Deze opiniebijdrage werd geschreven/ondertekend door Bob baron Stouthuysen, Staf Lauwerysen en Wout Baert.
Burgers verwachten dat de steden en gemeenten keuzes maken en sturen op wat in hun omgeving gebeurt. Toch hebben lokale besturen steeds minder rechtstreekse zeggenschap over hun middelen. Door voortdurende schaalvergroting van sectoren zoals onderwijs, welzijn en gezondheidszorg (ziekenhuizen), sociale economie, cultuur, huisvesting,… is het lokaal bestuur in een afhankelijke positie terechtgekomen. Het sturend vermogen van onze steden en gemeenten ten aanzien van zulke regionale netwerken, maar ook ten aanzien van de private sector, is sterk geslonken.
Gemeentebesturen hebben deze trend van opschaling volledig gemist, verblind door frustratie over gemeentelijke fusies of vrees om ook maar een deel van de bevoegdheden te moeten afstaan. Maar vandaag stellen we vast dat steden en gemeenten nauwelijks nog marge hebben. Zowel de stad Mechelen als de stad Kortrijk krimpen hun personeelsbestand met 15% in, anderen volgen en deze week nog werd het debat door de centrumsteden zelf op scherp gezet.
De financiële en economische crisis lijkt niet meteen opgelost, zodat steden en gemeenten nog een hele tijd de knip op de beugel moeten houden. De marges voor een verhoging van retributies, belastingen en taksen zijn klein en veranderen structureel niets. Ook Belfius waarschuwt in een eigen recente analyse de gemeenten voor de financiële toestand die hen te wachten staat.
Met nog minder capaciteit, verlangen we van onze steden en gemeenten dat ze ageren tegen steeds grotere structuren. De vraag is hoe lang deze kruik nog te water kan gaan…
Inwoners zullen rechtstreeks de nadelen ondervinden van een inkrimping van de gemeentelijke dienstverlening en het gebrek aan schaalvergroting. De stad en de gemeenten krijgen steeds meer “beleid” opgedrongen omdat ze zelf niet de capaciteit of bestuurskracht hebben om op de ontwikkeling ervan te wegen. Cru gesteld: burgemeesters en schepenen moeten voortdurend lobbyen bij hogere overheden om iets ‘op maat’ uit te werken of worden loopjongens en -meisjes om allerhande subsidietjes te bekomen.
In Europees perspectief zijn de Vlaamse gemeenten relatief klein, zeker in vergelijking met landen ten noorden van ons. Zelfs een relatief grote capaciteit, is vandaag geen garantie om in de een stad of gemeente écht zaken in beweging te krijgen.
Om tot oplossingen te komen, zullen ook steden en gemeenten moeten kiezen voor schaalvergroting. Er zijn niet veel opties en scenario’s. Een aantal willen rekening houden met de herkenbaarheid en nabijheid van de gemeenten, andere lijken drastischer van aard.
1. Meer samenwerking. Steden en gemeenten kiezen resoluut om meer diensten, zowel uitvoerende als beleidsontwikkeling, in samenwerking uit te bouwen. Een lokaal loket blijft, maar er is een gedeelde back-office. Dat geeft kansen tot besparingen en gespecialiseerde medewerkers kunnen voor meerdere gemeenten worden ingezet. Ze sturen die gemeenschappelijke diensten samen aan, vanuit een samenwerkingsverband. De impact van de plaatselijke gemeenteraden gaat nog over concrete, lokale projecten, terwijl strategische keuzes (“waar zetten we samen op in”) hoe dan ook meer naar het samenwerkingsverband zullen verschuiven. Dat moet bijgevolg eerder vroeg dan laat onder een goede democratische controle komen (rechtstreeks verkozen). Het is een evolutie naar het Franse model van de “communauté urbaine”, of de nog in onze grondwet voorziene “federaties van gemeenten”. Een piste die minister Bourgeois (persoonlijk) genegen is…
2. Kleine gemeenten en een “verzorgende” centrumstad. De hogere overheid legt kwaliteitseisen vast waaraan alle lokale besturen moeten voldoen en bepaalt daarnaast ook het verzorgingsgebied van de centrumstad/gemeente. Gemeenten behouden hun zelfstandigheid, maar kunnen – op termijn – verplicht worden om diensten bij de grote broer in te kopen, als ze niet meer aan bepaalde kwaliteitseisen kunnen voldoen. De centrumstad krijgt vanuit de hogere overheid de opdracht om dit aanbod aan dienstverlening in de regio te verzorgen, en wordt er ook voor vergoed. Dit systeem bestaat in Duitsland (“Kreis”) en kan als variant op de “federaties van gemeenten” worden beschouwd (maar dan zonder een overkoepelend samenwerkingsverband met personeel en met enkel een beperkt politiek orgaan voor de coördinatie).
3. Een derde, meer radicale optie beoogt grotere gemeenten. Geen politieke fusie, zoals in 1976, maar een op basis van socio-economische, maatschappelijke en ruimtelijke kenmerken en ondersteund door een bestuurskrachtmeting. Vaak wordt hiervoor verwezen naar de recente gemeentelijke fusiegolf in Denemarken (2007). Die kwam tot stand na toenemende druk vanuit de bevolking op het gebrek aan (kwaliteit in de) lokale dienstverlening. Gemeenten tellen daar nu gemiddeld 50.000 inwoners en de 13 provincies werden hervormd naar 5 regio’s.
In Vlaanderen is er heel wat basisinformatie beschikbaar om de noodzakelijke schaalvergroting te onderbouwen of nu al zijn er interessante experimenten in stadsregionale samenwerking. Zowel de regioscreening die de Vlaamse overheid liet uitvoeren, als het rapport van de Vlaamse Adviesraad Bestuurszaken (VLABEST) over subsidiestromen naar lokale besturen, leveren bovendien heel wat informatie aan om tot rationalisatie te komen, zowel wat betreft de mogelijke (clusters van) samenwerkingsverbanden als de noodzakelijke schaalvergroting die een betrouwbaar en kwaliteitsvol aanbod aan dienstverlening kan garanderen. Wie zegt dat dit ook zonder schaalvergroting kan, draait zich een rad voor de ogen.