Nieuws, Samenleving, België, Armoede, Gezondheid, Gezondheidszorg, Derdebetalersysteem, Geneeskunde, Precariteit, Wijkgezondheidscentra, Kosteloze eerstelijnszorg, Forfaitaire geneeskunde -

Niet alleen leefloners stellen gezondheidszorg uit

"Wie arm is, onderbenut gezondheidszorg", luidt de titel van het persbericht dat de Christelijke Mutualiteit (CM) op 5 september naar buiten bracht. De achterliggende studie maakt de noodzaak van een grondig maatschappelijk debat over de sociale ongelijkheid binnen ons gezondheidszorgsysteem duidelijk.

vrijdag 6 september 2013 00:22
Spread the love

“Een bijkomend signaal dat we de strijd tegen de sociale ongelijkheid in de gezondheidszorg moeten opvoeren. Daar wint iedereen bij”, stelt voorzitter Marc Justaert in een persbericht dat vandaag door de CM werd verspreid. Het persbericht verscheen naar aanleiding van de CM-studie ‘Rechthebbenden op het leefloon: vinden zij hun weg in het gezondheidssysteem?’. Hierin werd gepeild naar de verschillen tussen twee studiepopulaties, enerzijds hun leden met een leefloon en een overeenkomstige controlepopulatie anderzijds, met betrekking tot hun benutting van het gezondheidszorgsysteem. De resultaten zijn zonder meer schrijnend.

Mensen in armoede gaan maar de helft zo vaak naar de tandarts voor een preventieve controle dan anderen. Ze gaan ook minder naar de huisarts en vaker naar de spoeddienst.

Het leefloon en de armoedegrens

In de reactie van het Netwerk Tegen Armoede op de CM-studie benadrukt het netwerk dat het leefloon tot ver onder de armoedegrens duikt. Waar het leefloon voor een alleenstaande volgens de meest recente cijfers (daterend van 1 september 2013) 817,36 euro bedraagt, ligt de Europese armoedegrens (d.i. 60% van het Europese mediaaninkomen) voor een alleenstaande vast op 1000 euro. Wat een gezin betreft, ligt het verschil nog hoger: het leefloon bedraagt 1089,82 euro, terwijl de Europese armoedegrens op 2101 euro wordt bepaald.

Wanneer we daarnaast de door Bérénice Storms[1] ontwikkelde Burgerstandaard (die o.m. de prijzen op de private huurmarkt in rekening brengt en uitgaat van een goede gezondheidssituatie) naast het leefloon leggen, wordt duidelijk dat het ontvangen van een leefloon allerminst een bescherming tegen armoede biedt. Zij berekende immers een Burgerstandaard voor een alleenstaande man van 1032 euro. Voor een alleenstaande moeder met een kind van 8 en 15 werd een Burgerstandaard van niet minder dan 2001 euro berekend.

Onderbenutting van het gezondheidszorgsysteem beperkt zich niet tot leefloontrekkers

Daar komt nog bij dat – volgens onderzoek dat door Eric Schokkaert en Nicolas Bouckaert werd verricht[2] – een segment van 57% tot wel 76% van de personen die gerechtigd zijn een leefloon te ontvangen er in de feiten geen gebruik van maakt. Een samenspel van factoren als schaamte en onwetendheid kan hierbij een verklaring bieden. Volgens Fred Louckx[3] wordt in deze context echter vaak een factor over het hoofd gezien:

“Naast de meer courante redenen zoals een gebrek aan kennis van bestaande regelgeving, angst en een kortetermijnvisie is er een belangrijke vierde dimensie die de andere in belang overstijgt, en vaak vanuit een typische middenklasse-opvatting uit het oog wordt verloren: gezondheid en gezondheidszorg zijn voor velen in onze precariserende maatschappij geen prioriteiten. Wanneer we een analyse willen maken van deze sociale problematiek moeten we vertrekken vanuit de leefwereld van die kwetsbare groepen. Hun levenswijze geeft blijk van een – weliswaar tragische – maar tegelijk zeer realistische tot zelfs rationele levensvisie. Ze hebben als het ware niet de luxe om met gezondheidszorg bezig te zijn.”

Armoede beperkt zich bijgevolg niet tot de leefloontrekkers: ook een aanzienlijk deel van de lagere middenklasse leeft onder, of flirt voortdurend met de armoedegrens. Daarenboven heerst steeds meer flexibilisering op de arbeidsmarkt, waardoor zelfs het hebben van een job allerminst een voldoende bescherming tegen armoede biedt.[4]

Of zoals Louckx het in een reactie aan DeWereldMorgen.be verwoorde: “Natuurlijk blijft de problematiek niet beperkt tot louter leefloontrekkers, maar maakt ze even goed deel uit van de sociale realiteit voor een brede populatie bejaarden met een inkomensgarantie en langdurig werklozen. Daarnaast breidt de problematiek zich vandaag in een context van precarisering ook uit naar de lagere tot zelfs gegoede middenklasse. Velen beginnen af te haken door de onzekerheid over het behoud van hun job. Deze kwetsbaarheid leidt tot de rationele keuze waarin prioriteiten worden gesteld, waar gezondheid jammer genoeg vaak geen deel van uitmaakt. In deze context is het uit- of afstellen van een tandartsbezoek vaak een eerste teken aan de wand.”

De door de CM-studie aangehaalde factoren van kostprijs, vrees voor vervolgbehandeling, beperkte informatie op maat en ondermaatse communicatie zijn bijgevolg niet enkel van toepassing op leefloontrekkers of -gerechtigden, maar hebben evengoed betrekking op een aanzienlijk segment van de middenklasse. 

Broodnodige maatregelen om de sociale ongelijkheid in ons gezondheidszorgsysteem te lijf te gaan

In het CM-persbericht (5 september 2013) legt het ziekenfonds de focus op drie voorstellen om de ongelijkheid in het gebruik van gezondheidszorg weg te werken.

  1. Ten eerste wil de CM het belang van de eerstelijnszorg en de preventie van jongs af benadrukken.
  2. Daarnaast stelt het ziekenfonds voor de automatisering van de toekenning van bestaande rechten voor bepaalde sociale categorieën op een hoger plan te brengen.
  3. Als laatste voorstel wordt de noodzaak van een betere afstelling tussen de huisartsenwachtpost en de spoedgevallendienst van het ziekenhuis benadrukt, om een optimaler gebruik van beide zorgverleners te bekomen.

Het Netwerk Tegen Armoede treedt de CM hierin bij, en gaat verder op hetzelfde elan door het belang te benadrukken van een resolute inzet op enerzijds meer wijkgezondheidscentra – niet enkel in de centrumsteden, maar eveneens in meer suburbane regio’s – en anderzijds een bredere toepassing van de derdebetalersregeling, met name wat de eerstelijnszorg betreft. In een artikel dat op 12 november in De Morgen verscheen, legde ook professor Sara Willems[5] de nadruk op het veralgemenen van het principe van de derde betaler: “Nu kan dat alleen voor de laagste sociale klassen, terwijl iedereen hier baat bij zou hebben. De toegankelijkheid van de gezondheidszorg kan nog een pak beter.”

Louckx treedt Willems enigszins bij waar zij de nadruk legt op het belang van de toegankelijkheid van de zorgverlening, maar gaat nog een stap verder:

“Nog belangrijker dan de voorstellen van professor Willems om de derdebetalersregeling te veralgemenen, is het instellen van een kosteloze eerstelijnszorg. Door het systeem van forfaitaire betaling in de wijkgezondheiscentra worden automatisch veel aspecten van de problematiek opgelost. Kwetsbare groepen moeten door de kosteloze eerstelijnszorg geen omwegen meer maken via spoeddiensten, en hebben direct contact met vertrouwde zorgverleners. De wijkgezondheidscentra zijn een formidabel initiatief voor de gehele bevolking, niet enkel voor kwetsbare groepen.”

Het probleem van de overconsumptie, ook in de gezondheidszorg

Critci van deze voorstellen vrezen echter dat een veralgemeende derdebetalersregeling tot overconsumptie van de gezondheidszorg zal leiden, doordat de patiënten zich er niet langer van bewust zijn hoeveel een doktersbezoek in de feiten kost. Nu al klagen enkele – veelal eerder conservatieve – huisartsen dat de regeling te vaak wordt gebruikt, en dat een bredere toepassing ervan hun subjectieve ervaring van maatschappelijk aanzien zou aantasten.[6]

Over de problematiek van overconsumptie gesproken, biedt het opiniestuk van professor Thierry Christiaens[7] in De Standaard van 15 april 2013 een mogelijke beleidslijn aan. Veeleer dan in dit debat ongegrond te gaan schermen met het argument van de overconsumptie die in de toekomst zou kunnen ontstaan in de gezondheidszorg, pakt men beter vandaag de reeds bestaande overconsumptie aan. Dit kan onder meer door vaker beroep te doen op het principe van de forfaitaire betaling – zoals dat vandaag al in de wijkgezondheidscentra wordt toegepast. Dit in tegenstelling tot de tegenwoordige situatie waar voornamelijk een nadruk op prestaties wordt gelegd. Christiaens stelt in deze dat veel overconsumptie in de hand wordt gewerkt door deze prestatiegerichtheid binnen de ziekenhuizen zelf; “Een dure scanner moet maximaal renderen”.

Professor Louckx weerlegt het overconsumptie-argument resoluut als een element binnen een ideologisch achterhoedegevecht en sluit af met een pleidooi voor een sociaal-progressieve zorgverlening op maat van de toekomst:

“Het gevaar voor overconsumptie is een nepargument: overconsumptie situeert zich net bij de meer gegoede en hogere middenklasse, niet bij precaire groepen waar eerder sprake is van onderconsumptie. Daarnaast is het ook een typisch argument binnen de traditionele, burgerlijk-liberale opvatting over zorgverlening. De kwaliteit van de gezondheidszorg wordt bij uitstek bepaald door de mate van toegankelijkheid van het systeem. Het al dan niet betaald worden zou geen element mogen zijn bij het spreken over waardering, wel de kwaliteit en dus toegankelijkheid van de zorgverlening.”

Louckx: “Een bepaald deel van de zorgverleners heeft altijd moeite gehad met de sociaal-progressieve gezondheidszorg. Toen ik 10 à 20 jaar geleden over forfaitaire geneeskunde sprak, werd ik overladen door agressieve reacties. Vandaag voel ik steeds meer instemming, en ook wetenschappelijk werd vastgesteld dat iedere financiële drempel de doeltreffendheid van de gezondheidszorg laat afnemen. Vandaar dat de zorgsector zijn analyse moeten veranderen, en resoluut moeten inzetten op het systeem zoals toegepast in wijkgezondheidscentra en op het principe van de forfaitaire geneeskunde in de eerste lijn. Wie blijft vastzitten in de achterhaalde burgerlijk-liberale visie op zorgverlening voert een ideologisch achterhoedegevecht. Laten we het debat over de weg naar een sociaal-progressieve gezondheidszorg nu voeren!”

Voetnoten

  • [1]Storms studeerde sociologie aan de K.U.Leuven (1987) en doctoreerde aan de Universiteit Antwerpen met een proefschrift over ‘Referentiebudgetten voor sociale participatie’ (2012).
  • [2]Schokkaert en Bouckaert zijn beide verbonden aan de faculteit Economie en bedrijfswetenschappen van de Katholieke Universiteit van Leuven.
  • [3]Fred Louckx is Hoogleraar gezondheidssociologie aan de Vrije Universiteit Brussel. Onder zijn leiding sloegen Victoria Deluxe, Samenlevingsopbouw Gent, ABVV, ACV/ACW Gent – Oost-Vlaanderen, LEF, Masereelfonds Gent, Vrede vzw en Vooruit vanaf de herfst van 2012 de handen in elkaar en startten deze Gentse organisaties vanuit het maatschappelijke middenveld het nieuwe project De Toekomstfabriek op.
  • [4]De onzekerheid die hieruit voortvloeit, leidt volgens Guy Standing (professor Ontwikkelingsstudies aan de University of London) tot het ontstaan van een nieuwe sociale klasse: het precariaat. Dit neologisme is een combinatie van de woorden ‘proletariaat’ en ‘precair’, dat door de Standing voor het eerst werd gebruikt in 2011. Hij beschouwt het precariaat als ‘the new dangerous class’; een sociale categorie van mensen die onzeker zijn over hun toekomst, geen degelijk inkomen heeft…
  • [5]Willems is verbonden aan de onderzoeksgroep ‘Sociale ongelijkheid in de gezondhiedszorg’ binnen de vakgroep ‘Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg’ van de faculteit ‘Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen’ (Universiteit Gent)
  • [6]Tijdens het zevende debat in de 24ste reeks van de Gentse Feestendebatten – met als onderwerp “Wordt ziek zijn onbetaalbaar? (Gezondheidszorg: meer markt of meer solidariteit?) – werd dit argument naar voren geschoven door Marc Moens (ondervoorzitter Belgische Vereniging van Artsensyndicaten). Moens’ argument werd toepasselijk gecounterd door Ri De Ridder (Directeur-generaal Dienst geneeskundige verzorging RIZIV) die zich treffend afvroeg of de feestvierend lui zich wel bewust waren van de kost die aan IVAGO-opruimwerk is verbonden. Zouden de IVAGO-arbeiders zich aangetast voelen inzake hun maatschappelijk aanzien en erkenning van de waarde van hun werk nu de feestvierders niet rechtstreeks aan hen betalen?
  • [7]Christiaens is verbonden aan de vakgroep ‘Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg’ van de faculteit ‘Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen’ (Universiteit Gent) en is huisarts in het wijkgezondheidscentrum Brugse Poort (Gent).

take down
the paywall
steun ons nu!