François Hollande en David Cameron zijn op dit moment de meest krijgshaftige politici in Europa. In tegenstelling tot de publieke opinie in hun landen. Wat drijft hen? Over oorlog om het eigen machtsverlies in de wereld te maskeren.
De publieke opinie is negatief. Blair negeerde de kiezers nog bij de aanval op Irak in 2003, gesteund door bevriende mediatycoons. Cameron liep vast op het Lagerhuis. Hollande staat aan de top van een presidiale democratie en lijkt daardoor immuun voor de bemoeizucht van het volk met oorlog en vrede. De redenering van beide regeringen was of is waarschijnlijk, dat als de oorlog eenmaal begonnen is de bevolking zich wel achter de nationale vlag en de legeraanvoerder van de natie schaart.
De staatsman-legeraanvoerder wint volgens de ervaring tijdens een oorlog inderdaad tijdelijk aan gezag en statuur. De Mali-interventie heeft voor Hollande enigzins zo gewerkt. Maar na afloop van een oorlog daalt de rekening neer op de bevolking. Dat wordt steeds moeilijker. De economieën behoeven dringend structurele hervormingen en daarvoor zou in beide landen eigenlijk de economische bovenlaag aangesproken moeten worden. Maar daartoe ontbreekt beide regeringen de machtsbasis.
De machtsbasis van deze gekozen regeringen en daarmee hun vermogen omstreden beslissingen door te drukken (een oorlog in Syrië of het herstructureren van de economie), is gebaseerd op legitimiteit in de ogen van de bevolking. Maar die legitimiteit (ik beperk mij tot Engeland en Frankrijk) is aangetast. Kort gezegd, als gevolg van: 1 De Europese Unie. 2 De opkomst van Duitsland. 3 De macht van de financiële wereld. 4 Het niet meer kunnen beschermen van de middenklasse.
De EU zorgt al decennialang voor uitholling van de nationale soevereiniteit. De imperiale hoofdsteden Parijs en Londen hebben “Brussel” altijd gebagatelliseerd naar de eigen bevolking toe. Dat bedrog keert zich nu niet meer alleen tegen Brussel maar ook tegen de eigen politieke klasse. Het wegvloeien van regeringsmacht wordt nog scherper gevoeld door de opkomst van Duitsland als continentale macht. Duitsland werd in twintig jaar tijd de zwaargewicht van Europa. Vooral sinds de eurocrisis is de “Überlegenheit” van de Berlijnse beer niet meer weg te praten door de politieke klasse in Parijs en Londen.
De grootstedelijke centra Parijs en Londen zijn belangrijke knooppunten van financiële netwerken en hun relaties met politiek, wapenindustrie en media. De teloorgang van de traditionele industrie in Engeland ten gunste van de “City” is uitgebreid beschreven. De macht en rijkdom van de City zijn door de financiële crisis niet aangetast. De Engelse regering wordt in belangrijke mate gestuurd door deze belangen. De bijdrage door de financiële sector aan de Engelse economie is inmiddels zo groot geworden dat een andere koers binnen de huidige machtsstructuur niet meer mogelijk lijkt. In Frankrijk is Parijs altijd een waterhoofd geweest, gefinancierd door de rest van Frankrijk. De financiële sector is er minder zwaar maar de overheidsbureaucratie, de grote bedrijven en de media zijn van oudsher meer verweven.
In beide landen is in samenhang hiermee sprake van een zekere verwaarlozing van de middenklasse. Er is veel over geschreven, meestal over de Amerikaanse verhoudingen. Maar ook in Europa is de politiek steeds minder in staat om te “leveren” aan de middenklasse, laat staan de economische onderlaag. “Leveren”, in termen van pensioen, gezondheidszorg, openbare voorzienigen. Het vangnet van de verzorgingsstaat brokkelt af zonder dat de financiële wereld en de aanverwandte “werelden” lijden. Ook dat tast de legitimiteit van de regeringen aan. De politici geven volop toe aan de neiging om de schuld elders te zoeken: de euro, “Brussel”, Duitse machtswellust, de bonussen. Cameron opereert als “a cat on a hot tin roof”. De City wil in meerderheid dat Engeland binnen de EU blijft. De bevolking is echter verteld, onder andere door de kranten van Rupert Murdoch, dat de EU de schuld is van alle problemen. Cameron moet nu uitgerekend aan het vermaledijde Duitsland vragen om een opening voor hem te creëren.
Voor Hollande is de binnenlandse situatie vrij hopeloos. De gelijkwaardige as Frankrijk-Duitsland is niet meer geloofwaardig. Ontsnappen aan de EU is niet aan de orde. Zonder sanering van de overheidsfinanciën komt het land in de greep van de financiële wereld. Sanering ten laste van de bovenlaag zal geblokkeerd worden. Voor sanering ten laste van de middenklasse en de laag daaronder zijn de vakbonden (nog?) te sterk. Zal een oorlog in Syrië, een oorlog met een moreel hoogstaand doel, hem voorlopig vooruit kunnen helpen? De Parijse “intello’s” zullen hem wel steunen, voorop Bernard Henri-Levy (“BHL”) en de nieuwe hoofdredacteur van Le Monde.
Hoe hier uit te komen? Wat onderscheidt Frankrijk en Engeland in machtspolitiek opzicht nog positief van Duitsland? Dat is, kort gezegd, de veiligheidssector: een leger met een aanvalsfunctie, een atoomwapen, het lidmaatschap van de Veiligheidsraad en betere inlichtingendiensten. De opgeblazen veiligheidssectoren van Frankrijk en Engeland kunnen machtspolitiek worden verzilverd. Ook om legitimiteitsverlies in het binnenland te compenseren. Maar dat kan alleen op twee voorwaarden: 1. Conflicten die eigenlijk om een politieke oplossing vragen worden in plaats daarvan gemilitariseerd. 2. Er moet worden samengewerkt met de echte zwaargewicht, de Verenigde Staten, omdat de eigen legers onvoldoende in huis hebben voor een moderne, technologische oorlog waarbij aan eigen kant vrijwel geen slachtoffers mogen vallen. En de enige regio’s waar Engeland en Frankrijk nog op deze manier aan de bak kunnen komen zijn het Midden-Oosten en noordelijk Afrika. Anders worden de aanvoerlijnen te lang en te duur. En … wie in het Midden-Oosten iets wil in samenwerking met de VS, krijgt te maken met Israël.
Conclusie
Conflicten in noordelijk Afrika en het Midden-Oosten zijn voor Frankrijk en Engeland belangrijk om zichzelf als relevante macht te blijven definiëren. Het volgen van dggge Amerikaanse koers en langs die weg deels ook van Israëlische doelstellingen is daarvoor noodzakelijk.
Dit laatste leid mij tot het zetten van een vraagteken bij de in de media gepresenteerde doelstellingen voor de komende Syrië-oorlog. Genoemd worden, ten eerste het straffen van Assad en in de tweede plaats het afschrikken van Iran. In een volgende column wil ik een ander rijtje als vermoedelijke prioriteiten van de “geallieerden” presenteren: 1. Hezbollah 2. Iran 3. De Syrische luchtverdediging 4. De Golan Hoogvlakte.
J. Schnerr,
9 september 2013