Op 19 september gaf Cordelia Fine aan de KUL een lezing onder de titel: ‘Women and Men are from Earth: The real science of sex differences’ (Vrouwen en mannen komen van Aarde: de echte wetenschap over sekseverschillen). Daarin gaat Fine dieper in op de basisstellingen van haar boek en vertelt ze meer over haar kritische positie ten opzichte van de conclusies die neurowetenschappers trekken op basis van neurologisch onderzoek dat tegenwoordig vooral gebeurt door het afnemen van fMRI’s (brainscans).
Populaire literatuur over sekseverschillen
Toen Fine als ouder van 2 kinderen zelf een aantal populaire boeken begon te lezen over opvoeden (o.a. Why Gender Matters: What Parents and Teachers Need to Know about the Emerging Science of Sex Differences door Leonard Sax) werd ze getroffen door beweringen à la ‘nieuw wetenschappelijk onderzoek heeft nu onomstotelijk aangetoond wat we al langer dachten, namelijk dat het mannelijke en het vrouwelijke brein intrinsiek van elkaar verschillen’. Mannen en vrouwen zouden op een heel andere manier informatie en talige impulsen verwerken. En die vaststelling zou dan moeten leiden tot verklaringen over waarom vrouwen nu eenmaal niet zo goed presteren in pakweg wiskunde en waarom het voor mannen quasi onmogelijk spreken is over hun gevoelens of wat hen bezighoudt.
Alleen, zo bewijst Fine in haar boek, is het wetenschappelijk onderzoek dat dergelijke intrinsieke verschillen blootlegt helemaal niet zo consistent als de populaire literatuur beweert. Kort gezegd: boeken zoals ‘Vrouwen komen van Venus, Mannen komen van Mars’ mogen dan wel aangenaam zijn om te lezen, u hecht er best niet al te veel geloof aan (om niet te zeggen: helemaal geen).
Onderzoek
Maar waar komen al die publicaties dan vandaan? Waarom worden we de laatste jaren overspoeld met studies over hoe verschillend mannen en vrouwen wel niet van elkaar zijn, hoe ze anders denken, voelen en zich dus helemaal anders gedragen? Is daar dan helemaal niets van waar?
Fine verwijst tijdens haar lezing naar een studie die in 1995 in het befaamde wetenschappelijke tijdschrift Nature verschijnt en die één van de eerste is die rapporteert over de verschillende manier waarop mannen en vrouwen informatie verwerken. Voor die studie worden 19 mannen en 19 vrouwen aan 3 verschillende taken onderworpen terwijl er ondertussen scans van hun breinen worden genomen. Voor 2 van de taken wordt geen verschil vastgesteld in de manier waarop beide geslachten informatie verwerken. Voor de andere taak worden kleine verschillen gerapporteerd, dus daarover wordt uitgebreid bericht.
Dat is een trend die sindsdien enkel is versterkt: studies die geen of zeer weinig verschillen aantonen worden ofwel niet gepubliceerd en liggen in het beste geval stof te vergaren in allerlei archieven. In het zeldzame geval dat zo’n onderzoek wel gepubliceerd raakt, krijgt dat uiteraard niet dezelfde aandacht als weer eens een studie die schreeuwt hoe zeer mannen en vrouwen van elkaar verschillen, laat staan dat deze doorsijpelt naar de populaire pers en zich zo nestelt in het bewustzijn van mensen.
Gelijkenissen worden dus onder de mat geschoven en de eventuele verschillen die in sommige studies – dikwijls op zeer kleine testpopulaties en met dus veel kans op toevalstreffers – worden breed uitgesmeerd. (Volgens Fine zijn tot 75% van de onderzoeken die op verschillen wijzen uitgevoerd op te weinig testpersonen).
Ons beeld over de zogenaamde verschillen tussen mannen en vrouwen is dus niet enkel gestoeld op dubieus onderzoek, maar wordt ook nog eens versterkt doordat er niet bericht wordt over de vele studies die geen significante verschillen aantonen. Meta-onderzoek (een onderzoek dat alle onderzoeksresultaten over een bepaald onderwerp groepeert en bestudeert) is trouwens zeer duidelijk: er is geen verschil in de manier waarop een ‘vrouwelijk’ en een ‘mannelijk’ brein talige informatie verwerken.
Conclusies
Een ander heikel punt in de wetenschappelijke methodiek die gehanteerd wordt, is de manier waarop de sprong gemaakt wordt van de constatering van een bepaald feit naar de conclusie die er aan wordt vastgemaakt. Zo wordt de algemeen aanvaarde (en foute) stelling dat hersenen van mannen gemaakt zijn om zich te focussen op een enkel probleem en dat die van vrouwen zich meer concentreren op de globaliteit van de dingen, nogal vaak in het geweer gebracht om de ‘natuurlijke’ aanleg van mannen voor wiskunde en wetenschappen te verklaren. Terwijl het net zo logisch zou zijn om te stellen dat een brede kijk op de dingen – wat dan weer een exclusief vrouwelijke insteek is blijkbaar – evenzeer in aanmerking komt als kwaliteit om wetenschappelijke problemen te benaderen.
Het gaat zelfs zo ver dat studies die een totaal verschillend testresultaat hebben, toch tot dezelfde conclusie komen. De prefrontale cortex is bijvoorbeeld het gedeelte in het brein dat verantwoordelijk wordt geacht voor emotionele controle. Er zijn studies die aantonen dat in geval van emotionele stress, mannen meer activiteit hebben in dat gedeelte, andere studies bewijzen hetzelfde voor vrouwen en nog andere studies rapporteren geen verschil. De conclusie in elk van die gevallen was wel dezelfde: mannen zijn beter in staat dan vrouwen om hun emoties onder controle te houden.
Hoe toevallig! En dat heeft natuurlijk niets te maken met het heersende discours over vrouwen, die emotionele kippetjes zouden zijn en niet in staat zijn om het hoofd koel te houden op momenten dat het er op aankomt rationele beslissingen te nemen.
Aangeboren
Een denkfout die bovendien vaak voor komt is de stelling dat bepaalde fenomenen die in de hersenen worden aangetroffen per definitie aangeboren zouden zijn. Onze hersenen zijn bij de geboorte lang niet volgroeid, en het is geweten dat bepaalde verbindingen tussen de twee hersenhelften (zoals het corpus callosum bijvoorbeeld) sterker worden onder invloed van opvoeding en andere prikkels. Hoe kinderen gesocialiseerd worden heeft invloed op de hersenontwikkeling. Bij die socialisatie hoort ook de voortdurende confrontatie met stereotypes over gender, zoals ‘meisjes zijn niet goed in wiskunde’ of ‘jongens huilen niet’. Veel meer dan aangeboren verschillen in de hersenen beïnvloeden dergelijke denkbeelden wel degelijk het denken en het gedrag van jongens, meisjes, mannen en vrouwen.
Zijn er dan helemaal geen verschillen tussen mannen en vrouwen, hoor ik u al denken? Wees gerust, die zijn er. Alleen zijn ze veel miniemer dan wordt aangenomen en zijn de gelijkenissen veel groter, zo wijst wetenschappelijk onderzoek uit. Elk mens is een uniek individu, met een even unieke set aan karaktertrekken waarvan er sommige als ‘vrouwelijk’ bestempeld kunnen worden en andere weer als ‘mannelijk’. Mensen verschillen van elkaar, veel meer dan dat er sekse-onderscheid is.
Cordelia Fine
Voor mensen die het nog niet deden: het boek ‘We komen allemaal van Mars’ (de vertaling van ‘Delusions of Gender’) is een absolute aanrader voor wie meer wil weten over dit razend interessante onderwerp. Het is bovendien een verademing omdat het je in staat stelt in het verweer te gaan tegen de immense hoeveelheid onzin, met titels zoals: ‘uw man begrijpt u niet, maar hij kan er niets aan doen’ of ‘waarom vrouwen jaloers zijn’.
Daarnaast is Cordelia Fine een aangename spreker, die er moeiteloos in slaagt haar publiek te boeien en daarbij – hoe onvrouwelijk – de nodige portie humor niet schuwt.