Opstand tegen marktlogica in onderzoeks/onderwijsbeleid
Onderwijs, Onderzoek, Publicatiedruk, Financieringsdecreet -

Opstand tegen marktlogica in onderzoeks/onderwijsbeleid

donderdag 22 augustus 2013 19:00
Spread the love

De Actiegroep Hoger Onderwijs lanceerde een open brief en een petitie om de overheersende marktlogica aan te klagen in het onderzoeks- en onderwijsbeleid van de Vlaamse overheid. Die marktlogica wordt momenteel decretaal opgelegd via de zogenaamde outputfinanciering — het financieringsdecreet Hoger Onderwijs dat in 2008 werd ingevoerd door de toenmalige onderwijsminister Frank Vandenbroucke.

Reeds in 2005 voerden de Links-Socialistische Partij LSP en Actief Links.be ALS actie tegen wat toen nog “Het Plan Vandenbroucke” heette. Toen al waarschuwden zij voor de gevaren van de outputfinanciering. Zo stond er bijvoorbeeld in de brochure “Stop de vermarkting van het onderwijs” uit 2005 al te lezen:

Concurrentiemechanisme. Dit is het belangrijkste doel van het Plan Vandenbroucke. Voor de allereerste keer zal de overheid bij de financiering van het onderwijs een concurrentiemechanisme invoeren. Het overheidsbudget voor onderwijs wordt tot 2012 vastgelegd, en de instellingen moeten nu met elkaar in concurrentie gaan om overheidsmiddelen te krijgen. Hoe gaat dit in zijn werk? […] Het overgrote deel van de middelen […] wordt verdeeld op basis van een aantal parameters die de minister heeft opgesteld. Instellingen die goed scoren op die parameters, krijgen meer geld. Elk jaar wordt de verdeling van de subsidies tussen de instellingen dus opnieuw berekend aan de hand van deze parameters. ”

“Universiteiten en hogescholen zullen vanaf nu moeten geleid worden als een commercieel bedrijf, dat zoveel mogelijk moet renderen om concurrentieel te blijven.”

“De nadruk op de commercialiseerbare aspecten van onderzoek en onderwijs zal nog veel sterker worden gelegd, en vooral de menswetenschappen zullen hiervan het slachtoffer zijn.”

“Doordat universiteiten en hogescholen vanaf nu nog veel minder zeker kunnen zijn van hun financiering op lange termijn, zullen ze nog minder geneigd zijn om mensen vast te benoemen, en zal het aantal flexibele en tijdelijke jobs alleen maar toenemen.”

“Als onderwijsinstellingen als bedrijven moeten geleid worden, zal er een constante druk komen op de lonen en arbeidsvoorwaarden.”

Het heeft echter een tijd geduurd vooraleer de effecten van het financieringsdecreet echt voelbaar werden in de praktijk. De mechanismes van het decreet komen pas nu écht op kruissnelheid; de afgelopen jaren zaten we nog in een “overgangsperiode”.

Toen ik in 2010 voor een volle zaal academici een presentatie gaf over de gevaarlijke evoluties die aan de gang waren en versterkt zouden worden door het financieringsmodel, waren de reacties nog overwegend van het genre “Hm, interessant, maar zo’n vaart zal het wel niet lopen, je moet niet overdrijven.”

Maar nu beginnen de gevolgen wel erg duidelijk te worden. De bestaande structurele financiering die min of meer gebaseerd was op de reële noden (studentenaantallen), werd vervangen door een onzekere, ontoereikende en concurrentiële financiering gebaseerd op de kwantitatief gemeten “productie-output”. De resultaten zijn niet verwonderlijk:

  • Onzekere financiering leidt tot onzekere arbeidscontracten (meer tijdelijken, minder vaste benoemingen) met alle gevolgen van dien: minder risicovol onderzoek, meer onderzoek met gegarandeerde korte-termijn-resultaten, meer stress, meer “bandwerk-onderzoek” — en in sommige gevallen worden “shortcuts” gezocht waarbij de wetenschappelijke integriteit in het gedrang kan komen.
  • De middelen die de Vlaamse overheid voorziet zijn ontoereikend: de structurele erosie door “onder-indexering” en door opeenvolgende besparingen heeft ervoor gezorgd dat de publieke middelen voor het hoger onderwijs, als percentage van het bruto regionaal product, de laatste decennia significant gedaald zijn, terwijl de studentenaantallen sterk gestegen zijn. Door die ontoereikende publieke financiering voelen instellingen zich genoodzaakt om de lonen te drukken en om aanvullende private financiering te zoeken — met onvermijdelijke gevolgen voor de onafhankelijkheid van het onderzoek, want het zijn uiteraard de private financierders die bepalen in welke onderzoeksdomeinen er geïnvesteerd wordt.
  • Concurrentiële financiering leidt tot een werksfeer waarin samenwerking moeilijk wordt, aangezien je collega’s (zeker van andere instellingen) in feite je concurrenten worden. De concurrentie-mechanismes en de evaluatie-parameters die in het financieringsdecreet op instellingsniveau werden ingevoerd, worden door de instellingen doorgeschoven naar het niveau van faculteiten, onderzoeksgroepen en zelfs individuele onderzoekers.
  • Kwantitatieve criteria mogen dan wel “objectief” en “meetbaar” zijn, maar ze zijn vrijwel nutteloos om de wetenschappelijke waarde (laat staan de maatschappelijke relevantie) van onderzoek en de kwaliteit van het onderwijs te beoordelen. Door enkel het aantal publicaties en het aantal afgeleverde diploma’s te laten “meetellen”, wordt kwaliteit een optionele, secundaire doelstelling — en impactfactoren, gezaghebbende panels of visitatiecommissies kunnen daar uiteindelijk weinig aan doen, aangezien zij in het beste geval hooguit de relatieve kwaliteit kunnen bewaken.
  • Een financiering gebaseerd op productie-output gaat uit van een visie op het hoger onderwijs die samen te vatten is als “veredelde papierfabriek”. Onderzoek wordt gereduceerd tot het publiceren van artikels in wetenschappelijke tijdschriften, onderwijs wordt gereduceerd tot het afleveren van diploma’s. Er wordt niet gekeken naar de inspanningen die geleverd worden in meer gedurfd onderzoek (dat misschien niet onmiddellijk veel publicaties oplevert), het begeleiden van studenten die het wat moeilijker hebben, het schrijven van populariserende boeken, schoolboeken, referentiewerken of opiniestukken, het organiseren van conferenties en workshops, peer review, enzovoort. Dergelijke maatschappelijk of wetenschappelijk relevante taken vergen inspanningen, maar leveren geen of weinig “output” op (althans volgens de criteria van het financieringsdecreet).

Kortom, er is iets grondig mis met het huidig onderwijs- en onderzoeksbeleid. Het is dus hoog tijd dat daar verandering in komt. Deze petitie kan een goede eerste stap zijn, maar zal waarschijnlijk niet volstaan. Om echt een verandering af te dwingen, zal het nodig zijn om ons te organiseren, personeel én studenten tesamen.

We zullen ons syndicaal (beter) moeten organiseren, want dat blijft de beste manier om onze loon- en arbeidsvoorwaarden te bewaken en te verbeteren. Sluit dus aan bij een vakbond!

We zullen ons politiek (beter) moeten organiseren, want van de politici die het huidig beleid hebben uitgestippeld, moeten we weinig verwachten. Stem dus voor een politieke partij die het beleid fundamenteel wilt veranderen en verbeteren — beter nog, sluit aan bij zo’n partij!

We zullen ons moeten verenigen, om te verhinderen dat we ons laten verdelen door valse tegenstellingen: dit is geen probleem van ZAP tegen ABAP/ATP, de ene instelling tegen de andere, studenten tegen personeel, onderzoek tegen onderwijs, de ene generatie tegen de andere, mannen tegen vrouwen, Vlamingen tegen Walen, of Belgen tegen buitenlanders. Enkel door ons te verenigen in de strijd tegen de vermarkting van onderwijs en onderzoek, kan die strijd tot een overwinning leiden. Samen sterk!

Deze blog staat ook op de persoonlijke blog van Jon Sneyers.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!