Het is ook een uitgelezen moment om even stil te staan bij het initiatief om verslaggeving te doen in stripvorm. In zijn voorwoord verwijst Sacco naar het feit dat hij regelmatig de kritiek krijgt dat een getekend verhaal niet objectief genoeg kan zijn om tot waardevolle journalistiek te worden gerekend .
Dat zijn opzet subjectief is, bestrijdt de auteur niet, het waardevolle karakter ervan verdedigt hij vurig. Enerzijds bevindt de tekenaar zich voor een veel complexere opdracht dan de journalist-schrijver. ‘Een konvooi met VN-trucks’ blijft in de krant ‘een konvooi met VN-trucks’. De stripauteur moet het konvooi tekenen. Hij moet dus kiezen hoe hij het eruit wil laten zien, vanuit welke hoek hij het vastlegt, welke details hij opneemt en welke niet.
Die subjectiviteit vindt Sacco net essentieel. De door de Amerikaanse school aanbeden objectiviteit is volgens hem een luchtkasteel. Niemand kan zijn achtergrond of zijn morele geloof zomaar van zich afschudden zodra hij voet zet in een ander land. De waardige journalist kan beter zijn opvattingen koesteren en gebruiken om zijn relaas kracht bij te zetten.
Wellicht gaat Sacco hier een stapje te ver. De wereld heeft het recht om een zo objectief en afstandelijk mogelijke stem te horen over crisissituaties. Het is natuurlijk niet toevallig dat hij voor deze manier van verslaggeving gekozen heeft. Ze past bij zijn aard, die evengoed een artiest, een wereldverbeteraar, als een journalist herbergt.
Rasverteller
Dat maakt zijn bijdrage echter geenszins minder waardevol. Sacco weigert de stem van de machtige evenveel aan het woord te laten als die van de onderdrukte. En zo leren we de Tsjetsjeense situatie inschatten door de ogen van vrouwen die zogenaamd voor hun welzijn uit hun vaderland weggehaald werden om te gaan leven in Russiche kampen of verlaten fabrieken.
De oorlog in Irak wordt tastbaar via Amerikaanse soldaten die stijf staan van de stress omdat iedere wagen of iedere passant een potentiële bommenlegger kan zijn. Maar ook vanuit de blik van Irakese plattelandsjongens die op twee weken tijd opgeleid moeten worden om die potentiële bommenleggers te verschalken en overmeesteren. Het meest persoonlijk en aangrijpend is echter het verhaal van de Afrikaanse vluchtelingen die in hun poging om Italië te bereiken steevast op Malta stranden.
Sacco is zelf een Maltees van geboorte (en later opgegroeid in Amerika), waardoor je voelt dat hij geklemd zit tussen de stem van de vaak terecht geërgerde Maltesers en zijn spontane medeleven met de armzalige schipbreukelingen.
Op zijn terrein is Joe Sacco onovertroffen. Zijn stijl is heel sober, wat zijn aanpak meteen een ernstig, en ja, bijna objectieve allure geeft. Tegelijk is hij een rasverteller. Hij laat voortdurend mensen van allerlei slag aan het woord, introduceert zichzelf als personage en verdoezelt niet welke invloed zijn aanwezigheid op de geschetste situatie had.
Hoewel zijn aanpak op het eerste zicht afstandelijk en gortdroog lijkt, schuilt er in werkelijkheid een heel doordachte en menselijke aanpak achter, die echter nooit activistisch wordt. Hoewel de verhalen door hun beperkte lengte iets minder beklijvend zijn dan Sacco’s andere boeken, is dit een perfecte introductie in het unieke werk van deze journalist-kunstenaar.