In de rol van vertegenwoordiger namens de VS en Europa had Turkije een belangrijke bemiddelende rol kunnen spelen bij het conflict in Egypte. De keuze van de regerende Gerechtigheids- en Ontwikkelingspartij (AKP) om nadrukkelijk partij te kiezen voor de Moslimbroederschap sluit iedere Turkse bijdrage aan een dialoog echter bij voorbaat uit.
Ondertussen uit premier Recep Tayyip Erdo?an zware kritiek op het Westen omdat daar wel diplomatieke wegen worden opengehouden om te kunnen bemiddelen in Egypte.
De AKP noemt democratie in Egypte als argument om de kant van de soennitische Moslimbroederschap te kiezen. In landen waar soennieten het al voor het zeggen hebben, heeft democratie echter weinig prioriteit voor Ankara. Dat Omar al-Bashir, de door het Internationaal Strafhof (ICC) van genocide verdachte soennitische dictator van Soedan, op de onvoorwaardelijke Turkse vriendschap kan rekenen, zegt veel.
Bovendien, toen de afgezette Egyptische president Morsi zich tot autocratische farao ontpopte in Egypte, vond de AKP het prachtig. Kon ook niet anders, want met Erdogan heeft Turkije zelf een premier die veel democratische normen aan de laars lapt.
Saoedi-Arabië
In werkelijkheid heeft het regionale beleid van de Turkse regering niets te maken met democratie, maar alles met een onderneming die tot de restauratie van het Ottomaanse Rijk moet leiden. In dat kader staat de vestiging van soennitische regimes voorop.
Bij voorkeur regimes in handen van de Moslimbroederschap, een beweging waarmee Erdogan buitengewoon veel affiniteit kent. Logisch, want de Milli Görüsbeweging waar hij uit voorkomt, geldt als de Turkse variant van de Moslimbroederschap.
Met de ideologische blindheid van de AKP staat Turkije zo langzamerhand behoorlijk alleen. Kritische columnisten noemen het de ‘eenzaamheid van Turkije’. Dat Saoedi-Arabië en andere oliestaten onlangs hun steun uitspraken aan de Egyptische militairen kwam gevoelig aan bij de AKP.
Het was echter uitgesloten om de Saoedi’s openlijk terecht te wijzen zoals Erdogan dat in westelijke richting doet. Daar wordt hij van weerhouden door de hoop dat de Saoedi’s in de nabije toekomst meer zullen investeren in Turkije. Investeringen die hard nodig zullen zijn naarmate westerse investeerders terugschrikken van het politieke klimaat dat zich de laatste jaren onder de AKP heeft ontwikkeld.
Ten einde een inconsequente indruk te voorkomen, moest er natuurlijk wel iets gezegd worden over de beslissing van Saoedi-Arabië. Om dat niet te veel in de gaten te laten lopen, liet Erdogan het vuile werk deze keer over aan vicepremier Bozdag, terwijl hij zich zelf in niet meer dan bedekte termen uitliet over de teleurstelling die de Saoedi’s bij hem teweegbrachten.
En nu hoopt hij maar dat ze er in Riyad niet al te zwaar aan zullen tillen.
Israël
Voor de zekerheid gooide Erdogan er een van zijn befaamde afleidingsmanoeuvres tegenaan. Deze keer door Israël aan te wijzen als kwade genius achter de staatsgreep/revolutie in Egypte. Van de zionistische staat valt het een en ander te verwachten, dat staat als een paal boven water, maar het door Erdogan aangevoerde bewijs stelde bijzonder weinig voor.
Het bestond uit niet meer dan een video van een persconferentie uit 2011, waarbij de Franse filosoof Bernard-Henri Levy het volgende liet weten aan de toenmalige Israëlische oppositieleidster Tzipi Livni: “Als de Moslimbroederschap aan de macht komt in Egypte, zal ik niet zeggen dat het omwille van de democratie is gebeurd, en dat de democratie maar zijn loop moet hebben. Democratie gaat verder dan verkiezingen, het gaat ook om waarden.”
Dat Erdogans beschuldiging tot grote woede in de VS en Israël zou leiden, viel te verwachten. Maar dat kwam goed uit, want door al het rumoer had niemand het nog over de voor hem zo genante stap van Saoedi-Arabië om de Egyptische militairen te steunen.
Dat Erdogan over de uitspraak van Bernard-Henri Levy valt, bevestigt dat hij democratie niet verder ziet gaan dan de stembus. Dat hij weinig op heeft met rechten voor minderheden liet hij al vaker blijken. De meerderheid heeft de macht, de minderheid het nakijken, zo ligt het voor Erdogan. In Egypte, maar zeker ook in Turkije.
Aardige kanttekening hierbij is dat een meerderheid zetels in het Turkse parlement door het stemsysteem in Turkije niet direct gebaseerd is op een meerderheid onder de bevolking. Erdogan wil het natuurlijk vooral zo houden. Daarom sprak hij zich onlangs nog maar eens uit tegen het opheffen van de kiesdrempel van tien procent.
Al-Qaeda
De Turkse president Abdullah Gül zei onlangs dat het met Egypte dezelfde kant uitgaat als Syrië. Valt veel voor te zeggen, maar impliceert die uitspraak ook dat Turkije terroristen in Egypte zou kunnen steunen zoals het dat al geruime tijd in Syrië doet?
Er is de laatste twee jaar heel wat wapentuig over de Turkse grens naar Syrië gegaan. Die wapens kwamen niet alleen in handen van Moslimsbroeders. Ook het aan al-Qaeda gelieerde al-Nusra kon profiteren van de opportunistische Turkse intentie om eenieder te steunen die zich tegen president Bashar al-Assad keert.
Als NAVO-partner kan Turkije steun aan al-Qaeda natuurlijk niet maken. Daarom begon de AKP een beetje terug te krabbelen met steun aan al-Nusra. Maar je weet hoe het gaat met die jongens. Je geeft ze een vinger en ze nemen je hele hand. Twijfel je even, dan word je acuut tot Satan uitgeroepen waartegen geen middel te ver gaat. Hebben ze in Washington als geen ander ervaren.
Helaas kwam Ankara rijkelijk laat tot dit besef. De Turkse grensplaats Reyhanli kon er de wrange vluchten van plukken, met in mei een aanslag die door Ankara klungelig in verband werd gebracht met een al dertig jaar niet meer bestaande radicaal linkse organisatie.
Alleen regeringsgetrouwe media in Turkije nemen die lezing nog serieus. De rest weet dat al-Qaeda/al-Nusra in Reyhanli meer dan 50 Turken de dood injoeg om de AKP eraan te herinneren welke straf er staat op het terugdraaien van steun.
Somalië
Al-Qaeda liet het niet bij de aanslag in Reyhanli. Om duidelijk te maken dat geen halve maatregelen worden genomen met afvalligen pleegde de plaatselijke al-Qaeda-vertakking in Somalië, al-Shabaab, in juli een aanslag op de Turkse ambassade in Mogadishu.
Ook nu weer weigerde de AKP toe te geven hoe het zat. Het ijlings verzonnen verhaal dat al-Qaeda de aanslag uitvoerde in opdracht van dezelfde buitenlandse machten die Turkije ook op andere manieren een hak trachten te zetten (zoals via het Gezipark-protest) was verre van geloofwaardig.
Vervolgens werden in Libanon twee Turkse piloten ontvoerd. Door sjiieten, naar wordt verondersteld. Maar van de organisatie die dit euvele feit op de kerfstok zou hebben, heeft niemand ooit gehoord. Zou deze ontvoering ook een streek van al-Qaeda zijn? Vast staat dat de verbanden met het Turkse beleid richting Syrië ook nu weer voor het oprapen liggen.
Conclusie: de Turkse benadering van de situatie in Syrië is op een fiasco uitgelopen, waar geen Syrische burger beter van is geworden, terwijl Turken de rekening gepresenteerd krijgen. En het kan nog erger worden, wanneer al-Qaeda besluit om Turkije verder af te straffen, wat een verre van hypothetische mogelijkheid lijkt.
Het valt te hopen dat de AKP wat betreft Egypte lessen zal trekken uit de ervaringen met Syrië. De beslissing om ook in Egypte nadrukkelijk voor een van de partijen te kiezen, waarmee de mogelijkheid van bemiddeling bij een dialoog wordt uitgesloten, belooft echter niet veel goeds. Al is het maar omdat Turkije er steeds eenzamer door dreigt te worden.
Peter Edel
Peter Edel is schrijver van ‘De diepte van de Bosporus, een politieke biografie van Turkije’ (2012, uitgeverij EPO, Antwerpen).