Nieuws, Europa, Economie, Cultuur, Boekrecensie, Voorpublicatie, Chavs, Owen jones, The Little Book of Chavs - Owen Jones

‘Chavs’: een voorpublicatie

'The New York Times' plaatste 'Chavs' in zijn lijstje van de beste tien non-fictieboeken van 2011, The Guardian noemde het "een buitengewoon werk waar de woede van afspat". Dit belangrijke Britse politieke boek verschijnt nu in vertaling bij EPO. DeWereldMorgen.be serveert de inleiding als voorpublicatie. Owen Jones gaat op zaterdag 21 september op Manifiesta in gesprek over zijn boek. Manifiesta is hét feest van de solidariteit in België

zondag 15 september 2013 22:00
Spread the love

We hebben het allemaal wel eens meegemaakt. Je bent met wat vrienden of kennissen bij elkaar en iemand in het gezelschap maakt terloops een smakeloze opmerking die jou shockeert. Het ergste is vaak niet de opmerking zelf, maar het feit dat niemand anders in het gezelschap ook maar in het minst ontsteld lijkt te zijn. Je kijkt om je heen, in de vergeefse hoop op enig teken van afkeer of ontzetting.

Ik had zo’n ervaring tijdens een etentje op een winteravond bij een vriend in een veryupte wijk in Oost-Londen. De kwarktaart met zwarte bessen werd met zorg aangesneden en het gesprek was aanbeland bij het belangrijkste onderwerp van het moment: de schuldencrisis. Plotseling deed een van de gasten een poging om de stemming wat vrolijker te maken door een luchthartig grapje te maken. ‘Jammer dat Woolworth’sEen grote warenhuisketen met een aanbod aan goedkopere artikels (voetnoot van DeWereldMorgen.be). de deuren sluit. Waar moeten al de chavs nu hun kerstcadeaus gaan kopen?’

De opmerking kwam van iemand die zichzelf zeker niet als bekrompen beschouwde. Net als de rest van het gezelschap, dat uitsluitend bestond uit goed opgeleide, tolerante professionals. Bovendien waren de gasten afkomstig uit verschillende etnische groepen. Het aantal mannen en vrouwen was even groot en er zaten ook een paar homoseksuelen tussen. Politiek gezien zouden ze zichzelf allemaal ergens links van het midden situeren. Ze zouden verontwaardigd reageren wanneer ze voor snob werden uitgemaakt.

Als een buitenstaander die avond aanwezig was geweest en zichzelf te schande had gemaakt door een woord als ‘Paki’ of ‘flikker’ te gebruiken, zou hij of zij onmiddellijk vriendelijk maar dringend zijn verzocht op te stappen. Maar bij een grap over chavs die winkelen bij Woolworths knipperde niemand ook maar met de ogen. Integendeel: iedereen barstte in lachen uit. Ik weet zeker dat niemand wist dat deze denigrerende benaming afkomstig is van het Roma woord voor kind, ‘chavi’. Ze zullen ook niet behoren tot de 100.000 lezers van The Little Book of Chavs, een goed onderbouwd boek dat ‘chavs’ omschrijft als ‘de snel groeiende onderklasse van lomperiken’.

Als ze er in de boekwinkel even snel doorheen gebladerd hadden, dan waren ze erachter gekomen dat chavs doorgaans werken als caissière in de supermarkt, in fastfoodrestaurants of als schoonmaker. Toch moet iedereen donders goed hebben geweten dat ‘chav’ een scheldwoord is, dat uitsluitend slaat op vertegenwoordigers van de arbeidersklasse. Het ‘grapje’ had ook zo kunnen gaan: ‘Jammer dat Woolworth’s de deuren sluit. Waar moeten die vreselijke types uit de lagere klasse nu hun kerstcadeaus gaan kopen?’

En toch was het niet wát er gezegd werd, dat me het ergste raakte. Wel wíe het zei en wie er om moest lachen. Iedereen aan tafel had een goed betaalde baan. Of ze het toegaven of niet, ze dankten hun succes voornamelijk aan hun achtergrond. Ze waren allemaal opgegroeid in comfortabele middenklassengezinnen, doorgaans in een groene buitenwijk. Sommigen waren op een dure kostschool geweest. De meesten hadden gestudeerd aan universiteiten zoals Oxford, de London School of Economics of Bristol. De kans dat iemand uit de arbeidersklasse het net zover zou schoppen was op zijn minst klein te noemen. Voor mijn ogen speelde zich een tafereel af dat al honderden jaren aan de gang was: de rijken die de minderbedeelden bespotten.

En dat zette mij aan het denken. Hoe is het mogelijk dat de haat voor mensen uit de arbeidersklasse zo sociaal aanvaardbaar is geworden? Komieken die op een privéschool hebben gezeten en nu een topinkomen verdienen, vermommen zich als chavs in populaire comedyseries zoals Little Britain om ons te amuseren. Onze kranten zijn altijd op zoek naar schokkende reportages over ‘de levenswandel van chavs’ die ze vervolgens presenteren als representatief voor de arbeidersklasse. Internetsites zoals ‘ChavScum’ lopen over van venijn voor dat karikaturale type van de chav. Het lijkt alsof de arbeidersklasse de enige groep in de maatschappij is waar je praktisch alles over mag zeggen.

Het is in Groot-Brittannië vrijwel onmogelijk iemand te vinden die een grotere hekel heeft aan chavs dan Richard Hilton. Hilton is de baas van Gymbox, een van de hipste aanwinsten in de bloeiende Londense fitnessscene. Gymbox richt zich met creatief genaamde lessen schaamteloos op fitnessfanatici met een dikke portemonnee. Het entreegeld bedraagt maar liefst 175 pond en daar komt nog eens 72 pond abonneegeld per maand bij. Gymbox is volgens Hilton opgericht om in te spelen op het gevoel van onveiligheid bij hun klanten, die over het algemeen goedverdienende professionals zijn. ‘Onze leden wilden graag zelfverdedigingslessen, omdat ze bang waren voor de gevaren van leven in Londen’, aldus Hilton.

In de lente van 2009 kwam Gymbox met een nieuwe cursus als aanvulling op de toch al grote keuze aan lessen, zoals Boob Aerobic, Pole Dancing en Bitch Boxing: Chav Fighting. De website maakt duidelijk waar het om gaat: ‘Geef ze geen straatverbod, die walgelijke chavs, geef ze een goed pak slaag.’

De rest van de reclametekst loog er ook niet om en leek wel uit de mond van een burgerwacht met gevoel voor pr te komen.‘Weg met die fluwelen handschoenen. Bij ons leert u hoe u een hoodie een Bacardi-cola afpakt en hoe u zijn grommen laat verstommen tot een jammerklacht. Welkom bij Chav Fighting, waar de boksballen stof verzamelen en iedereen op zijn plaats gezet wordt.’ In de flyers werd helemaal geen blad voor de mond genomen: ‘Waarom uw tijd verspillen aan boksballen en houten planken als u ook een paar chavs te grazen kunt nemen… een wereld waarin Bacardi Breezers uw zwaard zijn en hun taakstraffen uw trofee.’

Sommigen vonden dat het te ver ging om aframmelingen toe te juichen. Toen de Advertising Standards Authority (ASA), de Britse overheidsinstantie die toezicht houdt op de reclamewereld, gevraagd werd een uitspraak te doen over deze manier van reclame maken, reageerde Gymbox op formele gronden. Er kon geen sprake van beledigend taalgebruik zijn, omdat ‘niemand ooit zou toegeven een chav zijn; het is niet een groep waar je bij wilt horen’. Het was verbazingwekkend dat de ASA Gymbox in het gelijk stelde omdat een cursus Chav Fighting ‘naar alle waarschijnlijkheid niet zou leiden tot het goedkeuren van of het aanzetten tot geweld tegen een specifieke sociale groep…’

Pas wanneer Richard Hilton zelf aan het woord komt, blijkt hoe diep de haat zit die leidde tot het aanbieden van deze cursus. Hij noemde chavs ‘straatjongeren in merkkleding’ en vervolgde met:

‘Ze wonen over het algemeen in Engeland, maar spreken het waarschijnlijk uit als “Engerland”. Ze kunnen zich maar moeilijk uitdrukken en zijn slecht in spellen en schrijven. Ze zijn gek op hun pitbull en hun mes. En ze zouden je met plezier neersteken als je ze per ongeluk aanraakt of verkeerd aankijkt. Ze planten zich doorgaans voort wanneer ze vijftien zijn en zijn het grootste deel van de dag op zoek naar “superskunk” of ander “spul” waar ze hun zweterige tienerhanden op kunnen leggen. Als ze niet vastzitten op hun eenentwintigste zijn ze de helden van hun groep of krijgen ze “veel respect” omdat ze mazzel hebben gehad.’

Het wekt geen verbazing dat Hiltons antwoord op de vraag of chavs het moeilijk hebben in Engeland was: ‘Nee, ze verdienen niet beter.’

De cursus was blijkbaar een groot succes. Volgens Hilton behoorden de lessen tot ‘de populairste die we ooit hebben gehad’. Hij beweerde: ‘De meeste sporters vonden het een ontzettend leerzame en leuke cursus. Alleen een paar politiek correcte neuzelaars vonden het beledigend.’ En toch vindt Hilton zichzelf wonder boven wonder niet bekrompen, integendeel. Seksisme, racisme en homofobie waren bijvoorbeeld in zijn ogen ‘absoluut onaanvaardbaar’.

De uiterst succesvolle zakenman Richard Hilton zag een gat in de markt door bij een deel van de Londense middenklasse te appelleren aan de angst en walging die ze koestert tegenover de lager geplaatsten. Het is een fascinerende gedachte: zwetende bankiers die hun frustraties over de recessie afreageren op arme jongeren, die ze als halve apen beschouwen. Welkom bij Gymbox, waar klassenoorlog en fitness samenkomen.

Hiltons schaamteloze haat is natuurlijk schokkend, maar in grove lijnen schetst hij het beeld dat de middenklasse heeft van de tiener uit de arbeidersklasse. Dom. Gewelddadig. Crimineel. Ze ‘planten zich voort’ als beesten. En deze chavs zijn geen eenlingen, ze worden tenslotte beschouwd als ‘helden van hun groep’.

Gymbox is niet het enige Britse bedrijf dat misbruik heeft gemaakt van de afschuw voor grote delen van de Britse arbeidersklasse. Activities Abroad is een reisorganisatie die avontuurlijke vakanties aanbiedt naar exotische bestemmingen, met een prijskaartje van vaak boven de 2.000 pond. Dat kan een safari zijn door de ruige Canadese wildernis of een vakantie in een Finse blokhut, van die dingen. Maar met één restrictie: chavs zijn niet welkom.

In januari 2009 verstuurde het bedrijf als reclamecampagne een e-mail aan de 24.000 mensen die ze in hun database hadden. De e-mail bevatte een citaat uit een artikel in de Daily Mail uit 2005. Daaruit bleek dat kinderen met ‘middenklasse’-namen acht keer vaker hun middelbareschooldiploma haalden dan kinderen met namen als ‘Wayne en Dwayne’. Deze constatering had ertoe geleid dat ze zich bij Activities Abroad afvroegen wat voor namen voorkwamen op hun deelnamelijsten. Het team had de database doorgeploegd en had twee lijsten opgesteld. De ene met namen die je ‘waarschijnlijk zou tegenkomen’ bij een van hun vakanties, de andere met namen waarbij dat niet het geval was. Alice, Joseph en Charles kwamen vaak voor op de eerste lijst, maar gelukkig ontbraken er namen zoals Britney, Chantell en Dazza. De conclusie was dat Activities Abroad hun klanten met een gerust hart een ‘chav-loze vakantie’ konden garanderen.

Ook hiervan kon niet iedereen de humor inzien, maar het bedrijf toonde geen berouw. ‘Het wordt tijd dat de middenklasse voor zichzelf opkomt’, verklaarde directeur Alistair McClean. ‘Of dit nu klassenoorlog is of niet, ik schaam me niet ervoor uit te komen dat ik tot de middenklasse behoor.’[1] Toen ik met Barry Nolan sprak, een van de directieleden, reageerde die al net zo uit de hoogte. ‘Het waren vooral Guardian-lezers die hun verontwaardiging toonden, geveinsde verontwaardiging eigenlijk want die wonen niet eens in de buurt van chavs’, zei hij. ‘Het sloeg aan bij de mensen die doorgaans hun vakantie bij ons boeken. Bij hen was het een overweldigend succes.’ Toen de storm weer was gaan liggen, bleek het aantal verkochte reizen met 44 procent te zijn toegenomen.

Gymbox en Activities Abroad hadden elk een net iets andere invalshoek uitgekozen. Gymbox speelde in op de angst van de middenklasse dat de sociaal minderen tot een gewelddadige bende behoorden, die hen met getrokken messen in een donkere steeg stonden op te wachten. Activities Abroad appelleerde aan de irritatie over goedkope vluchten, die mensen uit de arbeidersklasse in staat stelde om ‘zich te wagen’ op het terrein van de buitenlandse vakantie, een terrein dat de middenklasse voor zichzelf wilde houden. ‘Je kunt niet eens meer naar het buitenland vluchten om aan hen te ontkomen’, dat soort redenering.

Deze reacties maakten echter duidelijk hoe gangbaar de haat voor de arbeidersklasse is geworden in de middenklasse. Chav-bashing werkt omzetverhogend, omdat het een gevoelige snaar raakt. Dat wordt nog duidelijker wanneer er een verhaal op de voorpagina komt dat totaal niet representatief is, maar goed van pas komt om de ‘antichav’-kaart te spelen. Toen ex-veroordeelde Raoul Moat in juli 2010 op de vlucht sloeg nadat hij de partner van zijn ex vermoord had, werd hij een antiheld bij een minderheid van de meest gemarginaliseerde leden van de arbeidersklasse.

Criminoloog professor David Wilkinson beweerde dat hij ‘appelleerde aan het beeld van mannelijkheid dat heerst binnen de bezitloze blanke arbeidersklasse die haar plaats in de wereld niet weet te veroveren binnen de grenzen van de wet. Het gedrag van Moat als een soort antiheld heeft, denk ik, een gevoelige snaar geraakt.’ Met één pennenstreek werden mannen uit de blanke arbeidersklasse teruggebracht tot idiote boeven die het aan legitieme aspiraties ontbreekt.

Op het internet werd het gif met bakken uitgestort. Neem dit commentaar op de website van de Daily Mail:

‘In de supermarkt, in de bus en steeds vaker op de baan, overal kom je ze tegen, van die luidruchtige, grofgebekte proleten vol tatoeages, met vieze snotapen achter zich aan, die geen enkel fatsoen kennen en vinden dat ze in alles altijd gelijk hebben. En dit soort mensen wordt geraakt door een smerige moordenaar. Ze kennen geen waarden, geen moraal en zijn zo stom dat er geen enkele redding meer mogelijk is. Je kunt ze maar beter uit de weg gaan.’

Deze vorm van klassenhaat is een onlosmakelijk en alom aanvaard onderdeel geworden van de moderne Britse cultuur. Overal kom je die tegen, in kranten, in comedyprogramma’s, in films, op internetforums, in de sociale media en in de gesprekken van alledag. Aan dit ‘chav’-fenomeen ligt een poging ten grondslag om de werkelijkheid te verdoezelen dat de arbeidersklasse het grootste deel van de maatschappij vormt. ‘Iedereen hoort tegenwoordig bij de middenklasse’, luidt de populaire mantra. Iedereen, behalve een futloos en onwillig restant van de oude arbeidersklasse.

Simon Heffer is een fervente aanhanger van deze theorie. Als een van de meest prominente rechtse journalisten in het land heeft hij al verschillende malen beweerd dat ‘wat je de fatsoenlijke arbeidersklasse kunt noemen bijna uitgestorven is. Wat sociologen altijd de arbeidersklasse noemden, heeft tegenwoordig meestal helemaal geen werk meer, maar wordt onderhouden door de welvaartsstaat.’ Deze arbeidersklasse is overgegaan in wat hij een ‘ongetemde onderklasse’ noemt.

Toen ik hem vroeg, wat hij hiermee bedoelde, was zijn antwoord: ‘De fatsoenlijke arbeidersklasse is uitgestorven en wel om een goede reden. Ze had ambities en de maatschappij bood toen nog de mogelijkheden die ambities waar te maken.’ De arbeiders waren de sociale ladder opgeklommen, omdat ‘ze naar de universiteit waren gegaan en werk hadden op kantoor of in een vrij beroep en tot de middenklasse waren gaan behoren.’

De vraag blijft hoe de miljoenen die nog steeds het brood met hun handen verdienen of het merendeel van de bevolking dat niet heeft gestudeerd, in dit beeld passen. Volgens Heffer zijn er eigenlijk maar twee hoofdgroepen in de Britse maatschappij: ‘Er zijn geen families meer die van generatie op generatie onder min of meer respectabele, bescheiden omstandigheden leven. Of ze zijn klanten van de welvaartsstaat geworden en tot een onderklasse gaan behoren, of ze zijn middenklasse geworden.’

Zo ziet volgens Heffer de maatschappij er tegenwoordig dus uit. Aardige mensen uit de middenklasse aan de ene kant en een ambitieloze ‘onderklasse’ van niet voor verbetering vatbaar uitschot aan de andere kant, met niets daartussen. Dit heeft niets te maken met hoe de maatschappij feitelijk in elkaar zit, maar waarom zou het ook? Journalisten die dit soort teksten publiceren hebben weinig of geen contact met de mensen die ze in diskrediet brengen. Heffer komt uit de middenklasse, woont op het platteland en stuurt zijn kinderen naar Eton. Ooit heeft hij wel toegegeven dat hij niet veel van de onderklasse afweet, maar dat belet hem niet om ze continu af te kraken.

Er zijn mensen die het gebruik van het woord ‘chav’ verdedigen en beweren dat vertegenwoordigers van de werkende klasse helemaal niet gedemoniseerd worden. ‘Chav’ is gewoon een benaming voor een aso of een boef. De vraag is of dat wel zo is.

Om te beginnen is het woord alleen maar van toepassing op de arbeidersklasse. Toen ‘chav’ in 2005 voor het eerst werd opgenomen in de Collins English Dictionary luidde de betekenis: ‘een jongere uit de arbeidersklasse die sportkleding draagt’. Sindsdien is de betekenis aanzienlijk breder geworden. Volgens een populaire mythe is het een acroniem voor ‘Council Housed And Violent’: chavs wonen in een sociale woning en zijn gewelddadig. Velen gebruiken het woord om hun afkeer te laten blijken voor mensen uit de werkende klasse die zich hebben overgegeven aan consumptiedrang en die hun geld alleen maar besteden aan zogezegd smakeloze en weinig verfijnde spullen, in plaats van aan de elegante zaken die meer in de smaak vallen bij de bourgeoisie. Beroemdheden uit de arbeidersklasse, zoals bijvoorbeeld de voetballers David Beckham en Wayne Rooney of de zangeres Cheryl Cole, worden geregeld bespot als chavs.

Tegenwoordig verwijst de term ‘chav’ voornamelijk naar de negatieve eigenschappen die in verband worden gebracht met mensen van de werkende klasse, zoals gewelddadigheid, luiheid, tienerzwangerschappen, racisme, dronkenschap en nog meer. Zoals journaliste van The Guardian Zoe Williams schreef: ‘De term “chav” sprak veel mensen aan omdat het een nieuwe invalshoek leek weer te geven: niet gewoon tuig, maar tuig in merkkleding! Maar inmiddels is de betekenis veel breder geworden en synoniem met proleet of een ander woord voor “armoede en daarmee waardeloos”.’ Zelfs Christoph Howse, een belangrijke journalist van de conservatieve The Daily Telegraph, protesteerde dat ‘veel mensen “chav” gebruiken als rookgordijn voor hun haat tegen de lagere klassen… iemand die anderen “chavs” noemt is geen haar beter dan scholieren van een dure school die iedereen die ze tegenkomen voor “oik” uitschelden.

‘Chav’ is vaak synoniem voor ‘een blanke uit de arbeidersklasse’. De BBC-serie White uit 2008 was hiervan een klassiek voorbeeld. Leden van de arbeidersklasse werden geportretteerd als achterlijk, bekrompen en geobsedeerd door ras. In de naweeën van het thatcherisme was ‘arbeidersklasse’ een taboeonderwerp geworden, maar in het begin van de 21ste eeuw werd er steeds vaker gesproken over ‘blanke arbeidersklasse’.

Omdat de term ‘klasse’ bij het politieke establishment al zo lang taboe was, konden politici en de media nog maar één vorm van ongelijkheid herkennen, rassenongelijkheid. De blanke werkende klasse was eveneens een gemarginaliseerde etnische minderheid geworden en dus werden haar problemen uitsluitend gezien als rassenproblemen. Ze waren een verloren, uit de boot gevallen groep van mensen, gedesoriënteerd door het multiculturalisme en geobsedeerd door de noodzaak hun eigen identiteit te beschermen tegen de culturele ravage aangericht door de massa-immigratie. De opkomst van het idee van een ‘blanke arbeidersklasse’ veroorzaakte een nieuwe golf van vooroordelen bij de progressieven. Er was niets mis mee om de blanke arbeidersklasse te haten, want die was zelf een bende bekrompen racisten.

Ter verdediging van het gebruik van het woord ‘chav’ wordt wel eens gezegd dat ‘chavs het woord zelf ook gebruiken, dus wat is het probleem?’ Dat klopt inderdaad: sommige jongeren uit de arbeidersklasse hebben het woord omarmd als aanduiding van hun culturele identiteit. Maar de betekenis van een woord hangt vaak af van wie het gebruikt. Als een heteroseksueel het heeft over ‘flikker’ is dat homofoob, maar voor een deel van de homoseksuele mannen is dat woord hun identiteit geworden. Op dezelfde manier gebruiken sommige Aziaten het woord ‘Paki’ als een koosnaam onder elkaar, terwijl als het door een blanke gebruikt wordt, het een van de grofste racistische beledigingen is. Dit punt werd in 2010 duidelijk geïllustreerd door een controverse waarbij de rechtse provocerende radiopresentatrice dr. Laura Schlessinger betrokken was. In een gesprek met een Afro-Amerikaanse beller gebruikte ze elf keer het woord ‘nigger’. Achteraf probeerde ze zichzelf te verdedigen met het argument dat zwarte cabaretiers en acteurs het ook gebruikten.

De betekenis van een woord verandert altijd met wie het gebruikt. Als iemand uit de middenklasse het woord ‘chav’ gebruikt, spreekt er onmiskenbaar verachting uit voor de andere klasse. Liam Cranley, de zoon van een fabrieksarbeider die opgroeide in de arbeidersgemeenschap in het gebied van Manchester, zegt hoe hij reageert als iemand uit de middenklasse het woord gebruikt: ‘U hebt het wel over het gezin waar ik uitkom: over mijn broer, mijn moeder. U hebt het over mijn vrienden.’

In dit boek laat ik zien dat de haat voor chavs zeker geen geïsoleerd verschijnsel is. Gedeeltelijk is het een product van diepe ongelijkheid in de maatschappij. ‘Een van de voornaamste effecten van een grotere ongelijkheid is volgens mij dat het gevoel van superioriteit en inferioriteit in de maatschappij toeneemt’, zegt Richard Wilkinson, medeauteur van het invloedrijke werk The Spirit Level, waarin op ondubbelzinnige wijze wordt aangetoond dat er een verband bestaat tussen ongelijkheid en een reeks sociale problemen. En die ongelijkheid is vandaag de dag veel groter dan in het grootste deel van onze geschiedenis. ‘Een wijdverbreide ongelijkheid is voor het grootste deel van de wereld iets dat pas de laatste tijd is ontstaan’, betoogt Danny Dorling, professor geografie en ‘expert op het gebied van ongelijkheid’.

Mensen onderaan de sociale ladder demoniseren is door de eeuwen heen een gemakkelijke manier geweest om ongelijkheid goed te praten. Per slot van rekening lijkt het, abstract beschouwd, niet logisch dat door het toeval van waar iemand geboren is, de een de top bereikt, terwijl een ander geen stap hogerop kan komen. Maar stel dat je boven aan de ladder staat omdat je dat verdient? Stel dat mensen aan de onderkant daar zitten door gebrek aan kunde, talent of doorzettingsvermogen?

Maar het gaat dieper dan simpelweg ongelijkheid. Aan de wortel van de demonisering van de arbeidersklasse liggen de restanten van een typisch Engelse vorm van klassenoorlog. Toen Margaret Thatcher in 1979 aan de macht kwam, markeerde dat het begin van een totale aanval op de steunpilaren van de Engelse arbeidersklasse. Instellingen als vakbonden en sociale woningbouw werden ontmanteld; hele industrieën, van fabrieken tot mijnen, werden afgedankt; gemeenschappen werden in sommige gevallen uit elkaar gerukt om nooit meer te herstellen; waarden zoals solidariteit en gezamenlijke ambities werden meedogenloos vervangen door rauw individualisme.

De arbeidersklasse werd, nadat ze van haar macht was ontdaan en niet langer iets was om trots op te zijn, steeds meer het voorwerp van spot, gekleineerd en tot zondebok gemaakt. Deze opvattingen konden opgang maken, onder meer omdat mensen uit de arbeidersklasse meer en meer verbannen werden uit de wereld van de media en de politiek. Politici, vooral van de Labourpartij, hadden het ooit over het verbeteren van de levensomstandigheden van de arbeider. Maar vandaag de dag gaat het alleen nog maar over ontsnappen aan de arbeidersklasse.

De toespraken van politici zijn doorspekt met beloftes om de middenklasse te laten groeien. ‘Ambitie’ betekent tegenwoordig individuele zelfverrijking: de sociale ladder opklimmen en tot de middenklasse gaan behoren. Sociale problemen zoals armoede en werkloosheid werden ooit gevoeld als onrechtvaardig door tekortkomingen van het kapitalistische systeem en moesten op zijn minst ter discussie worden gesteld. Maar vandaag de dag worden ze beschouwd als de gevolgen van het eigen gedrag, individuele tekortkomingen en zelfs als een keuze.

De situatie waarin sommige mensen uit de arbeidersklasse zich bevinden wordt over het algemeen beschouwd als ‘gebrek aan ambitie’ bij hen zelf. De verantwoordelijkheid ligt bij hun eigenschappen als individu en heeft niets te maken met een fundamenteel ongelijke maatschappij die de rijken bevoordeelt. In zijn extreme vorm heeft dit zelfs geleid tot een nieuw sociaal darwinisme.

Evolutionair psycholoog Bruce Carlton stelt: ‘Arme mensen hebben gemiddeld een lager IQ dan rijken… en dat betekent dat een veel kleiner percentage van de mensen uit de arbeidersklasse in staat is te voldoen aan de normale toelatingseisen voor de meest selectieve universiteiten dan uit de klasse van professionals.’

De karikatuur van de chav is de basis geworden van de Britse politiek voor de komende jaren. Na de algemene verkiezingen van 2010 is een conservatieve regering, die gedomineerd wordt door miljonairs, aan de macht gekomen, met een agressief programma van bezuinigingen zoals dat niet meer vertoond is sinds het begin van de jaren 1920. De economische wereldcrisis die in 2007 begon, is dan misschien ontstaan door de hebzucht en incompetentie van een rijke bankierselite, het waren en zijn wel de mensen uit de arbeidersklasse die geacht worden de prijs te betalen. Maar iedere poging om de welvaartsstaat te ontmantelen ligt politiek gezien moeilijk en dus nam de regering binnen de kortste keren haar toevlucht tot het blameren van degenen die van de sociale zekerzeid gebruikmaken.

Neem bijvoorbeeld Jeremy Hunt, minister voor de Conservatieve Partij met een geschat vermogen van 4,1 miljoen pond. Om de bezuinigingen in de uitkeringen te rechtvaardigen stelde hij dat mensen die langdurig een uitkering kregen ‘de verantwoordelijkheid moesten nemen’ voor het aantal kinderen dat ze hadden en dat de staat niet langer grote werkeloze gezinnen zou onderhouden. In werkelijkheid heeft slecht 3,4 procent van de gezinnen die langdurig een bijstandsuitkering ontvangen, vier of meer kinderen. Maar Hunt appelleerde aan het eeuwenoude vooroordeel dat mensen aan de onderkant zouden fokken als konijnen, en riep zo ook de karikatuur uit de roddelbladen op van de onverzorgde alleenstaande moeder die de bijstand uitmelkt door veel kinderen op de wereld te zetten. De bedoeling was duidelijk: het helpen rechtvaardigen van een bredere aanval op het kwetsbaarste deel van de arbeidersklasse.

In dit boek wil ik de demonisering van mensen uit de arbeidersklasse ontmaskeren, zonder de middenklasse te demoniseren. Iedereen is de gevangene van zijn eigen klasse, maar dat betekent niet dat we gevangenen hoeven te zijn van onze klassenvooroordelen. Ik ben er ook niet op uit de arbeidersklasse te verafgoden of te verheerlijken, maar zal een deel van de omstandigheden laten zien waarin de meerderheid van de werkende klasse leeft, het deel dat nu is ‘weggephotoshopt’ ten gunste van de ‘chav’-karikatuur.

Met dit boek wil ik er niet simpelweg toe oproepen dat mensen hun houding zouden veranderen. Klassenvooroordelen horen nu eenmaal onlosmakelijk bij een maatschappij die sterk verdeeld is in klassen. Het is daarom niet enkel het vooroordeel dat aangepakt moet worden, maar de bron waaruit het voortkomt.

© EPO

Owen Jones gaat op zaterdag 21 september op Manifiesta in gesprek over Chavs. Manifiesta, het feest van de Solidariteit in België, bracht vorig jaar 8.000 mensen samen in Bredene aan de Noordzee. Het festival wil mensen samenbrengen die vechten voor rechtvaardigheid, solidariteit en vrede. Dit jaar gaat het feest door op vrijdag 20 september en zaterdag 21 september.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!