Vooreerst wil ik te kennen geven dat ik op vlak van geloof geen ambigu persoon ben. Ik ben atheïstisch en stel dat niet elke dag opnieuw in vraag. Dat andere mensen wel geloven en dat geloof ook belijden, is evenmin iets waar ik me druk om maak. Of er nu een God is of niet, is voor mij een vraag die in mijn leven geen rol speelt. Meer zelfs, de vraag komt mij voor als een anachronisme.
Daarnaast wil ik zeer fel benadrukken dat ik het kerkelijke instituut, in casu het Rooms-katholieke, geen warm hart toe draag. Integendeel. Hoewel ik begrip kan hebben voor het christendom en erken dat er enorm veel waardevols in te vinden is (en hier zelfs enkele zaken van toe pas in mijn eigen leven), heb ik géén begrip voor haar geïnstitutionaliseerde variant. Op dat vlak sluit ik mij deels aan bij Petr Chel?ický, Lev Tolstoj, Roland Bainton en de christelijke anarchisten, die de degeneratie van het christendom laten samenvallen met haar institutionalisering sinds het Edict van Milaan (313). Ik sluit me er maar deels bij aan, omdat voor mij het christendom al veel eerder degenereerde (om maar enkele voorbeelden te geven: haar inclusieve karakter werd reeds onder paus Anicetus (ca. 150) teniet gedaan door de introductie van de idee van ‘ketterij’, de klerikale hiërarchie werd ingevoerd door paus Cajus (ca. 285) en ook het celibaat was reeds verplicht (ca. 300)), maar dat wil niet zeggen dat het pas sinds haar institutionalisering was dat ze haar eerder pacifistische houding verloor.
Nu die zaken uitgeklaard zijn, wil ik iets doen wat atheïsten per definitie niet horen te doen: het opnemen voor het christendom. Meer zelfs: het opnemen voor de huidige paus, de leider van de Rooms-katholieke Kerk. De reden waarom ik dit doe, is omdat een tussentijdse evaluatie vanuit seculiere hoek ook eens positief mag zijn (hoewel Marc Reynebeau begin juli in De Standaard reeds een eerste evaluatie gaf). Laten we hierbij in gedachten houden dat het om een voorlopige evaluatie gaat, dat er heel wat thema’s zijn waar de paus lang niet ver genoeg in gaat (of zelfs helemaal geen verandering in wil zien) en dat hij, als zijnde een jezuïet die zich vernoemde naar Franciscus van Assisi (de oprichter van de Franciscaner orde, waar de nadruk ligt op armoede en broederschap), evengoed een wolf in schaapskleren kan zijn die vooral een zeer goede PR-ploeg rondom zich heeft. Dat even op de achtergrond houdend, kunnen we wel enkele zaken aanhalen die pleiten voor zijn oprechtheid, zijn sympathieke profiel en zijn wil tot verandering. Kortom: om zijn algehele menselijkheid.
We zullen aanvangen vanaf begin juli.
1) In Lampedusa fulmineerde hij vurig tegen de oprukkende “globalisering van onverschilligheid“. Dit kan begrepen worden in lijn met zijn afkeer van de ‘cultus van het geld’ (als analogie met het gouden kalf), waar het geld over de mensen heerst in plaats van omgekeerd. Hierdoor ontstaat een apathische houding naar het leed van anderen toe.
2) Dat Franciscus nederigheid hoog in het vaandel draagt, konden we reeds afleiden uit zijn garderobe en zijn weigering om in de pauselijke residentie te verblijven in het Vaticaan. Hij deed er echter nog een schepje bovenop toen hij beval om een levensgroot standbeeld van hem te verwijderen in Buenos Aires. Als paus is het nagenoeg onmogelijk om een personencultus te vermijden, maar Franciscus doet er toch alles aan om deze verafgoding te ondermijnen.
3) Een nieuwe, geactualiseerde wetgeving in het Vaticaan ging op één september van kracht. Opvallend hierin is het harde optreden tegen pedofilie en kindermisbruik door geestelijken. Deze wetgeving is ondertussen uitgebreid naar alle organen die afhankelijk zijn van de Heilige Stoel.
4) Toen de paus zijn trip naar Brazilië ondernam voor de Wereldjongerendagen, vuurde hij de ene na de andere revolutionaire boodschap de wereld in. In de sloppenwijk Varginha en op het strand van Copacabana sprak hij onder andere zijn ongenoegen uit over werkloosheid en corruptie, om ten slotte de jeugd op te roepen “to want to be the actors of change“.
5) Ook nam hij expliciet standpunt in over het thema van homoseksualiteit. Hij stelde dat homoseksuelen niet gemarginaliseerd mogen worden, maar moeten worden opgenomen in de samenleving. Dat hij een onderscheid maakte tussen homoseksualiteit en homoseksuele praktijken is uiteraard waar, maar het is niettemin de meest progressieve formulering die een paus ooit gedaan heeft in het verwoorden van het officiële standpunt van de Kerk ten aanzien van holebi’s.
6) In zijn strijd om het Vaticaan transparant te krijgen, versterkte de paus de controle op de Vaticaanse bank. Hij wil hiermee een voorbeeld zijn om de financiële wereld tot verantwoordelijkheid op te roepen.
7) Zijn recente selfie kon ook tellen in verhoging van de aaibaarheidsfactor. Het is een zoveelste voorbeeld van de bereikbaarheid en aanwezigheid van de paus onder de mensen. Persoonlijk telefoongesprekken voeren op informele basis met gelovigen, wandelen door gevaarlijke sloppenwijken van Rio en gezellig mee djembé spelen, zijn er nog zo enkele.
8) Ten slotte riep de paus recentelijk op om de plannen over een mogelijke oorlog in Syrië te verlaten.
Het lijkt me duidelijk dat de intenties van de paus, evenals zijn profilering, een grote stap in de goede richting zijn. Onder meer het oproepen tot sociaal verzet, de vurigheid waarmee hij de rijken en machtigen met de vinger wijst (en zelf het voorbeeld geeft via zijn bescheidenheid), zijn weerzin van een personencultus en zijn houding als ‘man onder het volk’, de deugdelijkheid die hij zelf – als nederig mens – poogt te verwezenlijken en het aanhalen van controversiële thema’s op eerder progressieve wijze (voor de Rooms-katholieke Kerk althans), lijken allen in zijn voordeel te pleiten. Me dunkt dat we het, pausgewijs, niet beter konden treffen.
Alle open deuren intrappen – van zijn houding ten aanzien van vrouwelijke clerus en homoseksuele praktijken tot zijn criminalisering van klokkenluiders uit het Vaticaan en druggebruik – lijkt me in deze even ongepast. Dit zijn namelijk thema’s waar je van de Rooms-katholieke Kerk zelden tot nooit enige progressiviteit hoeft te verwachten. Het feit dat vrijzinnigen en atheïsten zo onvermoeid blijven refereren naar deze zaken, lijkt in de eerste plaats dan ook een zwaktebod te zijn. De vrijzinnigheid en het atheïsme definiëren zichzelf namelijk nog steeds tegenover en door religie. Wanneer religie daarentegen een positie inneemt die pleit voor (economische) gelijkheid, sociale cohesie en broederlijkheid (wat overigens aloude thema’s zijn) en de vrijzinnigen hier – over het algemeen – nergens een positieve evaluatie van geven, toont het de armoede van de kinderen van de Verlichting des te meer aan. En dat is ontgoochelend.
Het is bovendien frustrerend dat de missioneringsdrang die aanwezig is in vele religieuze instellingen, overgenomen is door de vrijzinnigen en atheïsten. Hun boodschap is er echter vooral één van “gelovigen zijn dom”, “religie is de oorzaak van alle miserie” en “de wetenschappen hebben geen boodschap aan God” – het zijn platitudes geworden die de doorsnee argumenten van gelovige mensen nergens overstijgen. Niet alle vrijzinnigheid vertaalt zich zo uiteraard, maar het is wel het grote uithangbord – van Dawkins tot Van den Berg. Waarom kan men niet toegeven dat de Rooms-katholieke Kerk meer is dan haar conservatieve identiteit op moreel gebied, maar eveneens een progressieve identiteit kan hebben op economisch gebied? Of een gelijkwaardige identiteit kan hebben op spiritueel gebied? Het is overduidelijk dat paus Franciscus, hoewel een conservatief op moreel gebied, veeleer progressief is op economisch gebied. Moest hij de standaard geweest zijn voor de pausen uit het verleden, had de reformatie misschien nooit plaatsgevonden – die is er namelijk deels gekomen omwille van de decadenties in Rome.
En nu roept de paus op tot een “doe-het-zelf” mentaliteit. Wees zelf de verandering. Verwacht niet alles van het Vaticaan, van je lokale kerk of van meneer pastoor, maar ga zelf de straat op om de verandering te bekomen die je wil zien. De analogie met de andersglobalistische ethos is hier overduidelijk en het hoeft dan ook niet te verbazen dat Franciscus stevig beïnvloed is door de Zuid-Amerikaanse bevrijdingstheologie (ook al heeft hij expliciet te kennen gegeven er géén aanhanger van te zijn wegens te marxistisch). Wat de vrijzinnigen dus beter eens zouden erkennen, is het progressieve karakter van de paus’ economische agenda, die we bijna anti-kapitalistisch kunnen noemen. Het is een punt waar heel vele christenen, alsook moslims en joden, zich in kunnen vinden en dat zij tevens al decennialang verkondigen. Dat de voorgaande pausen hieraan voorbij gingen en vooral de moreel conservatieve kaart trokken, doet daar niets aan af. Dat het Westen de islam blijft stigmatiseren als achtergesteld en barbaars, doet eveneens niets af aan de anti-kapitalistische basisintuïtie van vele moslims. Deze basisintuïtie is een goede, want het kapitalisme is vandaag ongetwijfeld hét structurele probleem waar de wereld onder gebukt gaat. Hoe komt het dan toch dat de georganiseerde vrijzinnigheid en de o-zo superieure Westerse atheïsten zelden publiekelijk standpunt innemen over dat destructieve kapitalisme? U hoeft echt geen marxist te zijn om te zien welk leed we allen ondergaan. U kan eveneens perfect een voorstander zijn van vrijemarktwaarden en tevens het kapitalisme verachten. Waarom dan toch die laffe houding? Mij lijkt dat nu eerder iets dat een paus zou doen…
Dat er redenen zijn tot wantrouwen naar de paus toe, betwist ik echter niet, maar voorlopig zal Franciscus van Assisi zich niet keren in zijn graf. Dus misschien moeten vrijzinnigen in onze omstreken die niet voor de zoveelste keer in herhaling willen vallen, eens nadenken over wat vandaag een urgentere emancipatiestrijd uitdrukt: de islam en andere godsdiensten blameren omwille van hun moreel conservatisme, of de financiële accumulatie en machtsconcentratie onderuit halen? Beiden hoeven elkaar niet uit te sluiten (liefst niet!), maar momenteel zijn de verhoudingen in het Westen zodanig scheefgetrokken, dat het schrijnend wordt. Ik durf me als atheïst amper uitspreken over mijn appreciatie voor de huidige paus, omdat ik het gevoel heb dan vooral heel erg dom over te komen. Ik noem me in de praktijk al lang geen atheïst of vrijzinnige meer, wegens de sectaire en doctrinaire associatie die deze termen oproepen, maar zo nu en dan poog ik toch nog even de diversiteit ervan te verdedigen. Daarom: ik, als atheïst en vrijzinnige, ben ervan overtuigd dat we vandaag meer kunnen leren van paus Franciscus dan van pakweg Richard Dawkins of Etienne Vermeersch.
Dat wil niet zeggen dat ik mee ga in de hysterie die rond de paus hangt, maar ik weiger eveneens oeverloze tirades te houden met zaaddodend saaie evidenties over paus en kerk. Dergelijk missioneringsgehalte is niet alleen vermoeiend, het werkt mij ook op de zenuwen. Zodanig zelfs, dat ik liever paus Franciscus aan het woord hoor dan een zoveelste vrijzinnige die hetzelfde gebral verkondigt als reeds talloze keren gezegd werd.