Zondag is bezoekdag voor de gevangenen van Cereso Cinco. “Het bezoekuur is voorbij”, zegt één van de gewapende, maar goedlachse, bewakers. “Voor wie komt u?”
“Alberto Patishtán Gómez” “Van waar bent u?” “België, in Europa”. De wachter spreekt de commandant aan door zijn portofoon: “Twee mensen van Afrika voor Patishtán.” Afrikanen hebben hier kennelijk een goede reputatie, want de gevangenispoorten gaan open.
Stenen tralies
Terwijl groepjes inheemse vrouwen en kinderen het bezoekersblok verlaten, moeten zij de blauwe stempel op hun pols tonen. Buitenlanders hebben geen stempel, zij worden wel grondig gefouilleerd. “Wat is dit? Camera?”, zegt een bewaakster terwijl zij een recorder bovenhaalt. “Om muziek te beluisteren …” Dit leugentje om bestwil werkt, gelukkig maar.
Daar staat hij dan: Patishtán. Er worden handen geschud door de stenen tralies heen. Deze leraar lager onderwijs, vader van twee kinderen en sinds kort trotse grootvader van de schattige Genesis, doet zijn verhaal.
“Het is uiterst moeilijk om te accepteren dat er geen gerechtigheid is, dat je zomaar kan worden weggerukt van je familie. Dit onrecht doet pijn, zelfs de bewakers geloven in mijn onschuld.”
De zaak-Patishtan is jammer genoeg geen unicum. “We leven hier met 1500 gevangenen, de onschuldigen zijn talrijk”, zegt hij met klem. “Weet u dat wij, inheemsen, 80 procent van deze gevangenis uitmaken? Velen spreken geen Spaans, hebben geen advocaat, omdat ze arm zijn, omdat ze inheems zijn.”
Arrestatie klokkenluider
Patishtán werd er echter niét lukraak uitgepikt. Hij bracht in 2000 immers de corruptie en wanpraktijken aan het licht van de toenmalige burgemeester van El Bosque, zijn dorp. “Ik verdedigde mijn volk en de politici wilden hun macht behouden, daarom hebben zij mij dit aangedaan.”
Dochter Gabriela Patishtán Ruiz herinnert zich de dag van de ‘arrestatie’ nog goed: “Terwijl mijn vader op weg was naar zijn werk, stapten vier mannen in burger uit een bestelwagen. Ze namen hem mee, zonder iets te zeggen, zonder aanhoudingsbevel”, vertelt ze in een interview met het Mexicaanse ‘protesttijdschrift’ Proceso. De enige getuige? Rosemberg Gómez Ruiz … de zoon van de toenmalige burgemeester.
Rosemberg had die bewuste maandag 12 juni 2000 “de stem van Patishtán herkend”, nadat hijzelf en acht agenten in een hinderlaag werden gelokt. Zeven agenten overleden ter plaatse, terwijl Rosemberg samen met een achtste man zwaar gewond achterbleef. Die laatste verdween echter spoorloos, aldus de Mexicaanse kwaliteitskrant La jornada. De enige overblijvende getuigen zijn 85 kogels van AK-47 en R-15-geweren.
Hoewel Pathistán niet op de plaats van de misdaad aanwezig was, werd met de vele getuigenissen in zijn voordeel nooit rekening gehouden. “We zijn naar San Cristóbal en Tuxtla gegaan om zijn onschuld te verklaren, maar niemand luisterde”, verklaart collega Martín Ramírez López in een artikel van de ‘Internationale Dienst voor de Vrede’ SIPAZ.
Willekeur van het gerecht
Ook op donderdag 12 september, de laatste juridische strohalm om zijn onschuld aan te vechten, zal Patishtán niet worden gehoord in de rechtszaal van Chiapas: “Ik mag niet aanwezig zijn op mijn eigen proces, zo gaat het er altijd aan toe. Ik zal hier wachten op een telefoontje van mijn advocaten”, vertelt hij gelaten. Patishtán heeft drie advocaten, onder wie Leonel Riviero.
Tijdens het Aristegui-programma van CNN México plaatst Riviero de rechtszaak in een breder kader: “Dit proces dateert van 2000, een periode waarin er in Chiapas veel sociale onrust was in nasleep van de Zapatista-opstand van 1994 en het bloedbad van 10 juni 1998 in El Bosque.”
Met dat laatste refereert hij naar een gezamelijk optreden van leger, politie en lokale PRI’ers (de grootste politieke familie van Mexico) die de autonome Zapatista-regio San Juan de la Libertad ontmantelden en waarbij acht burgers en twee agenten om het leven kwamen.
Ook Patishtán komt uit El Bosque. “In heel deze context moet je de situatie van Alberto plaatsen (…) bovendien is hij een inheemse (Tzotzil), wat de zaak nog delicater maakt.”
Wat Riviero betreft, is het overduidelijk dat justitie hier over de hele lijn heeft gefaald. “Het lijkt erop dat het gerecht sommigen willekeurig straft en dat de meest kwestbaren gerechtigheid wordt ontzegd.”
“Het gerecht straft sommigen willekeurig en de meest kwestbaren wordt gerechtigheid ontzegd”
Broer van president op vrije voeten
Voorbeelden van corruptie in Mexico zijn nooit ver te zoeken, gewoon even de krant openslaan: Raúl Salinas, de broer van voormalig president Carlos Salinas de Gortari, werd in juli vrijgesproken van de aanklacht tegen drugsmokkel en onrechtmatige verrijking voor een bedrag van 120 miljoen dollar.
“Een toonbeeld van de straffeloosheid in Mexico”, volgens journalisten María Idalia Gómez, Roberto Garduño en Daniel Lizárraga.
Of nog: toen in maart het hooggerechtshof SCJN weigerde om Patishtán zijn verzoek tot onschuld te behandelen, sprak datzelfde gerechtshof een week later de zoveelste verdachte vrij van het bloedbad van Acteal vanwege procedurefouten. In 1997 werden in dit dorp 45 – inheemse – burgers, vooral vrouwen en kinderen, met geweren en machettes afgeslacht door paramilitairen.
Handtassen maken
Patishtán blijft echter optimistisch: “We moeten vertrouwen hebben dat gerechtigheid zal zegevieren”. Gissen op de afloop doet hij liever niet, te pijnlijk. Er hangt hem immers zestig jaar cel boven het hoofd. “We moeten de uitspraak van het tribunaal afwachten”, zegt hij zuchtend.
Dertien jaar lang tussen vier muren … Hoe doe je dat? “Bezig blijven”, luidt het. “Ik denk veel, praat veel met de medegevangenen over onze strijd, die van de inheemsen. We werken hier ook. We maken schoenen en handtassen. Met de opbrengst kopen we dan zeep of tandpasta.” De gedetineerden krijgen eten van de staat, maar voor al de rest moeten zij zelf hun boontjes doppen.
Hersentumor
Patishtán zit nu vier jaar in het ‘Centro de Rehabititación Social N° 5’ kortweg ‘Cereso Cinco’. Hij leeft samen met een tiental medegevangenen in een cel van drie bij vijf meter, hoewel er slechts zes bedden zijn.
“Het valt hier nog mee. In de gevangenis van Tuxtla ging het er erger aan toe.” Het was in 2003 dat Patishtán plots naar deze maximale beveiligingsgevangenis werd overgebracht. “Ik kreeg er minder bezoek, omdat mijn familie ver moest reizen, het eten was slecht en er was helemaal geen medische hulp.”
Pas in 2009 werd hij na druk van de publieke opinie overgebracht naar Cereso Cinco. Gelukkig voor hem, bleek achteraf. “Ik zag heel slecht uit mijn ogen, de gevangenisdokter dacht dat het glaucoom (groene staar) was.” Op aandringen van de mensenrechtenorganisaties Frayba en CIDH werd echter een nieuwe diagnose gesteld: hersentumor, waarna Patishtán werd geopereerd. Hij verkeert nu in goede gezondheid.
Patishtán kijkt altijd uit naar de zondagen, ook al regent het. “Bezoek is belangrijk voor mij, dat geeft afleiding, dat doet deugd. Ik krijg zelfs bezoek van organisaties uit Noorwegen, Italië … er zijn tienduizenden mensen wereldwijd die mee strijden tegen onrecht. En die strijd mogen we nooit opgeven, ook al zijn valse beschuldigingen het vreselijkste wat er is.”
Un otro mundo.news