Disclaimer: dit stukje is mogelijk niet heel coherent, want ik zit al twee dagen zonder. Zonder geld en identiteitsbewijs, maar bovenal: koffie.
Net een week in de Belgische hoofdstad en meteen al beroofd van mijn portefeuille. Of verloren, ik geef het eerlijk toe.
De collectie schattige kinderfoto’s van mijn broertje in mijn ‘brieventas – geldbeugel – bruin leder’ (aldus het attest), zette de (on)eerlijke vinder, dan wel dief, er niet toe aan de portefeuille naar de politie te brengen. Een kettingbericht op Facebook met een foto van het betreffende item, gedeeld door 1435 mensen, viel me ook nog niet den deel.
Mijn laatste hoop is gevestigd op een kaartje, dat achter dat groezelige, doorzichtige plasticje zat, waar men doorgaans pasfoto’s van geliefden van de portefeuillebezitter treft. Op dat kaartje stond een in blauwe inkt gestempelde tekst: ‘Expect a miracle’.
Alle vooroordelen daalden over me neer: het naïeve plattelandstypje, voor het eerst in de grote stad en BAM! meteen beroofd. Niet echt op mij van toepassing overigens, maar het voelde wel zo, na 4 maanden in allerlei uithoeken van Ierland en Schotland, waar niemand de voordeur op slot deed. Je zou er bijna aan gewend raken.
Als wantrouwige Hollander die in Nederland altijd twee fietsen had voor het geval er weer eens eentje gestolen werd, schafte ik uiteindelijk een kettingslot aan voor de gloednieuwe fietsen van vriendelijke Ieren die ik overal lenen mocht. Er was er geen enkele voorzien van een slot.
Na het checken en dubbel-checken van alle mogelijk plekken waar de portefeuille zou kunnen zijn, maar waar die niet was, begon het regelwerk. Een vermakelijk onderzoekje naar de verschillen tussen klantenservices van allerlei bedrijven in diverse landen, als het niet zo verdomd irritant en tijdrovend was.
Zonder enige toegang tot geld (tip: bewaar nooit al uw geld en bankpassen op dezelfde plek. Ja, oerdom.) en al redelijk verzwelgend in een mix van zelfhaat en zelfmedelijden, begon daarna de tocht naar politiebureau en ambassade. Te voet uiteraard, want een kaartje voor de metro kopen kon ik niet.
Mijn koelkast was gelukkig goed gevuld, maar helaas was de koffie op. En ai: daar kan ik echt niet zonder. Ik hoopte op een gratis bakje troost ergens, bijvoorbeeld de ambassade.
Terwijl een modern zwart-wit portret van prinses Beatrix streng op me neerkeek (Beatrix zou nooit met al haar bankpassen en geld door Brussel gaan wandelen. Ik had liever gezien dat haar beeltenis al vervangen was voor het vriendelijke gezicht van de minder snuggere koning Willem-Alexander, die zoiets ongetwijfeld wel overkomen zou.) werd me verteld: een machtiging, daar doen we niet aan. Geen geld, geen paspoort. Koffie kon er ook niet vanaf, dat zag ik meteen.
Een vrij nutteloos uurtje lopen, al had ik daarmee wel een nieuw stukje Brussel gezien. Inmiddels duizelde het me een beetje, elk telefoontje leek tot een volgend te leiden. En het gebrek aan cafeïne maakte het er niet beter op.
Het politiebureau dan maar. Ik hoopte vurig op een kopje koffie, want dat is toch wat je in al die detectiveseries ziet. Houten bureaus, stapels papieren, eindeloze toevoer van dampende koffie uit de automaat.
Maar nee, ook hier kom ik lekker toepasselijk van een koude koffie thuis. Terwijl ze het attest opmaakt, grinnikt de politiemevrouw: “Dit is geen beste wijk, dat u het even weet. Wat is uw adres? O ja, dat zegt genoeg.” Tandenknarsend en het antwoord eigenlijk al wetend, vraag ik wat ze bedoelt. “Nou ja,” zegt ze, en kijkt op van het scherm, “laat ik het zo zeggen: wij gaan elkaar nog vaker tegenkomen.” Jasses, denk ik bij mezelf, maar dan zal ik in elk geval wel zorgen dat er straffe koffie klaarstaat.