Ooit zal ik over deze plaats schrijven
Deze autobiografie doorloopt aan de hand van het familieleven van de auteur de recente postkoloniale geschiedenis van Kenya, Oeganda en Zuid-Afika. De oorspronkelijke titel is ‘One day I will write about this place’, een beetje onhandig vertaald tot ‘Op een dag zal ik schrijven over Afrika’.
De uitgever vond het blijkbaar interessanter om ‘Afrika’ in de Nederlandstalige titel te plaatsen. Met een naam als Binyanavnga Wainaina is het nochtans duidelijk waar deze schrijver vandaan komt.
Autobiografisch debuut
De auteur verdient al een tijd zijn brood met het schrijven van artikels en essays. Dit is zijn literair debuut. Onmiddellijk uitpakken met een autobiografie getuigt van lef. Meestal is dat immers het domein van reeds lang gevestigde schrijvers.
Het boek werd gepubliceerd in 2001 en dit jaar vertaald. Zijn verhaal heeft een moeizame start. Wainaina houdt zich ook niet aan één stijl. Aanvankelijk heb je het gevoel dat je niet goed weet waar dit naar toe gaat.
Een jonge Afrikaan zoekt zijn weg
Na een drietal hoofdstukken komt er echter klaarheid. Je begint te begrijpen wie wie is, zijn broer, zijn zus, zijn mama uit Oeganda. Wainaina komt niet uit een stereotypische arme familie maar uit een middenklassegezin. Veel aandacht gaat ook naar de relatie met zijn vader. Die is duidelijk teleurgesteld dat zijn zoon niet de belofte waarmaakt om in Zuid-Afrika een universitair diploma te behalen. Toch wordt de man nooit boos. Hij laat wel zijn teleurstelling voelen met subtiele opmerkingen.
Tussendoor vernemen we heel wat over de poltiek in Kenya en Oeganda, iets minder over Zuid-Afrika. Zo leren we ook dat Kenyanen geen hoge pet op hebben van Congolezen, hoewel ze hun muziek meer dan appreciëren.
Langzaam krijgt Wainaina het inzicht dat hij schrijver wil worden. Het begint allemaal toevallig. Hij neemt deel aan een lokale wedstrijd. Het is hem vooral te doen om het prijzengeld, dat hij broodnodig heeft om te overleven in Zuid-Afrika. Daar heeft hij immers zijn studie opgegeven. Zijn ouders geloven niet in zijn kansen om ooit als schrijver aan de kost te komen, maar laten hem toch begaan.
Het foute imago van Afrika
Jonge Afrikanen blijken goed op de hoogte van wat er in de wereld gaande is. Het internet mag dan al eens uitvallen, e-mails doen er soms wat langer over, maar dat laat de Afrikaanse jeugd niet aan zijn hart komen.
Af en toe geeft Wainaina een rake sneer naar de ‘welwillende’ (meestal Europese) blanken die, niet gestoord door enige kennis van zaken, weer eens hun ‘defintieve’ oplossing komen opdringen.
De lokale politieke elite van Kenya moet er echter ook aan geloven. Zo hekelt hij het racisme van de Kikuyu, de dominante etnische minderheid, die alle andere etnieën van Kenya als ‘etnische groepen’ ziet, terwijl ze zichzelf als ‘gewoon Kenyanen’ beschouwen. Daarmee bootsen ze de Britse koloniale orde na, die de Kikuyu hun leidende positie (weliswaar ondergeschikt aan de Britten) gaf. Hij ziet ook met lede ogen hoe het onderwijs – het enige dat goed werkte in Kenya – door het IMF als één van de eerste overheidstaken wordt aangepakt en kapot bezuinigd.
Mensen zoals iedereen
Hoeft het nog gezegd, Afrikanen zijn mensen zoals iedereen. Dat dat nog steeds zo moet worden gesteld, toont aan hoe de beeldvorming hier nog altijd gevangen zit in stereotypes, die zelden met de realiteit overeenkomen.
‘Afrikanen’ is zo al een veel te grove veralgemening. Wie Basken, Hongaren, Finnen, Schotten … bij elkaar gooit als ‘Europeanen’ krijgt hier onmiddellijk de critici over zich heen. Hoe kan men zo blind zijn voor de Europese verscheidenheid? Ondertussen blijven wij, Europeanen, er geen been in zien om het over ‘de Afrikanen’ te hebben.
Wie ben ik?
In al hun verscheidenheid zijn die Afrikanen ondertussen net zo goed op zoek naar hun eigenheid in deze snel veranderende wereld, iets dat ze dus ook gemeen hebben met de rest van de wereld. De auteur is daar zelf een goed voorbeeld van. Zijn familienaam Wainaina is onmiskenbaar Kikuyu, zijn voornaam Binyavanga is echter Rwandees-Oegandees van oorsprong en totaal on-Kikuyu.
Dat levert hem soms bizarre ‘voordelen’ op. Mensen hebben het met hem stiekem over het Kikuyu-racisme, terwijl Kikuyu het dan weer hebben over zoveel domheid bij al die ‘etnische groepen’, die zich niet zoals wij, ‘de Kenyanen’, gedragen.
Een mens is zijn taal
Wie dacht dat Vlamingen kunnen bogen op een ruime talenkennis, mag even nederig zijn. De gemiddelde straatverkoper in Nairobi spreekt minstens vijf of zes talen, zonder ooit les gekregen te hebben. Die talen zijn bovendien – in tegenstelling tot wat hier al te vaak gedacht wordt – zo verscheiden als pakweg Zweeds en Spaans.
De auteur speelt graag spelletjes met die talen. Hij bemerkt hoe de lichaamstaal verandert wanneer personen hun eigen taal spreken, hoe formeel ze worden in het koloniale Engels of op hun hoede in het Kikuyu, de taal van de politieke klasse.
Af en toe gaan de woordspelingen wat in de mist bij de vertaling. Soms geeft de vertaler er de voorkeur aan de Engelse tekst te behouden. Grappig zijn daarbij de weergaves van de accenten die verschillende etnische groepen hebben, hoewel dat voor iemand die niet zo vertrouwd is met fonetische nuances soms nogal onduidelijk moet overkomen.
Met op de achtergrond de laatste woelige presidentsverkiezingen in Kenya eindigt het boek, op het moment dat de auteur aan zijn literaire loopbaan begint en het idee voor zijn eerste roman begint uit te werken. Dat ‘idee’ heeft de lezer net helemaal gelezen.
Een merkwaardig debuut. Niet altijd even vlot geschreven, Wainaina is nog wat op zoek naar een eigen stijl maar toch een fascinerend portret van (een deel van) Afrika. Een auteur om in de gaten te houden; leer alvast zijn naam uit te spreken, die is uiteindelijk niet moeilijker uitspreekbaar dan pakweg Dagobert Vancauwenberghe.
Je kan het boek bestellen bij de webshop van DeWereldMorgen.be.