden begrijpen wat de rechtsvragen zijn en dat zij voldoende technische bagage meekrijgen in de loop van het proces om een onderbouwd besluit te kunnen nemen; 2) een jury spreekt dubbel zoveel mensen vrij als beroepsrechters. (Je kan er als beschuldigde kiezen of je voor een jury verschijnt of niet, en het resultaat is 66 procent versus 33 procent vrijspraken, volgens de desbetreffende studie).
Wat blijkt dus: de argumenten over de deskundigheid van een jury kloppen niet, en het wantrouwen van de grondwetgever ten aanzien van beroepsmagistraten is terecht. Is dit een kwestie van vooringenomenheid van beroepsrechters? Naar mijn aanvoelen niet. Ik ken weinig rechters die niet in eer en geweten hun job doen.
Ik vermoed echter, dat bij veel juristen het natuurlijk ontzag voor de bewijsvoering en de gevangenisstraf wegvalt, dat je hebt als je er de eerste keer mee geconfronteerd wordt. Ik vermoed dat dit een soort van beroepsmisvorming is bij juristen.
Ik merk bij mezelf dat ik constant de vergelijking maak tussen dossiers die ik verdedig. Je ziet op die manier vaak dingen in een dossier die er niet in zitten. Je hebt zoveel zaken al zoveel maal gehoord … Je bouwt zo ervaring op, en dat is een goede zaak voor een advocaat.
Die ervaring kan er bij een rechter daarentegen toe leiden dat hij niet onbevangen naar een dossier kijkt, zoals het eigenlijk bedoeld is. En daarom is het mijns inziens dan ook een goede zaak dat de zwaarste dossiers, met de belangrijkste gevolgen voor een beschuldigde, worden voorgelegd aan een volksjury.
Zijn er verbeteringen mogelijk in het systeem? Dat denk ik wel.
In België is er, door de totale uitholling van het grondwettelijk recht op een juryproces, en de kleine fractie van dossiers die daar nog wordt behandeld, de beeldvorming ontstaan dat je ‘speciale’ advocaten nodig hebt om daar te staan. Je hebt een goeie advocaat nodig voor het assisenhof, dat is waar. Maar er zijn géén speciale gaven vereist om dat te doen.
Of dit fenomeen de schuld is van de advocaten in kwestie of van de ‘talking heads’-cultuur in onze moderne media, laat ik echter in het midden. In Engeland is een juryproces dagelijkse kost en is de mediabelangstelling dan ook véél beperkter. Advocaten kunnen er zonder al te veel poeha hun werk doen. Méér zaken voor het assisenhof behandelen, zou er dan ook voor zorgen dat de sereniteit terugkeert.
Moet elke misdaad door een jury behandeld worden? Uiteraard niet. Zolang de wet de beschuldigde de keuze laat of hij een juryproces wil of niet, is het grondwettelijk recht gerespecteerd. Geef beschuldigden dan ook de kans om te kiezen om niet voor een assisenhof met jury te verschijnen. Zo daalt het aantal zaken daar meteen.
Moet elke zaak voor een assisenhof integraal behandeld worden? Dit hoeft mijns inziens ook niet. Geef een beschuldigde de kans om op voorhand aan te geven of hij de schuldvraag zal betwisten. Indien dit niet het geval is, kan de zaak beperkt worden tot de strafmaat.
Geef het Openbaar Ministerie en de beklaagden en beschuldigden – zowel voor assisen als voor de correctionele rechtbank – ook de kans om tot een akkoord te komen over de strafmaat. Zo spaar je belangrijke zittingscapaciteit van de hoven en rechtbanken uit. Die dienen immers om geschillen te beslechten en niet voor niet-betwiste zaken waar er een akkoord over mogelijk is.
Er zijn dus tal van verbeteringen mogelijkheid aan onze strafgerechten. Dat is waar. Maar over de afschaffing van het hof van assisen moet ik het eerste onderbouwde argument nog horen.
Peter Verpoorten
Peter Verpoorten is advocaat en strafpleiter en heeft twee assisenprocessen achter de rug.