Op sociale netwerksites is heel wat commotie ontstaan over een nieuwe verordening die de Europese Commissie op 6 mei wil voorstellen. Die moet 12 bestaande wetgevingen vervangen door één nieuwe Europese wet inzake de teelt van en handel in zaaigoed voor de land- en tuinbouw. Heel wat mensen die begaan zijn met biodiversiteit, duurzame landbouw of de kweek van lokale, oude en zeldzame groenten vrezen dat dat in de toekomst onmogelijk wordt gemaakt.
Milieuorganisaties vrezen dat de ruil van zaden door hobbytelers strafbaar wordt. Vooral nu steeds meer mensen zelf groenten en kruiden beginnen kweken en grassroots-organisaties in steden aan gemeenschapslandbouw doen, waarbij planten en zaden onderling gewisseld en verkocht worden, baart de nieuwe directieve grote zorgen.
De ontwerptekst van de nieuwe zadendirectieve behandelt de zadenmarkt als elke andere commerciële markt. De argumentatie luidt dat elke commerciële producent in de Unie dezelfde kansen moet krijgen (level playing field), reden waarom de verschillende bestaande regelgevingen en nationale wetgevingen geharmoniseerd worden. Of hobbykwekers zich zorgen moeten maken is onduidelijk.
De ontwerpstekst zegt dat de gratis uitwisseling van zaaigoed tussen twee personen buiten de regelgeving valt. Zadenruil zou dus niet in gevaar zijn. Maar elke vorm van handel in zaden die niet gecertificeerd zijn, wordt strafbaar. Dat vormt wel degelijk een probleem voor kleine telers die niet afhankelijk willen zijn van de zadenmultinationals die vandaag nagenoeg de hele wereldmarkt van zaaigoed beheersen. Die wereldwijde zadenmarkt was in 2009 meer dan 21 miljard euro waard.
De vrees dat de lobby van chemische bedrijven, die vandaag ook de grootste producenten van zaaigoed zijn, via wetgevend werk probeert de markt in handen te houden, is reëel. Zo merkte een Franse actiegroep op dat een van de pennen van het ontwerp voor de nieuwe directieve toebehoort aan een medewerkster van de Commissie die voorheen actief was bij de Franse lobby voor de zadenindustrie.
De tekst is dan ook geschreven vanuit een agroindustriële logica, die de belangen van grote producenten wil beschermen, ondermeer hun intellectuele eigendomrechten op de technologie die gebruikt wordt om hybride of transgene planten te ontwikkelen.
De dominantie van de industrie op het zaaigoed dat aan de basis ligt van ons dagelijks voedsel is vrij recent. Tot het begin van de jaren 80 was de kweek van zaden vooral een zaak van selectie door landbouwers, tuinders en kleine familiale bedrijfjes. Maar de biotechnologie en de zogenaamde life sciences die vanaf de jaren 80 een hoge vlucht namen, hebben de hele zadenmarkt radicaal veranderd.
De Amerikaanse hoogleraar Philip H. Howard van de Michigan State University analyseerde de evolutie van de zadenmarkt tussen 1996 en 2008 en zag dat nagenoeg alle kleinere zaadproducenten opgekocht werden door farmaceutische en chemische bedrijven en dat de grote spelers fuseerden zodat ze controle kregen over een markt waarin ze ook hun biotechnologische know how konden verzilveren.
De concentratie op de zadenmarkt neemt nog alle dagen toe. De drie zaden- en agrochemische bedrijven Monsanto, DuPont and Syngenta controleren al 53 procent van de commerciële zadenmarkt. Economen aanvaarden dat wanneer vier bedrijven 40 procent van een welbepaalde markt controleren, er niet langer competitie mogelijk is.
De 6 grote spelers op de zadenmarkt, Monsanto, DuPont, Dow, Bayer, BASF en Syngenta, werken dan ook nauw samen, ondermeer door strategische allianties aan te gaan, zodat ze gebruik kunnen maken van elkaars patenten op de kenmerken van transgene zaden, zoals tolerantie voor pesticiden.
Om die reden werd ook het succesvolle Belgische Plant Genetic Systems uit Gent in 1996 opgekocht voor 600 miljoen euro zodat de intellectuele eigendomsrechten op de technologieën van Plant Genetic Systems konden gebruikt worden. Het gevolg is dat de Big 6 de facto een oligopolie hebben ontwikkeld op de zadenindustrie en dus zo goed als de volledige voedselproductie controleren.
Monsanto bijvoorbeeld evolueerde van een chemisch bedrijf dat in het midden van de jaren 80 nauwelijks belangen had in de zadenindustrie naar het grootste zadenbedrijf ter wereld, dat 27 procent van de zadenmarkt controleert. Het is meteen ook de vierde producent van pesticiden. Ook Europese bedrijven zoals Bayer, BASF and KWS en het Franse Limagrain zitten bij de top tien van de wereldzadenmarkt. Samen controleren ze 73 procent. In 2007 was dat nog slechts 67 procent.
Zaaigoed is lang buiten het speelterrein van grote kapitalistische bedrijven gebleven omdat zaad, eens aangekocht, makkelijk kon vermeerderd worden. De grote producenten konden dat probleem tackelen via twee strategieën, een biologische en een juridische. De ontwikkeling van zogenaamde hybride zaden die hogere opbrengsten verzekeren, was een belangrijke biologische strategie.
De ‘nakomelingen’ van hybride zaden hebben immers niet dezelfde – en uiteraard steeds slechtere – kwaliteiten dan hun hybride voorouders. Boeren moeten dus jaar na jaar opnieuw zaden aankopen. In de Verenigde Staten werd zo de volledige markt voor maïszaaigoed geprivatiseerd, waar dat zaaigoed voorheen door de boeren zelf of door publieke instellingen zoals universiteiten werd gekweekt.
De drie grootste zadenbedrijven controleren samen 85 procent van de transgene maïspatenten en 70 procent van de andere patenten op zaaigoed voor de landbouw in de VS. Ook de kweek van transgene zaden die niet kunnen vermeerderd worden omdat er genetische beperkingen ingebouwd worden, de zogenaamde Terminator-zaden, behoren tot die biologische strategie.
De juridische strategie wil vooral de wetgeving beïnvloeden en maakt ondermeer gebruik van patentrecht en wetgeving inzake intellectuele eigendom om te verhinderen dat zaden door boeren of kleine telers vermeerderd worden. Het zaad is als het ware juridisch eigendom van de agrochemische bedrijven die het ontwikkelen.
Zadenbedrijven verkiezen de biologische strategie, omdat die niet beperkt is in de tijd – patenten verlopen na een twintigtal jaar – en ook makkelijk toepasbaar is in ontwikkelingslanden waar de controle op de schending van patenten laks is. Maar in het Noorden, Europa en de VS, levert ook de juridische strategie successen op.
Nu de nieuwe zadendirectieve straks op de tafel van het Europees parlement komt te liggen, is het belangrijk na te gaan of die directieve louter de belangen van het oligopolie dient en of ze al dan niet een duurzame landbouw in de weg staat. Want zoals dr. Howard het al opmerkte, is de zadenindustrie steeds nauwer verweven met landbouwmethoden die de bodem uitputten, met monoculturen, met vervuiling van ecosystemen en met een gigantisch verbruik van fossiele brandstoffen en water.
Samen met andere progressieve partijen willen wij er alvast op toezien dat de privatisering van de natuur een halt wordt toegeroepen, dat boeren in staat zijn duurzame producten te kweken zonder afhankelijk te zijn van een handvol multinationals en dat de biodiversiteit verzekerd blijft. Voor alle duidelijkheid: de zadendirectieve is nog géén wet; het is voorlopig slechts een ontwerp.
Kathleen Van Brempt is Europees parlementslid voor de S&D-partij.