70 jaar geleden, andere tijden, andere geviseerde bevolkingsgroepen, zelfde verklikking (foto wikipedia)
Nieuws, Samenleving, België, Geschiedenis, Jodenvervolging, Holocaustmuseum, Herdenking Tweede Wereldoorlog, Endlösung -

Kwaad om beter van te worden – een belerend Holocaustmuseum

De Holocaust is van recente datum. Decennialang keken Europese politici en (niet-Joodse) historici halsstarrig en onverschillig weg van de Endlösung der europäischen Judenfrage. Trauma, herinnering en herdenking werden aan de slachtoffers overgelaten.

donderdag 21 maart 2013 12:17
Spread the love

De Holocaust is een Amerikaans importproduct. In 1978 besloten politici in de VS, een land waaruit niet één Jood was gedeporteerd, dat er een nationaal museum moest komen. De Holocaust bruikbaar maken voor de hele natie, onderdeel van het nationale bewustzijn.

Het doel was om door de tegenstelling aan de gruwelen van de Jodenuitroeiing het verhaal van pluralisme, tolerantie, democratie en mensenrechten dat de VS graag over zichzelf vertelt kracht bij te zetten. Hierop volgde zoveel touwtrekken en gelobby dat het American Holocaust Memorial and Museum nog vijftien jaar op zich liet wachten.

In datzelfde jaar 1978 veroverde de Amerikaanse televisiereeks Holocaust, een soap, de Europese huiskamers. Van officiële zijde bleef ook in België de aandacht voor de Joodse tragedie bedroevend klein. De Dossinkazerne in Mechelen, van waaruit meer dan 25.500 Joden en 352 Roma en Sinti richting Auschwitz waren gedeporteerd, werd in de jaren 70 bijna afgebroken. Toen daar protest tegen rees werd de gevel geklasseerd.

Later kocht de stad de kazerne aan en in 1984 werd besloten ze om te bouwen tot appartementen voor particulieren. Vijf jaar later betrokken de bewoners het vernieuwde Hof van Habsburg. Onder Joodse druk werd toch een appartement in ruwbouw gereserveerd voor een herdenkingsoord of museum.

Toen begin jaren 90 het idee van het Joods Museum van Deportatie en Verzet (JMDV) concrete vorm aannam, was er even commotie bij de bewoners, bevreesd als ze waren dat hun rust door antisemitisch vandalisme zou worden verstoord.

In 1995 kwam er ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de Bevrijding even een stroomversnelling en keurde ook België een wet tegen Holocaustontkenning goed. Stukje bij beetje begonnen ook Europese politici de politieke bruikbaarheid van de Holocaust naar waarde te schatten, vooral als wapen tegen opkomend extreemrechts.

Rond 2000 kwamen enkele ontwikkelingen samen die elkaar versterkten. Een groep Belgische professoren, leerkrachten en ambtenaren die in Israël een Holocaustsymposium had bijgewoond, besloot dat er in het onderwijs meer aandacht moest komen voor de Holocaust. Op een Europese Holocaustconferentie in Stockholm beloofden ook België en zijn deelregeringen Holocaustopvoeding en –onderzoek te promoten om een dam op te werpen tegen extreemrechts.

De Holocaust groeide uit tot de collectieve herinnering over WO-II. Alle andere aspecten van naziregime en bezetting werden verdrongen. De Holocaust stelde alle volkenmoorden in de schaduw, en niet-Joodse slachtoffers krijgen maar aandacht in de mate dat ze erin slagen hun leed in die Holocaust in te kaderen.

Een Vlaams museum

Begin 2001 lanceerde Vlaams minister-president Patrick Dewael het idee om een Vlaams Holocaustmuseum én een Museum over de Vlaamse Ontvoogding op te richten tegen het Vlaams Blok, ter beklemtoning van het democratisch en pluralistisch karakter van Vlaanderen en om de herinnering aan de Vlaamse ontvoogdingsstrijd levend te houden.

Bemerk hoe de vroegere collectieve herinnering – verzet, collaboratie, repressie, amnestie – werd ingeruild voor een Holocaustverhaal dat dienstbaar is gemaakt voor de strijd tegen extreemrechts. Tolerantie, antiracisme en mensenrechten, met de Jodenuitroeiing als stichtende kern. 

Minder dan een half jaar later keurde de Vlaamse Regering het basisconcept voor de oprichting van het Holocaustmuseum goed. Niet één in de materie gespecialiseerde historicus werd geraadpleegd. Een inderhaast opgerichte werkgroep zou samen met het JMDV de klus wel klaren.

Voor het museum over de Vlaamse ontvoogding wou Dewael wél een wetenschappelijk comité. Maar toen het Vlaams Parlement weinig zin bleek te hebben in dit tweelingmuseum stierf het een zeer stille dood.

De amateuristische aanpak van het Vlaams Holocaustmuseum was niet naar de zin van enkele historici, en na een opiniestuk van ondergetekende en een onderhoud met Vlaams minister-president Dewael werd dan toch een wetenschappelijk comité opgericht. Na goed een jaar denkwerk legde dit comité een innovatieve conceptnota voor. Naast het lot van de Joden van België zouden ook de lange voorgeschiedenis van de Endlösung en andere volkenmoorden worden belicht.

Dat viel in verkeerde aarde bij bepaalde Joodse belangengroepen en het werk van het comité verdween zonder plichtpleging in de ministeriële prullenmand. Hierna bleef het een tijdje stil, ook al omdat Yves Leterme, de nieuwe minister-president van Vlaanderen, aanvankelijk weinig zin had in het dure project.

Wat er toen achter de schermen bekokstoofd werd, blijft koffiedik kijken, maar uit alle mist doemde uiteindelijk een compromisfiguur als curator op: Herman Van Goethem, een verdienstelijk historicus maar allesbehalve een specialist in deze materie.

Na herhaald uitstel werd eind 2012 het met Vlaams geld bekostigde Vlaams Holocaustmuseum boven de doopvont gehouden als Kazerne Dossin. Memoriaal, Museum en Documentatiecentrum over Holocaust en Mensenrechten.

Door al het gelobby en touwtrekken werden gaandeweg allerhande verenigingen en belangengroepen (Stichting Auschwitz, politieke gevangenen, Breendonk), visies, verklaringen, historische feiten en specialisten uitgesloten. De voorgeschiedenis van dit museum illustreert op pijnlijke en kleinmenselijke wijze wat het verondersteld wordt te voorkomen.

Belgisch luik

Het voormalige Joods Museum van Deportatie en Verzet werd omgetoverd in een sereen en indrukwekkend memoriaal. Gemis en herdenking worden er zo voelbaar dat je er heel stil van wordt, ook al omdat er verder geen levende ziel te bespeuren viel.

Veel volk daarentegen in Kazerne Dossin. Een modern ogend concept als verplicht nummertje voor de vijfdes of zesdes van het middelbaar. Veel multimedia-geweld, met niet voor iedereen even vanzelfsprekende touchscreens, die door de grote toeloop ook niet optimaal benut kunnen worden.

Het Joodse leven in België en het verhaal over uitschakeling, vervolging en deportatie van de Joden loont de moeite. België wordt niet gespaard. De Jodenvervolging werd “door de Duitsers beraamd maar uitgevoerd met massale medewerking van de Belgische overheid”, van secretaris-generaal tot burgemeester, en ook Joodse machtbekleders lieten zich niet onbetuigd.

Massageweld

Ook al zegt de curator in de persmap en catalogus dat hij zich tot het Belgisch luik mocht beperken, hij waagde zich toch maar aan het herschrijven van de Jodenuitroeiing.

De toon wordt gezet door een korte documentaire bij het binnenkomen van het museum. Veel jongeren zullen onder de indruk komen van het razendsnelle vertoon, maar de vele simplificaties, onjuistheden, misvattingen en lacunes in deze documentaire zullen vooral vooroordelen sterken en tot nog meer misverstanden leiden.

De rol van nationale en internationale politici blijft sterk onderbelicht en die van het grootkapitaal, zware industrie, wapenindustrie, wetenschappers en intellectuelen wordt verzwegen. De escalatie waardoor Hitler aan de macht kon komen wordt schools geschetst, maar dat is een andere dan die welke tot de Endlösung leidde.

Het onderscheid tussen anti-judaïsme en antisemitisme komt nergens aan bod. Antisemitisme zou gewoon van alle tijden zijn en verklaard worden door “de behoefte van de wereld” aan zondebokken. Naar de Katholieke Kerk wordt even terecht als simplistisch met de vinger gewezen.

Onvermeld blijft bijvoorbeeld dat het christendom zich in de eerste plaats tegen het jodendom keerde omdat het daaruit was voortgekomen, het jodendom een concurrerende godsdienst was die bovendien weigerde Christus als de messias te erkennen. Ketters dus. Anti-judaïsme is van religieuze oorsprong. Antisemitisme, de afkeer en haat voor Joden als ras, kwam pas in de 19de eeuw als politieke ideologie op, samen met min of meer wetenschappelijke rastheorieën.

Kerngedachte van documentaire en museum is dat alle groepsgeweld, massageweld en genocide begint met pesterijen op school en de werkvloer. Door deze ‘analyse’ van massageweld beweert de curator dat hij de Holocaust, die “over 50 jaar … een geïsoleerd feit in de geschiedenis” zal zijn (mijn cursivering), actualiseert en inbedt in “zijn ruimere context”, met name de mensenrechten.

Mensenrechten, daar kan een mens inkomen, maar hoe die geactualiseerd kunnen worden door een analyse van massageweld is niet meteen duidelijk. Behalve als je er zoals de curator vanuit gaat dat mensenrechten maar volledig gerealiseerd kunnen worden als je, door op school niet meer te pesten en te discrimineren, alle massageweld en genocide voorgoed uit de wereld helpt.

Oorlog en volkenmoord hebben tal van oorzaken en dat zijn niet altijd en overal dezelfde, maar pesten, discriminatie en uitsluiting tot de belangrijkste of zelfs enige oorzaak verheffen is een vergezochte en gevaarlijke simplificatie. Het is niet omdat massa’s betrokken zijn bij oorlog en genocide dat ze die ook veroorzaken. Zeker, het zijn mensen die mensen beschieten, bombarderen en vergassen, maar anderen hebben daarover beslist, hen daarvan overtuigd, toe aangezet of verplicht.

Machthebbers

De machtigen der aarde blijven in Kazerne Dossin buiten schot. Het militair-industrieel complex dat Hitler steunde blijft onbesproken, zoals ook de vele wetenschappelijke instellingen, wetenschappers, artsen en intellectuelen die de Führer enthousiast hebben gevolgd. Niet omdat ze deel uitmaakten van de massa maar omdat ze in de man, zijn ideeën en doelstellingen geloofden, of er baat bij hadden dat voor te wenden.

Kazerne Dossin legt alle verantwoordelijkheid bij het individu als groeps- of massamens en wil alleen het verantwoordelijkheidsgevoel van jongeren aanscherpen. Tekenend hiervoor is de reusachtige foto op het gelijkvloers (met als thema ‘Massa’) van jongeren die zich amuseren op Tomorrowland.

Met bovenop dat mooie beeld de belerende boodschap dat dictaturen, anders dan democratieën, de mensenmassa sturen en gebruiken. Waarom geen foto van de meute die Filip De Winter lang op handen droeg of nu Bart De Wever volgt? Of van massale vredesoptochten, de Witte Mars, het defilé op de nationale feestdag, of de elkaar verdringende jongeren in Kazerne Dossin?

Enkele tendentieuze bijschriften bij foto’s van de Kristalnacht (de pogrom van 9-10 november 1938) moeten de stelling dat de massa genocide in de hand werkt, kracht bij zetten. Op die foto’s zouden mensen te zien zijn die zich vrolijk maken over alle ellende en puin. Maar op de ene foto lacht niemand en op de andere lacht een vrouw alleen de fotograaf toe, terwijl naast haar een vijftal mensen ontsteld – hand voor de mond – naar alle vernieling kijken.

De klemtoon op de zogenaamde kracht van het individu komt ook tot uiting op het tweede verdiep met als thema ‘Angst’ en als duidende foto het uitvergrote beeld van de jongeman die in 1989 op het Tienanmenplein een colonne Chinese tanks tegenhield. Geen angst dus maar euvele moed.

Ook hier dezelfde belerende boodschap: ‘overwin je angst en je kunt het grootste onheil tot staan brengen’. Onvermeld blijft dat de jongeman direct nadien spoorloos verdween en naar alle waarschijnlijkheid werd gefusilleerd.

Wegkijken

De stelling dat het Duitse volk hongerde naar een oorlog tegen de Joden werd al in de jaren 1980 door Ian Kershaw weerlegd. De meeste Duitsers hadden weinig of geen contact met Joden. Voor, tijdens en lang na de naziperiode stonden Duitsers eerder onverschillig tegenover de ‘Joodse kwestie’.

De Reichskristallnacht was “de enige gelegenheid waarbij het Duitse publiek direct geconfronteerd werd, op nationale schaal, met de totale barbarij van de aanval op de Joden”.

De bewering van propagandaminister Joseph Goebbels dat de pogrom het ‘spontane antwoord’ was van het Duitse volk op de moord op vom Rath, een Duits diplomaat in Parijs, werd wereldwijd en ook in Duitsland als belachelijk afgedaan. Het was meer dan duidelijk dat alles van bovenaf werd georkestreerd en gedirigeerd.

Een deel van de bevolking participeerde aan het geweld maar dat was eerder uitzondering dan regel. Veel kenmerkender was verstomming en afkeuring voor alle barbaarsheid en verspilling. De vele afkeurende reacties maakten duidelijk dat dit soort gewelddaden in Duitsland niet kon.

Tegen de wens van radicale nazi’s in kondigde Hitler aan dat er geen kenteken voor Joden kwam en hij zag ook af van gettoïsering in Duitsland. De gele ster werd in Duitsland pas in september 1941 ingevoerd.

De meeste Duitsers lagen ook niet wakker van de deportatie en het uiteindelijke lot van de Joden. Ze dachten er zo weinig mogelijk over na. De strikte geheimhouding van de Endlösung toont volgens Kershaw duidelijker dan wat dan ook aan dat de nazileiding aanvoelde dat ze met hun uitroeiingspolitiek niet op publieke bijval konden rekenen.

Machthebbers

Dat mensen zich anders gedragen in een massa, minder bewust en instinctiever, is algemeen bekend. In 1895 al noemde de Franse socioloog Gustave Le Bon dit de bron van alle moderne kwaad (Psychologie des foules). Wie opgaat in de massa verliest zichzelf.

Groepskenmerken en groepsgedrag krijgen de overhand. De eigen normen zwakken af en voor je het weet gedragen gecultiveerde mensen zich als barbaren. Wie de massa “illusioneert is makkelijk hun meester, wie ze desillusioneert altijd hun slachtoffer”.

Van Goethem hamert er op “dat iedereen altijd een keuze heeft”. Daders, omstanders en slachtoffers kunnen altijd neen zeggen. Dit herinnert aan de arrogante stelling van Bruno Bettelheim (een Oostenrijks psychoanalyticus die na de Kristalnacht als Jood een jaar in concentratiekampen zat) dat Otto Frank, vader van Anne, beter een revolver had gekocht om de man die hem en zijn gezin kwam arresteren neer te kogelen.

Hadden alle Joden dat gedaan, dan waren er geen miljoenen kapot gemaakt. Bettelheim vergeet niet alleen dat hij dat zelf niet gedaan heeft, maar ook dat alle discriminatie en vervolging zeer geleidelijk in zijn werk ging, mensen zich telkens weer aanpasten, bleven hopen, de afloop niet kenden of niet onder ogen wilden zien. En zo werd een altijd moeilijke keuze telkens weer uitgesteld en bleek het uiteindelijk veel te laat te zijn. Mutatis mutandis geldt dit ook voor daders en omstanders.

De curator heeft aan dit alles geen boodschap. De gewone mens, hij of zij die lacht bij andermans leed, krijgt alle schuld. Met de massa als hoofdschuldige blijven machthebbers vanzelf buiten schot. Van Goethem, als historicus gespecialiseerd in het koningshuis, verzwijgt en vergoelijkt als curator van Kazerne Dossin ernstige misstappen van Leopold II en III.

Niet de massa besliste om de Joden uit te roeien, maar politici en die hielden dat ook zoveel mogelijk verborgen voor de bevolking. De uitroeiingskampen lagen niet voor niks in het verre Polen. De genocide werd niet door de massa gedragen, die keek liever weg. Zoals ook nu.

Als machthebbers discriminatie, uitsluiting en vervolging van minderheden niet langer verbieden, ja het licht op groen zetten voor geweld tegen als volksvijanden afgeschilderde ‘anderen’, dan zullen veel mensen daaraan deelnemen, al dan niet op bevel. Sommigen omdat ze overtuigd zijn van het gelijk van de machthebbers, anderen om hogerop te geraken, postjes of bezit van de slachtoffers in te palmen, sommigen uit machtswellust en toegelaten barbaarsheid.

Marginale mensenrechten

Kazerne Dossin beroept er zich op het “eerste Holocaustmuseum te zijn dat de mensenrechten expliciet in zijn benaming opneemt” en zou ook “grove schendingen van de mensenrechten vroeger en nu analyseren”. De benaming klopt maar van een analyse valt weinig te merken.

De aandacht voor mensenrechten en andere genociden is ronduit marginaal. Er zijn alleen in de uithoeken van het museum enkele foto’s en zeer beperkte informatie. Weinig meer dan een schaamlapje. Er worden wel enkele interessante vragen gesteld, zoals “vanwaar onze voorkeur voor politieke vluchtelingen”, maar de antwoorden worden nadrukkelijk overgelaten aan de bezoekers.

Geen “geïsoleerd feit”

De Jodenuitroeiing was geen breuk in de beschaving, maar een ontsporing ervan. Niet zomaar het directe gevolg van Hitlers obsessie en zijn ‘gewillige beulen’, hoe geruststellend die beperking tot één dictator en één volk ook moge zijn.

Zygmunt Bauman maakte in 1989 in Modernity and the Holocaust waarschijnlijk dat de Endlösung geen terugval in de barbarij was maar een gruwelijk product, ja een culminatiepunt van een potentie van de moderniteit. De Holocaust of Shoah is een Joodse tragedie, maar de Endlösung was een genocide van Europese makelij, geconcipieerd en uitgevoerd door een natie die op tal van vlakken (wetenschap, geneeskunde, kunst) aan de top van de moderniteit stond.

De eindoplossing van wat in heel Europa werd ervaren als het ‘joodse probleem’, was een zaak van rationaliteit, bureaucratie, technologie en experts. Een genocide van deze omvang had maar kans op slagen als de meute plaatsmaakte voor de bureaucratie. Grenzeloze overtuiging en volgzaamheid in plaats van tomeloze woede. Geen bezetenheid maar discipline en routine. Moorden was OK, verkrachten en plunderen uit den boze.

De infrastructuur en de uitvoerders van de Jodenmoord waren door de bank genomen normaal. De meeste bureaucraten hadden ook geen moreel beladen taken. Plannen, vergaderen, memoranda opstellen, telefoneren. Vanachter hun bureau roeiden ze even achteloos als plichtbewust bijna een heel volk uit.

De dehumanisering die elke bureaucratie met zich meebrengt werd ten top gedreven en de slachtoffers werden psychologisch en moreel onzichtbaar. Als Nummermenschen werden ze zo onmenselijk behandeld dat ze er steeds onmenselijker gingen uitzien, niet langer deel leken uit te maken van het universum van morele verplichting.

In De mens voorbij (2008) maakte ik waarschijnlijk dat de vooruitgangs- en maakbaarheidsideologie, mogelijk gemaakt door de Verlichting, ook de kiemen in zich droeg (en draagt) voor mens- en wereldverbetering. Eind 19de en begin 20ste eeuw, lang voor er van nazi’s sprake was, liepen veel geleerden, filosofen, artsen, politici en andere machthebbers warm voor verregaande eugenetische maatregelen.

Mens- en wereldverbeteraars deelden de mensheid op in waardevolle en waardeloze exemplaren. Democratische landen als de VS en Weimar Duitsland liepen hierbij voorop. De mensheid definitief zuiveren (‘eindoplossing’) van alle mentale, lichamelijke en raciale gebreken. Zoals een tuinier onkruid wiedt en een chirurg kankerweefsel verwijdert.

Toen de nazi’s aan de macht kwamen namen ze vrijwel onmiddellijk een Amerikaanse modelsterilisatiewet over. Talloze artsen – als beroepsgroep oververtegenwoordigd in de nazi-partij – psychiaters en eugenetici werkten enthousiast mee. Velen deden ook mee aan de in oktober 1939 opgestarte ‘euthanasie’-campagne, Aktion T4.

Personeel, materiaal en knowhow van Aktion T4 werden later ingezet voor het doden van zieke en uitgeputte concentratiekampgevangenen, alsook bij Operatie Reinhard, de vergassing van meer dan anderhalf miljoen Joden uit de getto’s in Polen.

In de uitroeiingskampen Chelmno, Belzec, Sobibor en Treblinka waren negentig T4-mensen bedrijvig en alle eerste kampcommandanten kwamen uit Aktion T4. Het verband tussen de uitroeiing van mentaal en raciaal gehandicapten is meteen duidelijk.

Maar niet in Kazerne Dossin. Sterilisatie en uitroeiing van mensen met een handicap komen pas op het derde verdiep aan bod, zonder verder reikend inzicht, zonder kennis van zaken en met enkele domme fouten.

De Holocaust als opvoedingsmiddel

Kazerne Dossin is ‘cool’ genoeg om bij de doelgroep aan te slaan. Maar veel jongeren zullen bij het buitenkomen nog steeds niet kunnen bevatten hoe het tot deze en andere genociden is kunnen komen. Twee weken na de opening van Kazerne Dossin noteerden ze in het gastenboek niet te begrijpen hoe zoiets verschrikkelijks “is kunnen gebeuren”.

Daar zal ook “nooit een duidelijke verklaring voor zijn”. Anderen hopen “dat dit nooit meer gebeurt”. “Wat goed”, schreef nog iemand, “dat dit in het verleden gebeurd is”. Weinigen geraken verder dan zelfbehoud: ‘hopelijk overkomt het ons nooit”; “we moeten blij zijn dat we niet in die tijd leven”; “dat wij dit nooit hoeven mee te maken”, “alsjeblieft, nooit meer!”.

Pesten en genocide zijn inderdaad van een totaal andere orde. Er zit een machtswereld van verschil tussen.

De lange voorgeschiedenis van deze modernste aller genociden komt niet aan bod en de geleidelijkheid, de langzame escalatie van discriminerende maatregelen en telkens weer aangepast gedrag, is uit het hele verhaal verdwenen. Veel wordt ook te intentionalistisch voorgesteld.

Is de Jodenmoord, of om het even welke genocide, eigenlijk wel een geschikt middel om jongeren verdraagzaamheid en verantwoordelijkheidszin bij te brengen? Heeft de niet aflatende aandacht voor de Holocaust de wereld aantoonbaar verbeterd? Gaat het er in Israël, hét slachtofferland, zoveel beter aan toe?

Joden zijn inderdaad geen apart volk maar mensen zoals alle anderen, ook de Palestijnen. Kazerne Dossin zwijgt als vermoord over de prijs die Palestijnen hebben betaald en nog steeds betalen voor Israël, een land dat uit de as van de Holocaust heet verrezen te zijn.

Het kwade voorhouden om het goede te doen – het is een christelijk thema. Kruisiging en vagevuur om verlossing en hemel te verdienen. Maar werkt het ook? We springen er in elk geval niet consequent mee om: geen verkrachtingsmusea om mannen vrouwvriendelijker te maken; geen misbruikt-kinderen-musea om kindermisbruikers op betere ideeën te brengen; geen porno op school om goed te leren vrijen; geen musea voor lelijke kunsten om de schone beter te waarderen.

Holocaustmusea zijn een schot in het duister. Er bestaat bij mijn weten geen vergelijkend onderzoek naar het educatieve effect van verschillend ingevulde Holocaustmusea. Net zo min als onderzoek waarin nagegaan wordt of de schoolgaande jeugd en de burgers van een stad of land mét Holocaustmuseum, toleranter, democratischer en menslievender geworden zijn dan die in steden en landen zonder.

Vraag is ook waarom de invulling van dit museum werd overgelaten aan vertegenwoordigers van slachtoffers, politici en een historicus. Want zelfs al had men een beroep gedaan op gespecialiseerde historici, dan nog is het de vraag of de toekomst van jongeren niet te belangrijk is om over te laten aan mensen die vooral in verleden gespecialiseerd zijn.

Gie van den Berghe

Gie van den Berghe is ethicus en historicus en is als gastprofessor verbonden aan de UGent.

take down
the paywall
steun ons nu!