Van quants – de mathematische breinen achter ingewikkelde financiële producten – over poenscheppende beurshandelaars tot ondergewaardeerde risicomanagers, allen doen hun verhaal in Luyendijks blog. “Zij komen naar mij, dat is het makkelijkst”, zegt hij. “Ik moet dan maar accepteren dat mijn artikels een vertekend beeld schetsen.”
In de interviews die Luyendijk schrijft, leggen mensen uit de City simpelweg uit wat hun werk is. Zonder dat hij een moreel oordeel over hen velt. “Dat zijn die mensen niet gewend”, zegt hij. Bankiers zijn namelijk een populaire schietschijf geworden sinds het uitbreken van de financiële crisis. “Ze zijn het beu dat ze op feestjes worden aangevallen.”
De Europese Unie voerde onlangs een bonus cap in, een plafond op de torenhoge bonussen van bankiers. Een bonus mag nu niet meer bedragen dan een jaarsalaris, of het dubbele daarvan als de aandeelhouders dat goed vinden. De speeltijd is voorbij, zo lijkt het. Maar volgens Luyendijk is dat niet het geval.
U noemt de bonus cap van de EU symptoombestrijding.
Joris Luyendijk: “De hoge bonussen zijn een symptoom van een dieperliggend probleem. Het inhakken op ‘de’ bankiers is onredelijk. Want een aantal van hen doet heel nuttig werk. Maar ook op hun bonus komt er een plafond en ook zij krijgen al die kritiek over zich heen. Hoe slim is dat?”
Wat als bonussen in de plaats daarvan gekoppeld worden aan langetermijnprestaties?
“Dat gebeurt al, hoor. Maar ook in dat geval: hoe laat je de koers stijgen? Door de winst te laten stijgen. Hoe laat je de winst stijgen? Door meer risico’s te nemen.”
Sinds het uitbreken van de crisis zijn het nog steeds dezelfde spelers – dezelfde zakenbanken, accountantskantoren en kredietbeoordelaars – die wereldwijd de touwtjes in handen hebben. Elke stagiair kan een verontwaardigd verhaal over bonussen schrijven, maar een mondiaal financieel kartel doorgronden is een pak moeilijker, schreef u.
“Het echte probleem is de architectuur van de mondiale financiële sector. Politici kunnen het mondiale financiële kartel niet ontmantelen, omdat zij op een lokaal of regionaal niveau opereren. Dus voeren ze maar, in de marge van het systeem, een bonus cap en een taks op financiële transacties in. Dat is beter dan niks, zou je kunnen zeggen. Maar het is nog maar de vraag of politici salarissen mogen vaststellen.”
Cynisme
Veel toezichthouders stappen om de zoveel jaar over naar een bank. U noemt dat de ‘draaideur’.
“Erin en eruit. In Engeland is dat volkomen geaccepteerd. Het is normaal dat je als bankier een paar jaar bij de toezichthouder gaat werken, en dan terug als bankier. In feite ben je dan een soort spion, want je doet kennis op die je daarna weer kunt verkopen in de private sector. Waar ligt dan je loyaliteit? Dat lijkt me onduidelijk.”
Het is onethisch, maar wel legaal. Kan dat niet onderworpen worden aan regels?
“Dat gaat heel moeilijk. Men kan regels bepalen, maar met geld kun je omwegen kopen om eromheen te geraken. De beste advocaten en juristen werken dus niet bij de overheid, maar in de private sector. Het fundamentele probleem blijft dat de sector zo veel geld heeft.
“De grote internationale banken hebben bijvoorbeeld per land een speciaal adviseur, die informatie doorspeelt over wat er op het hoogste politieke niveau gebeurt. Ongetwijfeld heeft Goldman Sachs zo’n persoon in Belgie. In Nederland is Kees van Lede, oud-voorzitter van de werkgeverslobby, adviseur van J.P. Morgan.
“Ja, wat doe je daaraan?”
U vermoedt dat journalisten en commentatoren het cynisme over de politiek voeden, waardoor politici met een constructieve visie genegeerd worden.
“Ik weet niet of dat cynisme toeneemt of niet. Maar als je cynisch bent over de politiek als geheel, in plaats van over bepaalde politici, dan help je de banken. Want de banken hebben alleen maar te vrezen van de politiek.”
Hebt u het zelf moeilijk om niet cynisch te zijn als u steeds meer te weten komt over de financiële wereld?
(denkt lang na) “Ja. Soms denk ik: het heeft geen zin om me ertegen te verzetten, dus waarom doe ik niet gewoon mee met de rest? Maar bijna iedereen denkt zo. Want de financiële wereld is immens en onttrekt zich aan echte controle.
“Anderzijds zijn de mensen die in de financiële sector werken, niet per se slecht. Ze hebben gewoon meer mogelijkheden zich te verrijken en daarbij ook misbruik te maken van anderen. Want er staat geen stok achter de deur.”
Wanneer banken als nutsbedrijven worden beschouwd en niet kopje onder mogen gaan, zouden overheden ze beter nationaliseren. Dat zegt de filosoof Nassim Taleb. Hoe kijkt de City tegen zo’n voorstel aan?
“Ik denk dat ze zouden lachen. Taleb zegt dat gewoon om een retorisch punt te scoren.”
“Kijk naar Spanje, waar banken heel dicht bij de politiek stonden. Ze hebben enorm veel leningen verschaft. Het resultaat is een boel luchthavens die niet worden gebruikt. Als je het verschaffen van leningen aan de staat overlaat, dan kun je evengoed het communisme invoeren.”
“In continentaal Europa heb je altijd meer banden gehad tussen banken en politici. Zeker in Duitsland, waar de overheid deels eigenaar is van banken. Maar als liberaal vind ik dat banken klein genoeg moeten zijn om failliet te kunnen gaan. In dat geval is eigenbelang een betere sturing dan een planeconomie.”
Maar binnen een bedrijf heeft ieder individu toch wel een ander belang dan het belang van het bedrijf. ‘Managers managen hun bank niet, maar hun carriere’, zo verwoordde u het.
“Dat geldt ook voor journalisten.” (grijnst)
Journalistiek in beweging
Hoe sterk is uw drang om te ‘scoren’ met een verhaal? En hoe weegt u dat af tegen, zeg maar, een relevanter verhaal dat potentieel minder succesvol is?
“Journalistiek gaat toch over wat aandacht trekt? Ondertussen weet ik ongeveer wat de lezers willen. Maar omdat ik een langetermijncontract heb en ook een carriere heb gebouwd rond contra-intuïtieve journalistiek, heb ik ruimte om dingen uit te proberen. Zo heb ik de laatste tijd eerder theoretische stukken geschreven over liberalisering en politiek en die deden het onwijs goed, nog veel beter dan mijn verhalen over cokesnuivende bankiers.
“Sensationele verhalen doen het overdag heel goed op Twitter. Maar op Facebook gaat het eerder over begrip: mensen zitten dan ‘s avonds rustig neer en begrijpen na een stuk van 600 woorden iets meer over de wereld waarin ze leven. Dat kun je allemaal monitoren, natuurlijk. Bij The Guardian zijn er mensen die de hele dag niks anders doen dan datastromen analyseren.”
Twitter en Facebook maken van iedereen een journalist. Ziet u meer ruimte voor burgerjournalistiek?
“Nee, het is een vak. Er is een reden waarom je het moet studeren. Je moet volgens bepaalde regels de betrouwbaarheid van bronnen vaststellen, uitspraken verifiëren en dat soort dingen. Je kunt natuurlijk een artikel van een burgerjournalist laten controleren door een professionele redacteur.”
Journalistiek is een vak, maar je kunt het ook al doende leren. U hebt het zelf ook niet gestudeerd.
“Dat is zo. Maar eens een burger alle journalistieke regels in acht neemt, is hij of zij gewoon een onbetaalde journalist. Er zijn zeker nieuwe vormen van journalistiek mogelijk. Maar burgers die aan journalistiek doen? Dat is zoiets als burgergeneeskunde.”
Tussen 1998 en 2003 was Joris Luyendijk buitenlands correspondent in de Arabische wereld. Over zijn ervaringen schreef hij in 2003 het boek ‘Het zijn net mensen’, dat meer dan een kwart miljoen keer over de toonbank ging. In 2010 werd hij gevraagd om een maand mee te lopen op het Binnenhof in Den Haag – het Nederlandse equivalent van de Wetstraat in Brussel. Dat leverde het boek ‘Je hebt het niet van mij, maar…’ op.