Tegen 2020 moet het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het energieverbruik van de Europese Unie 20 procent bedragen. Voor België (en Vlaanderen) is dat 13 procent.
“Veel bedrijven willen zich daarvoor inzetten”, zegt Relinde Baeten, woordvoerster van de energiecoöperatie Ecopower. “Maar het gebrek aan een stabiel investeringsklimaat houdt hen tegen.”
Subsidies
“De Vlaamse regelgeving voor de groenestroomcertificaten (subsidies voor groene stroom) is recent overhoop gehaald. Vroeger kon je bijvoorbeeld twintig jaar lang voor een windturbine groenestroomcertificaten ontvangen. Nu is dat retroactief teruggeschroefd tot tien jaar”, zegt Baeten.
“Van de ene dag op de andere kregen onze eerste windturbines in Eeklo geen groenestroomcertificaten meer, terwijl we daar uiteraard op hadden gerekend.”
Is het dan geen goede zaak dat producenten van hernieuwbare energie meer op eigen benen moeten staan?
“Vaak zegt men dat hernieuwbare energie niet rendabel is, aangezien er subsidies aan te pas komen. Maar eigenlijk zijn de groenestroomcertificaten een vergoeding voor het feit dat bepaalde kosten voor niet-hernieuwbare energie – zoals gas, steenkool en kernenergie – niet inbegrepen zijn in de prijs.”
Baeten heeft het hier over niet-aangerekende kosten als CO2-uitstoot, vervuiling, gezondheidsrisico’s en verzekeringen van nucleaire installaties. “Het omgekeerde zou voor mij ook aanvaardbaar zijn”, zegt ze. “Reken álle kosten voor elke energiebron aan.”
Tien op tien
Verder is de Vlaamse regelgeving voor windturbines onlangs fors verstrengd. “Zolang de regels duidelijk zijn, is dat geen probleem,” zegt Baeten. “Maar als projecten aan de normen beantwoorden, mogen ze niet geweigerd worden.”
Waar loopt het verkeerd? “In de vergunningsprocedure hebben veel instanties iets in de pap te brokken”, zegt ze. “Ruimtelijke Ordening, Leefmilieu, Monumenten en Landschappen, Belgocontrol (de Belgische luchtverkeersleiding), Natuur en Bos… Dat is op zich geen slechte zaak. De impact die windturbines hebben moet inderdaad worden beoordeeld.”
“Maar het probleem is dat er op dit ogenblik geen globale afweging bestaat voor de beoordeling van windprojecten. Je moet tien op tien halen. Je kan goed scoren op alle voorwaarden behalve één, waardoor het hele project keldert.”
Yes in my backyard
Tien op tien halen is soms nog niet voldoende. Wanneer de administratieve procedures doorlopen en alle stempels gezet zijn, blijft er soms nog een tegenstander over: de buurtbewoner. Het overgrote deel van de bevolking is vóór windturbines, zolang ze bij wijze van spreken maar niet in de achtertuin staan.
“We organiseren informatieavonden voor de hele omgeving en vaak ook de hele gemeente. Toch geeft dat niet altijd het gewenste resultaat”, geeft Baeten toe.
De woordvoerster van Ecopower ziet daarin een belangrijke verantwoordelijkheid voor de lokale overheid: “In Eeklo en Asse stapten de burgers mee in het positieve verhaal dat de gemeentebesturen uitdroegen. Maar als lokale verantwoordelijken aarzelen of – in tijden van verkiezingen – beïnvloedbaar zijn, dan gaat dat verhaal verloren.”
Vorig jaar in oktober werd de aanleg van zeven windturbines in Mol geweigerd. “Dat was voor ons een symbooldossier, omdat de aanleg volgens ons wettig was en perfect paste in het Molse windplan.”
Ecopower bleef niet bij de pakken zitten. De petitiecampagne ‘Yes in my backyard’ werd geboren en oogstte veel succes: 15.000 mensen zetten hun handtekening. Intussen moest de webpagina offline gehaald worden door een teveel aan spam. Er is geen concreet plan om de petitie ergens ‘af te geven’.
“De bedoeling van de petitiecampagne was vooral om mensen te laten tonen dat ze openstaan voor windturbines in hun buurt. Want tegenwoordig zijn het vaak mensen die angstig, niet goed geïnformeerd of gewoon ronduit tegen windturbines zijn, die negatieve geluiden laten horen”, zegt Baeten.
De aanvraag van Ecopower voor de bouw van zeven windturbines in Mol loopt nog steeds.
Jungle
Enkele maanden geleden zijn ze in Gent voor het eerst samengekomen: honderd burgers die zich afvroegen of het mogelijk was om een lokale energiecoöperatie uit de grond te stampen.
John Vandaele, een van de initiatiefnemers van EnerGent, vertelt: “Wij wilden als Gentenaars meer vat krijgen op onze energieproductie en tegelijk ons spaargeld op een zinnige manier investeren in eigen regio.”
Hun oog viel daarbij op de markt voor windenergie. Maar hoe meer ze erover leerden, hoe minder illusies ze koesterden over hun slaagkansen. “Ecopower raadde ons aan: ‘Wind, vergeet dat. Die markt is volledig dichtgetimmerd. Daarin maken jullie geen kans.’”
“Spijtig genoeg is de markt voor windenergie een soort jungle”, zegt Vandaele. “Alle terreinen in Vlaanderen die in aanmerking zouden komen voor de bouw van windturbines, zijn al bezet. De grondeigenaren hebben meestal al een contract getekend met ontwikkelaars.”
Burgers die willen instappen in lokale windprojecten, blijven dus op hun honger zitten? Niet helemaal. “Je hebt ook de nepcoöperaties”, zegt hij.
“Soms vraagt een ontwikkelaar bewoners uit de buurt om een achtergestelde lening te geven voor een windproject. Die mensen hebben dan een financieel product waar ze een rendement op hebben, maar zijn geen mede-eigenaar van een windturbine.”
Deur op een kier
Op de tweede vergadering van EnerGent had de energiecoöperatie Beauvent hoopvol nieuws: de provincie Oost-Vlaanderen wou de burger de kans geven om mee te doen met windprojecten. “Geheel per toeval zette het Oost-Vlaamse provinciebestuur de deur op een kier”, zegt Vandaele. “Dan zeiden we, ok, we gaan die deur proberen open te duwen.”
Oost-Vlaanderen bakende een aantal gebieden af waarin de windturbines van de nabije toekomst mogen ‘geplant’ worden. De open deur waar Vandaele het over heeft, is het voorstel dat op 24 april op tafel ligt in de provincieraad.
In windprojecten zou tien procent vrijgemaakt worden voor burgercoöperaties en tien procent voor lokale overheden. Als het voorstel het haalt, dan kunnen burgers eigenaar zijn van één op de tien nieuwe windturbines in Oost-Vlaanderen.
Maar EnerGent is ambitieus en wil dat opkrikken tot het niveau van onze zuiderburen. “In Wallonië wordt net geen 50 procent van alle windprojecten opengesteld voor directe participatie door lokale overheden en lokale burgerparticipaties (elk 24,99 procent)”, zegt Vandaele.
In het geval dat de provincieraad negatief beslist over het voorstel, is de zaak nog niet verloren voor EnerGent. “We hebben al een aantal gesprekken gehad met de Gentse schepen van Energie. Een deel van de stukken grond in Gent die in aanmerking komen voor de bouw van windturbines, is eigendom van de stad. Als de samenwerking met het stadsbestuur lukt, dan kan EnerGent zelf één of meerdere windturbines bouwen.”
Vandaele is vrij zeker van zijn stuk: “Als het in Gent niet lukt, lukt het in geen enkele andere Vlaamse stad.” Toch beseft hij dat het geen makkie zal worden. “Het geld bijeenkrijgen is makkelijk. Maar het is moeilijk om geschikte projecten te vinden waarin je dat geld kunt investeren.”
“Het gaat bovendien niet alleen om wind”, benadrukt hij. “Wij willen ook zonnepanelen plaatsen op de grote dakoppervlakten van stedelijke gebouwen. Dat brengt iets minder op, maar het gaat ons niet om de supergrote rendementen.”