De Standaard pakte er deze morgen in haar papieren krant flink mee uit: de Belg zou vier keer zo rijk zijn als de Duitser, en dubbel zo rijk als de modale Europeaan. Ook andere media, via persagentschap Belga, schreven iets soortgelijks.
“Met een nettovermogen van 206.000 euro, vastgoed inbegrepen, is een modaal Belgisch gezin bijna twee keer zo rijk als het gemiddelde van de eurozone.” (De Standaard)
“Het lijkt de wereld op zijn kop: Duitsers zijn de armsten van de eurozone, Cyprioten de op één na rijkste […] Elk ander doorsnee gezin van de eurolanden, bezit meer dan de doorsnee Duitser. Toch moesten de Duitsers het meeste geld op tafel leggen bij de redding van Cyprus.” (De Standaard)
“Het doorsnee belgisch gezin beschikt over een nettovermogen van 206.200 euro, dat van de Duitser over 51.400 euro, terwijl het dat van de eurozone 109.200 euro bedraagt […] De Duitser bengelt daarmee helemaal onderaan de studie van de ECB.” (Knack Trends)
Klinkt interessant, maar reden tot trots is het niet: de berichten geven geen correcte voorstelling van zaken. De cijfers zijn juist, dat is zo, maar de conclusie dat Belgen rijk zijn en Duitsers arm is veel te snel gemaakt.
De cijfers komen uit een onderzoek van de Europese Centrale Bank (ECB) naar bezittingen en schulden van Europese huishoudens, het Household Finance and Consumption Survey (HFCS). Voor dit onderzoek werden 62.000 huishoudens in 15 verschillende eurolanden bevraagd tussen eind 2008 en midden 2011, het referentiejaar van het onderzoek is voor de meeste landen 2010.
Buiten de gebruikelijke vraagtekens die bij zulk soort onderzoek kunnen worden gesteld, zoals of het bevraagde deel van de populatie wel representatief is voor het geheel en of de huishoudens de enquêtes (al dan niet bewust) wel correct hebben ingevuld, is vooral de interpretatie van de cijfers twijfelachtig.
Want waar de auteurs van het onderzoek steeds zelf mogelijke verklaringen en relativeringen voor hun resultaten geven, is daar in de berichtgeving over het onderzoek nauwelijks sprake van.
Mediaan
Het getal waarover het in de berichten gaat, 206.200 euro, is de mediaan van het netto vermogen van de Belgische huishoudens die deelnamen aan het onderzoek. De mediaan van het netto vermogen van de Duitse huishoudens is 51.400 euro, inderdaad ongeveer een kwart van het cijfer voor België, en de mediaan van het netto vermogen van de onderzochte eurolanden samen is 109.200 euro, inderdaad iets meer dan de helft van het Belgische cijfer.
Het netto vermogen is berekend door, net als bij de balans van een bedrijf, het totaal aan passiva van het totaal aantal aan activa af te trekken. Kort door de bocht, bezittingen minus schulden.
Het gemiddelde nemen van de netto vermogens van huishoudens zou, zoals de berichten in andere media ook vermelden, een vertekend beeld kunnen geven. Een aantal hele hoge bedragen kunnen immers het gemiddelde flink optrekken, terwijl deze wellicht veruit in de minderheid zijn.
De mediaan, de indicator van netto vermogen die in dit geval gebruikt is, heeft dit nadeel niet. Het klassieke voorbeeld van wat de mediaan inhoudt, is het volgende: stel je wilt weten wat de mediaan van de lichaamslengte van een klas met kinderen is. Je zet ze op een rij van klein naar groot; de lengte van het middelste kind is dan de mediaan.
Als de kleinste zestien kinderen van de klas rond de 1.40 meter zijn, en de grootste tien variëren bij wijze van spreken tussen een lengte van 1.45 meter en 2 meter, dan is de mediaan maar 1.40 meter. De gemiddelde lengte van de klas kinderen zou echter veel hoger liggen. Andersom, als de kleinste tien kinderen van de klas tussen de 1 meter en 1.35 meter zijn en de grootste vijftien 1.40 meter, is de mediaan ook 1.40 meter maar zou het gemiddelde veel lager zijn.
Terug naar de cijfers van de ECB, zou het dus zo kunnen zijn dat net iets minder dan de helft van de deelnemende Belgische huishoudens een heel klein netto vermogen heeft, bijvoorbeeld tussen de 20.000 en de 200.000 euro.
Aan de andere kant van de mediaan kunnen de cijfers mogelijk tussen de 210.000 en de 215.000 euro blijven hangen: zo ‘rijk’ als wordt voorgesteld zijn de Belgen dan niet. Andersom is natuurlijk ook mogelijk. De mediaan geeft dus net zo goed een vertekend beeld als het gemiddelde.
Ongelijke verdeling
Een betere indicatie voor ‘rijkdom’ in een land is het verschil tussen deze twee cijfers, tussen de mediaan en het gemiddelde van het netto vermogen. Een groot verschil tussen die twee geeft aan dat er een ongelijke verdeling van netto vermogen binnen een land is.
Dat verschil is voor Belgische huishoudens 132.400 euro: iets minder dan in Duitsland (dat vier keer ‘armer’ zou zijn) waar het 143.800 euro is, maar boven het cijfer van 121.600 voor de onderzochte eurolanden samen (dat de helft ‘armer’ zou aangeven). De verdeling van vermogen is in België dus iets beter dan in Duitsland, maar België doet het slechter dan de onderzochte eurolanden als geheel.
Het land waar het netto vermogen het best verdeeld is (het verschil tussen het gemiddelde en de mediaan het kleinst) volgens deze methode is Slowakije, het slechtst verdeeld is het netto vermogen op Cyprus.
In alle eurolanden samen is het in elk geval slecht gesteld met de verdeling van het netto vermogen: de meest vermogende 50 procent van de huishoudens bezit 94 procent van het totale vermogen, de meest vermogende 20 procent heeft 67,6 procent, en de bovenste 5 procent bezit 37,2 procent van het totale vermogen van de huishoudens in het onderzoek.
Huisbezit
De verschillen tussen de netto vermogens van de eurolanden zijn te verklaren door meerdere factoren. Een eerste belangrijke factor is het huisbezit. De waarde van een eigen huis telt zwaar mee in de som van de bezittingen – veruit het hoogste bedrag binnen het totaal aantal bezittingen van een huishouden -, wat verklaart waarom huurders een lager netto vermogen hebben dan kopers.
Dat geeft ook meteen de reden aan waarom Belgen “vier keer zo rijk als de Duitsers” en “dubbel zo rijk als de modale Europeaan” zouden zijn: 69,6 procent van de onderzochte Belgische huishoudens bezit een huis, tegenover slechts 44,2 procent van de huishoudens in Duitsland.
Belgen kopen dus liever, en Duitsers huren meer, waardoor zij veel minder waarde aan bezittingen doorgeven en dus een lager netto vermogen hebben. Zij huren vaak van de overheid, bedrijven of non-profit organisaties – eenheden die niet zijn meegenomen in het ECB onderzoek.
Redenen dat Duitsers liever huren zijn de goede voorziening van sociale huurwoningen, belasting op huisbezit en het ontbreken van fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Dat laatste aspect draagt er toe bij dat Nederlanders relatief hoge hypotheekschulden hebben: door de hypotheekrenteaftrek in dat land wordt het afsluiten van een hypotheek voor het kopen van een huis aantrekkelijker gemaakt.
Andere factoren die het netto vermogen beïnvloeden zijn volgens de ECB de huizenprijzen, de grootte van de huishoudens, inkomen, de voorziening van sociale woningen, het aantal openbare pensioenen, het systeem van sociale zekerheid, erfenissen, belastingregels en culturele verschillen.
Een laatste belangrijke boodschap komt van de auteurs van het ECB-onderzoek zelf:
“As mentioned, it should be kept in mind that the survey focuses on one particular type of wealth, i.e. wealth of private households. This is an important part but certainly not an encompassing indicator for the overall economic wealth of a country.“
Media houden dat, en de context van berekening van cijfers, beter in gedachten voordat zij schrijven dat Duitsers de armsten van de eurozone zijn, maar ondanks dat het meeste aan Cyprus moeten afstaan.