‘Tax shelter’: Wondermiddel voor de Belgische cinema of geschenk voor de 1%?
Nieuws, Economie, Cultuur, België, Tax shelter, Vlaamse film, Fondsenwervers, 1%, Belgische cinema, Fiscaal gunstregime -

‘Tax shelter’: Wondermiddel voor de Belgische cinema of geschenk voor de 1%?

Een festivalprijs voor een Waalse film hier, een commercieel succes voor een Vlaamse film daar en een regie- of acteeropdracht voor een landgenoot elders; de zegebulletins van de Belgische cinema volgen elkaar in sneltreinvaart op. Met dank aan de tax shelter heet het. Alleen begint dat systeem verdacht veel op het monster van Frankenstein te gelijken. Een commercieel product op maat van de 1 procent.

woensdag 26 juni 2013 13:40
Spread the love

In de tijdens het jongste Filmfestival van Cannes voorgestelde documentaire Seduced and Abandoned, waarin de speurtocht naar financiering voor een filmproject van regisseur James Toback en acteur Alec Baldwin wordt gevolgd, zit een hallucinante scène. Op het achterdek van zijn zeiljacht, dat voor anker ligt in de baai van Cannes, klaagt Taki Theodoracopulos over schrijnend onrecht. “Waarom spreekt niemand over het racisme waar miljonairs mee te maken hebben?” jammert de Griekse reder, “we worden met de nek aangekeken omdat we geld willen verdienen!”

De woordvoerder van de 1 procent was nochtans aan het feest in de Zuidfranse badstad, waar enkel de door Troma Entertainment (een onafhankelijke Amerikaanse producent van ‘exploitation films’) geleide ‘Occupy Cannes‘-beweging onder het motto “give art back to the people” en via ludieke acties, wees op “de kansongelijkheid tussen mega-mediaconglomeraten en onafhankelijke kunstenaars” (dixit Lloyd Kaufman).

De droomfabriek spiegelde immers niet enkel achter de schermen goude bergen voor aan de toch al met overvloed vertrouwde 1 procent. En alhoewel er dit jaar geen broers Dardenne, Gust Van Den Berghe of Felix Van Groeningen rondliepen, was België toch weer van de partij. Als place to be zowaar. Want voor de internationale filmgemeenschap is de ‘Belgische cinema’ met haar ‘tax shelter’, haar fiscaal gunstregime voor filminvesteerders, wel heel erg hot.

Getuige het onder de titel “Belgium’s virtuous circle” gepubliceerde dossier van het vakblad ‘Screen International’. Wendy Mitchell spreekt er over een heus ‘Belgisch wonder’ want “voor een land van amper 11 miljoen mensen kampt België boven zijn gewicht in de filmwereld”.

Het gaat immers om “een land dat ons recent meervoudige Gouden Palmwinnaars bracht met de broers Dardenne, het opwindende Oscargenomineerde Rundskop, de Berlinale hit The Broken Circle Breakdown; om nog te zwijgen van de ontelbare internationale producties – zoals Olivier Dahans Nicole Kidmanfilm Grace of Monaco – die een boost kregen dankzij het Belgische tax shelter systeem”.

Iedereen fier en blij in het Belgische kamp met zoveel lof natuulijk, maar tegelijk begon op het thuisfront het succesverhaal af te brokkelen. De noodzakelijke herziening van het tax shelter systeem bracht meningsverschillen binnen de Belgische filmwereld aan het licht. En belangrijker: de jarenlange omerta met betrekking tot de neveneffecten (lees: ontsporing) van het systeem werd doorbroken. Plots leek het wondermiddel veel minder heilzaam.

Kuifje in Hollywood

Officieel bleef de Belgische filmsector een good news show. Toen minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders begin juni in Los Angeles aan een dertigtal onafhankelijke producers en vertegenwoordigers van de belangrijkste Hollywood studio’s de Belgische audiovisuele troeven voorstelde, klonk het zelfzeker “Wij waren bekend voor onze bieren, onze chocolade en onze diamanten. Voortaan zijn we het ook voor onze films”.

Maar alhoewel een filmmaker zoals Michaël Roskam behoorlijk hot is in de VS – hij draaide ondertussen al de laatste film van James Gandolfini (Animal Rescue) en werkt aan een HBO televisieserie met een Belgische link (Buddha Bridge Bitch) – was het gezelschap tijdens dit seminarie niet geïnteresseerd in het ontdekken van een nieuwe Rundskop.

De toehoorders hoorden veel liever Reynders de lof zingen van de tax shelter – een constructie die bedrijven toelaat om te genieten van een belastingsvrijstelling van 150 procent voor het bedrag dat door hen besteed wordt aan Belgisch audiovisieel werk (films of televisieseries), op voorwaarde dat de investering niet boven 50 procent van het filmbudget gaat.

De impact van de tax shelter bleef niet beperkt tot producties van eigen bodem; België groeide erdoor uit tot een hotspot van coproducties van films en dat ging in Hollywood (en elders) niet ongemerkt voorbij. Producenten beseffen er maar al te goed dat de tax shelter voor hen een godsgeschenk is.

In tegenstelling tot wat in Frankrijk gedacht werd, zagen de Amerikanen de ‘culturele uitzondering’ (waarbij film uit de handelsonderhandelingen tussen Europa en de VS werd gelicht) niet als een gevaar. Want ondersteuningsmaatregelen zoals de tax shelter komen ook Amerikaanse, kapitaalkrachtige investeerders ten goede. Sterker nog, het is voor hen vooral een jackpot.

De groeiende populariteit van ‘onze’ tax shelter in de VS wekt bij sommige waarnemers argwaan op. Want wanneer de grote jongens beginnen mee te spelen, dreigen de kleintjes uit de boot te vallen. Zo wordt het systeem van crowdfunding – sites zoals Kickstarter en IndieGoGo ronselen online financiering voor fragiele filmprojecten bij particulieren – in gevaar gebracht doordat gevestigde waarden zoals Garden State-regisseur Zach Braff de online donaties (3 miljoen dollar voor het project Wish I Was Here) gebruiken om bij de studio’s financiering te versieren. De vrees is dat de online steungevers zullen afhaken wanneer ze zich gebruikt voelen door de studio’s. En de grootste slachtoffers van het eventueel ondergraven van het concept crowdfunding zijn natuurlijk de echte onafhankelijke filmmakers.

Flashback naar 2004

De tax shelter lokte onder meer Nicole Kidman (Grace of Monaco), Jean Dujardin (The Artist, Möbius), Aaron Eckhart (The Expatriate), regisseur Lars von Trier (Nymphomaniac) en projecten zoals de WikiLeaks-film The Fifth Estate, Le Petit Nicolas en Potiche naar België en maakte zowel Eric Van Looys Amerikaanse Loft-remake als Michel Gondry’s Boris Vian-verfilming L’écume des jours en Abdellatif Kechiche’s Gouden Palm-winnaar La vie d’Adèle mogelijk. Daardoor wordt al eens vergeten dat het was opgezet om ‘moeilijke’ projecten zoals Jaco van Dormaels Mr. Nobody een levenskans te geven.

Voor het ontstaan van de tax shelter moeten we terug naar het begin van de jaren 2000 wanneer, in het spoor van internationaal gevierde films zoals C’est arrivé près de chez vous (Remy Belvaux, André Bonzel en Benoit Poelvoorde) en Rosetta (de broers Dardenne), de Belgische cinema wel aanzien verwerft, maar zelden financieel rendabele films oplevert. Dat maakt het moeilijk om de financiers aan te trekken die het festivalsucces moeten omzetten in een filmindustrie.

In een zoektocht naar een mechanisme om gelden te verzamelen voor het produceren van films (en televisieseries) in België, stuit men op het idee van de tax shelter, een fiscaal gunstregime voor bedrijven die in film investeren. Met Didier Reynders op Financiën is de tijd rijp in 2004 om zo’n “bescherming tegen belastingen” op te richten en positief te verkopen.

Enkel Ierland, Luxemburg en Hongarije hebben een tax shelter ‘op zijn Belgisch’, een systeem dat bedrijven die in film of televisiefictie investeren een belastingsvrijstelling van 150 procent voor het geïnvesteerde bedrag oplevert. Concreet levert dat, via een reeks fiscale en andere financiële mechanismen, investeerders een rendement van 4,52 procent op. Verre van onaardig.

De investeerders stromen dan ook toe. Ze verdringen elkaar voor dit ‘product’. De vezamelde fondsen gaan jaar na jaar crescendo. Voor 2012 spreekt men over de ronde som van 180 miljoen euro. Aanzienlijk voor wie weet dat er voor dat zelfde jaar amper een 30 miljoen filmsubsidies voorradig waren in België.

Opwinding wordt snel euforie en de nationale filmindustrie plukt de eerste jaren de vruchten. Het aantal projecten stijgt (met zowaar 375 procent!), de tewerkstelling (acteurs, regisseurs, technici,…) neemt een vlucht (+ 23 procent in de periode 2004-2011) en de productiehuizen boeren goed. Het financieel bilan is dan ook positief: de tax shelter zorgt op tien jaar tijd voor een kapitaalsinjectie van 800 miljoen euro.

Meer nog dan de Cannes-prijzen voor de Dardennes (L’enfant, Le Silence de Lorna, Le gamin au vélo), de Oscar-nominatie van Rundskop en de internationale waardering voor films zoals Ben X, En waar de sterre bleef stille staan, Blue Bird, Unspoken en The Broken Circle Breakdown waren het de cijfertjes die de internationale aandacht trokken en het in crisistijden toch wel fabelachtige rendement.

Welkom in de Far West

Vooral de ‘financieel experten’ waren snel wakker geschud en de bemiddelaars verschenen op het terrein. Mannen en vrouwen met businessoutfit maar zonder filmkennis (laat staan filmliefde). Hun ‘taak’: investeerders zoeken en in contact brengen met producenten. In ruil voor een commissie van 7 tot 15 procent.

Een belastingsvoordeel aangevuld met een gegarandeerd rendement van 4,52 procent was al niet niks in een business waar succes onvoorspelbaar is, maar de ‘bemiddelaars’ zochten toch koortsachtig naar manieren om nog makkelijker beleggers naar de filmindustrie te lokken. Nog hogere procenten voorspiegelen was de voorspelbare oplossing.

Om het wettelijke plafond van 4,52 procent te omzeilen, werd filmproducenten gevraagd zelf aandelen van de eigen projecten in te kopen, mèt de fondsen voorzien om de film te produceren. Zo kon men gigantische rendementen (er wordt gesproken van 20 tot 25 procent) beloven aan beleggers. Daardoor verdween geld, voorzien voor een filmproductie, in de zakken van bemiddelaars en beleggers. De filmmakers bleven achter met een beperkt, afgeroomd budget.

Toch bleven klachten uit. Waarom? Omdat de filmwereld er van overtuigd was dat de tax shelter een goede zaak was voor de nationale filmindustrie. “Niemand wou voor opschudding zorgen uit angst dat de wetgever alles zou afblazen,” zegt Philippe Reynaert (directeur van Wallimage) in Moustique, “er gold dus een soort omerta, men zweeg over de problemen omdat dat te gevaarlijk was”.

Door dat stilzwijgen ontstond een vertekend beeld. België leek een filmparadijs en de tax shelter een wondermiddel. “De tax shelter was zonder twijfel een gigantisch succes,” stelt bemiddelaar Adrian Politowski (Umedia) in Screen International, “de investeerders zijn gelukkig, vandaar de groei. De filmproductie profiteerde van het systeem en ook de werkgelegenheid had er baat bij”.

Daarbij werd vergeten dat de tax shelter enkel kon werken omdat er al een positieve vibe was dankzij dynamische filmmakers en een positieve perceptie van ‘werk van eigen bodem’ door het publiek. Terwijl de implosie van het tax shelter systeem door een spiraal van stijgende kosten genegeerd werd.

Bovendien, ondanks de hoera-verhalen bleken audiovisuele bedrijven amper te profiteren van de goudbergen van de tax shelter. Waar gingen en gaan de winsten wel naartoe? Naar de bemiddelaars. Grote spelers zoals Fortis, Corsan, uMedia en Scope. Zij profiteren mee van het opbod in de rendementen dat ze de laatste jaren zelf creëerden, terwijl ze zichzelf fijntjes beschermen door iedereen mee in het bad te trekken.

Waarom jarenlang niemand protesteerde? Omdat producenten en filmmakers angst hadden uit de boot te vallen. Een (te) klein budget is nog altijd beter dan geen budget. En met mooie principes maak je geen films wanneer je investeerders verliest aan collega’s die meer ‘return on investment‘ bieden.

Zo veranderde het beloofde land snel in de Far West. Abnormale rendementen, gulzige bemiddelaars, zwijgzaam toekijkende overheidsorganisaties en onverschillige politici zorgden voor chaos en wantoestanden. Slechts 1/5de van het tax shelter geld druppelt door tot een filmproductie zonder dat iemand ingrijpt. De overige 4/5de gaat naar de beleggers en bemiddelaars. Die krijgen veel door weinig (door) te geven.

Het monster van Frankenstein

Toen in mei de aanpassing van het tax shelter systeem ter sprake kwam, ontstonden er voor het eerst barsten in het succesverhaal en de schijnbare consensus. Bleek dat de meningen toch wel verdeeld waren in de filmwereld en dat niet alles rozengeur en manenschijn was.

Volgens Reynaert heeft de tax shelter “de sector met contradicties opgezadeld. Vroeger heerste er solidariteit en kameraadschappelijkheid, maar nu zijn het wolven die elkaar doden. Dat is een triest neveneffect van heel dit verhaal”. Een verhaal dat lijkt op dat van het monster van Frankenstein

Peter Bouckaert (producer bij Eyeworks) legt in De Morgen de vinger op de wonde door te stellen dat de tax shelter geëvolueerd is “van een middel om de Belgische audiovisuele sector te ondersteunen tot een puur financieel product”.

De gevolgen daarvan zijn dubbel. Enerzijds wordt er geld verdiend met speculatie én overheidssubsidies (waardoor uMedia gigantische dividenden kon uitkeren vorig jaar); anderzijds wordt film herleid tot louter een product terwijl het tot hiertoe in Europa (in tegenstelling tot de VS) als een kunst wordt beschouwd.

Bovendien gaat er, zoals gezegd, steeds meer geld naar de fondsenwervers (geen wonder dat uMedia lobyisten in dienst heeft om haar belangen te verdedigen) en naar grote internationale producties. Maar de grote winnaars zijn natuurlijk de geldschieters die de rode loper voor zich uitgerold zien worden en langs de kassa mogen passeren om woekerwinsten te innen.

Waarnemers wezen er tijdens het jongste Filmfestival van Cannes op dat de filmbusiness het ondanks de financiële crisis toch goed blijft doen omdat film het nieuwe speeltje van de 1 procent is geworden. Dat België mag meespelen met de grote jongens heeft het dan ook te danken aan het feit dat het met de tax shelter een product op maat van de 1 procent heeft gemaakt.

De aanpassingen aan de tax shelter die in mei doorgevoerd werden na hoorzittingen in het parlement – 70 procent van de opgehaalde bedragen moet voortaan in het filmbudget belanden, het gegarandeerde rendement daalt naar 3,6 procent en de commissies van fondsenwervers worden verminderd – zullen daaraan weinig veranderen. De één-op-één relatie tussen investeerder en producent blijft verstoord waardoor het product ‘tax shelter’ een aantrekkelijk (want winstgevend) financieel product blijft voor de 1 procent.

Critici pleiten voor een verregaande hervorming, een soort “tax shelter 2.0” dat werkelijkheid zou moeten worden voor eind 2013, maar belangenorganisaties zoals de Belgian Film Producers Association (met producenten die verstrengeld zijn met fondsenwervers) geven tegengas. Door in te spelen op angsten (“niemand wil toch dat dit geld verdwijnt uit de Belgische filmsector”) willen ze verandering counteren, maar bekennen ze vooral er schrik voor te hebben.

Benieuwd of het door minister van Financiën Koen Geens geplande overleg met de verdeelde filmwereld tot een verbeterde tax shelter zal leiden, één waarin film echt centraal staat. Eén ding is zeker: de 1 procent zal haar speeltje (‘beleggingsproduct’ in het jargon) niet graag afstaan.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!