Kanttekeningen bij Samir Amin: ‘Is het Wereld Sociaal Forum nog nuttig?’
Afrika, François Houtart, WSF, Francine Mestrum, Ngo, Samir Amin, Noord-Zuidrelaties, Issa Shivji, Noord-zuid o, Bamako Oproep, Altermondialisme, Andersglobalisten -

Kanttekeningen bij Samir Amin: ‘Is het Wereld Sociaal Forum nog nuttig?’

dinsdag 19 maart 2013 20:15
Spread the love

De Bamako Oproep vormt het zwaartepunt van Samir Amins artikel (DWM 15/03/2013). Men zou die in moeten kijken [i]  alsmede de debatten erover met onder meer bijdragen van Francine Mestrum[ii]. Sinds de Bamako Oproep zijn er uiteenlopende opvattingen van vooraanstaande figuren in het Wereld Sociaal Forum WSF en de andere sociale fora naar buiten gekomen die een veel breder debat vergen. Aan de inhoud, de status en de ontstaansgeschiedenis van de Oproep zitten namelijk nogal wat haken en ogen die vragen om een grondige, veelomvattende bezinning binnen en buiten de altermondialistische – of andersglobalistische – beweging en deze in feite op de helling zetten. Hetzelfde geldt voor de dominantie van de NGOs en hun ware rol in de huidige wereld. In de hoop bij te dragen aan dit hoognodige debat volgen hier enkele kanttekeningen bij het lezen van Amin’s analyse, die echter geenszins aanspraak maken op volledigheid, want Amin boort een groot aantal zaken en argumenten aan die stuk voor stuk voor discussie vatbaar zijn.

Deelnemers aan het WSF en leninistisch project

Samir Amin schrijft: “Als we even verder gaan met de kritiek, dan durven we te zeggen dat de Wereldfora last hebben van een (groeiend) onevenwicht wat betreft de deelnemers. De fora, die zeer veel geld kosten wat betreft de financiële middelen en het intellectuele werk dat bij de organisatie komt kijken, trekken vooral de NGO’s aan (die zich soms wijden aan de ondersteuning van de strijd). Die NGO’s beschikken over gespecialiseerd personeel en de nodige financiële middelen. We hebben het hier over de NGO’s van het Noorden, maar ook grofweg, hun clientèle (partners) uit het Zuiden. Het is slechts in mindere mate dat belangrijke bewegingen die op het terrein betrokken zijn bij de strijd, aangetrokken worden tot de fora.”

Dit is de ingang tot fundamentele krtiek. In feite zouden op de wereldfora 75% of meer deelnemers een hogere of universitaire opleiding hebben. Bovendien ligt het aantal deelnemers van westerse NGOs plus door hen financieel gesteunde ‘partners’ in het Zuiden al even hoog zoniet nog een stuk hoger.

Het zwaartepunt van Amin’s analyse is zijn verzet zich tegen de vele kritiek op de Bamako Oproep, een initiatief voornamelijk van hem en François Houtart. Hun opzet was om de richting te bepalen die niet alleen het WSF maar de hele altermondialistische beweging zou moeten inslaan: “een Vijfde Internationale’ (niks minder…).

Die kritiek kwam echter lang niet alleen van ‘apolitieke NGOs’ zoals  Amin beweert. Op de eerste plaats moet men weten dat de Bamako Oproep evenals voorgaande pogingen met hetzelfde doel werd geschreven door een zeer klein groepje – critici zeggen ‘enkele oude(re) blanke mannen’ – en dan slechts voor ondertekening werd aangeboden, bovendien alleen aan kopstukken van de altermondialisten. De tekst werd ook aan hen niet voorgelegd voor debat en wijzigingen.  Met andere woorden: een kleine ‘voorhoede’ probeerde het WSF in een soort van leninistisch voorhoedeproject te gieten, hetgeen lijnrecht tegen de oorspronkelijke opzet ingaat van horizontaliteit en horizontale democratie.

Het nieuwe van de altermondialistische beweging stelt Amin immers tegenover “de politieke cultuur van links [die] in de 19de en 20ste eeuw gedomineerd [werd] door praktijken die steunden op een sterk hiërarchische en verticale structuur van politieke partijen, vakbonden en verenigingen. In die tijdsgeest werden bewegingen gestimuleerd: radicale en hervormingsgezinde sociale bewegingen, revoluties en nationale emancipatiebewegingen”. En in het bijzonder kwamen “vanaf de jaren 1980-1990 de beperkingen en tegenstrijdigheden, eigen aan deze manier van handelen, duidelijk naar boven. De democratische tekortkomingen van deze structuren – sommigen riepen zichzelf uit tot een elitaire voorhoede die ‘wetenschappelijke’ kennis en de ‘enige effectieve’ strategie bezaten – liggen aan de basis van latere teleurstellingen.” De beoogde vernieuwing door een horizontale beweging met participerende democratie wordt dus minstens ten dele tenietgedaan door de ondemocratische ontstaansgeschiedenis en de beoogde status – als een zaak van de altermondialistische elite – van de Bamako Oproep.

‘Convergenties’ en revolutionaire organisatie: de Arabische Lentes

Vanwege de vernieuwing ten aanzien van de gewraakte vroegere “politieke cultuur” werden  politieke partijen vanaf het begin uitgesloten van alle Sociale Fora. Dat blijft ook een hekel punt om verschillende redenen, waarvan één geïllustreerd wordt door de verschillende nationale ‘Arabische Lentes’. Gezamenlijk actie zou dus niet via de “sterk hiërarchische en verticale structuur van politieke partijen’ tot stand mogen komen, maar wel via ‘convergenties’ tussen een groot aantal verzetsgroepen of volksorganisaties die zich ieder in hun context en op hun manier verzetten tegen de gevestigde orde. Amin stapt verderop wel af van de idee van een mondiale volksopstand via ‘convergenties’ en benadrukt nu de noodzaak van eerst komen tot ‘convergenties’ op het nationale niveau, hetgeen al realistischer lijkt.

Bij de spontane volksopstanden van de Arabische Lente hebben we echter wel ‘convergenties’ gezien bij de opstandelingen, maar was er geen spoor te bekennen van een duidelijke altermondialistische stroming. Sprekender is echter dat bij de daarop volgende verkiezingen niet de volksbeweging met zijn convergenties, maar voordien al goed georganiseerde politieke partijen de overhand kregen. (En bij afwezigheid daarvan, zoals in Libië, is het knokken onder de elite.) Dus is het maar de vraag of ook op nationaal niveau ‘convergenties’ een zo fundamentele rol kunnen spelen als het altermondialisme denkt. In ieder geval hebben we dat nog nergens gezien.

Dat bestaande politieke partijen in de Arabische Lentes de overhand kregen was voorspelbaar. Aan mobilisatie ontbrak het niet. Maar zonder organisatie, een gezamenlijk politiek plan en strategieën die werken als richtingaanwijzers voor alle actie op de weg naar de doeleinden, bleek tot nu toe iedere revolutie tot falen gedoemd of te verzanden in eindeloze opstanden of opstandjes met onzekere bestemming. Of werd dus gerecupereerd voor een andere bestemming. Ik denk niet dat organisatie in deze zin per definitie ondemocratisch moet zijn . En hiërarchie al evenmin. Anderzijds geloof ik wel dat anarchie – hoe aantrekkelijk dan ook op het eerste gezicht – leidt tot de wet van de sterkste. De ondemocratische context van de Bamako Oproep met zijn ‘voorhoede’-smaakje is daar wellicht een typisch voorbeeld van.   

Problematiek van de NGO-dominantie

Een ander voorbeeld spreekt uit de krachtsverhoudingen binnen het WSF en de andere fora. In volksorganisaties in Zuidelijke landen bestaat er een  – aanzwellend – wantrouwen tot en met open vijandigheid tegenover NGOs en in het bijzonder westerse of door het Westen gefinancierde NGOs. Ze worden gezien als ‘lessengevers’ en ‘soft imperialists’. Iedereen weet dat ze geen democratische basis hebben maar gefinanceerd worden door regeringen, kerken en andere bronnen die hun eigen ideeën en belangen hebben.

Prof Issa Shivji van de Universiteit van Dar-es-Salaam publiceerde al in 2006 een zeer bekende en volledige basiskritiek : ‘The Silences of NGO Discourse. The role and future of NGOs in Africa’ (als boek verschenen of ook te vinden op pambazuka.org [iii] ).  Een aanrader die inzicht geeft op de problematiek van de NGO-dominantie in de Sociale Fora en de wrijving met de basisbewegingen. Om zijn analyse in enkele woorden in het Nederlands samen te vatten: het ‘maatschappelijk middenveld’ functioneert in Afrika in feite als doorgeefluik van het neoliberalisme en het imperialisme ondanks de goede wil en toewijding van de activisten.

Bovendien is het nog maar de vraag wat westers Links nog eigenlijk te bieden heeft. Als het al goede ideeën heeft voor verandering en transformatie – buiten verontwaardiging is dat alles behalve zeker – dan nog gaat het overbrengen daarvan door NGOs gepaard met geldstromen, ook binnen het altermondialisme. Net als bij het IMF, de Wereldbank, de EU, directe bilaterale samenwerking en de andere vertakkingen van het imperialistisch en neoliberaal project. Geldstromen die afkomstig zijn van westerse regeringen en andere westerse bronnen.De minst ambiguë kanalen van linkse solidariteit en samenwerking blijven verbanden als de Socialistische Internationale – die dus uitgesloten is van de sociale fora -, de internationale vakbondsorganisaties en de academische wereld alsmede sommige media. Als men inderdaad wil werken aan “het collectieve bewustzijn van de uitdagingen naar de opbouw van actieve sociale factoren van verandering” (Houtart geciteerd door Amin), dan moet men zich realiseren dat de vruchtbaarste ideeënstroom zonder enige twijfel van het Zuiden naar het Noorden gaat en niet andersom. Bovendien is de Zuid-Zuid-stroom vele malen vruchtbaarder dan die tussen Zuid en Noord. We moeten ons geen illusies maken, de tijd van het ideologisch overwicht van het Westen is voorbij. De NGOs namen de functie over van de missionarissen en dat is allang deel van het collectieve bewustzijn in het Zuiden. “De wereldfora zijn globale ontmoetingsplaatsen, maar”, geeft Amin zelf toe, “ze zijn slecht uitgerust om een adequaat kader te bieden voor de noodzakelijke verdieping van [de] debatten” in het Zuiden waarvan hij er enkele aanduidt. 

Kortom, de piramide van sociale fora was een prachtig idee, maar dat helaas behoorlijk afdrijft. Het is positief dat Amin – eindelijk – terugkomt op de grote vage ‘convergentie’-theorie en inziet dat de werking op de eerste plaats op nationaal niveau moet gebeuren, door oppositie of binnen een nationaal project. Hij wijst er ook terecht op dat nieuwe anti-imperialistische allianties en blokken gevormd worden in het Zuiden en wel op verschillende manieren, met al hun tegenstrijdigheden en een nog onduidelijke uitkomst. Inderdaad wordt dit belangrijke proces door Links in het Westen slecht begrepen en gevolgd. (Vooral als het niet meteen erg ‘revolutionair’ klinkt…). Dit komt mijns inziens mede omdat NGOs per definitie regeringen en staten wantrouwen – behalve de eigen die hen subsidiëren… – en dit ingebakken wantrouwen op heel Links en progressieve media overbrengen, terwijl ze over het algemeen weinig inzicht of zelfs belangstelling tonen in beleidszaken en lokale politieke en sociale verhoudingen in landen in het Zuiden. Het kan wel waar zijn dat bepaalde, in principe progressieve nationale projecten, bijv. voor ontwikkeling via een gemengde economie en samenwerking van verschillende sociale klassen, een groot risico van falen in zich dragen, maar men zal zich er op z’n minst in moeten verdiepen om te begrijpen wat de mogelijkheden en kansen zijn van de lagere klassen en hun organisaties om ze in hun belang om te buigen of te keren. Verzet omwille van verzet en polarisatie zijn niet altijd de beste weg, integendeel. Net als sociale verbeteringen niet altijd emancipatorisch werken en op zich nog allerminst betekenen dat de machtsverhoudingen veranderen ten bate van de armen, de arbeidersklasse en kleine boeren.

Verbeter de wereld, begin bij jezelf

Samir Amin pleit – mijns inziens terecht – voor het opengooien van het WSF naar andere fora, netwerken en bewegingen, en voor bescheidenheid in de beoordeling van de prestaties: “bij wijze van conclusie kunnen we stellen dat de toekomst van de sociale fora minder afhankelijk zal zijn van wat er binnen de fora zelf gebeurt dan van wat zich elders in de wereld ontwikkelt. De strijd van de volkeren en de geostrategische keuzes van de staten zullen mee bepalend zijn”. Hij overtuigt hij echter niet helemaal dat het WSF daarmee niet zal blijven steken in een sympathieke sociale club waar voornamelijk hoogopgeleide activisten elkaar oog in oog kunnen ontmoeten – en niet alleen via het world wide web – en prachtige ideeën en ervaringen uitwisselen (buiten reclame voor hun projekten…). Natuurlijk is dat ook prima. Maar strookt dus niet helemaal met de droom van de deelnemers en activisten. Daarom is het goed dat Amin dit debat zelf aanzwengelt bij een groter publiek.

Issa Shivji ziet een rol voor NGOs als doorgeefluik van ideeën, waarbij de dichotomie tussen activisten en intellectuelen moet verdwijnen. Maar deze rol is alleen mogelijk op voorwaarde dat ze “de wereld beter begrijpen”, anders kun je onmogelijk een ‘andere wereld’ scheppen. Alle goede wil en toewijding ten spijt, zegt hij, zijn NGOs geboren uit en nemen deel aan het neoliberalisme en het imperialistisch project. Daarom hebben ze belangrijke blinde hoeken (waar hij uitgebreid op ingaat). Ze moeten hun eigen “stiltes en discourses” tot de grond onderzoeken, evenals de filosofische en politieke premissen waarop hun activiteiten gebaseerd zijn en de motieven van hun geldgevers en partners. En dan moeten ze nog hun werking inbedden in het nationaal project in het land waar ze werken. Aldus Shivji.

De Bamako Oproep was een poging om de wereld ‘beter te doen begrijpen’ door de altermondialisten, hoewel verschillende critici vinden dat het document juist daarin faalt door het gebruik van ‘oude’, voorbijgestreefde concepten en termen en een gebrek aan analyse. Het is echter niet zeker dat dit een fundamentele kritiek is. Fundamenteler lijkt mij dat de Oproep actielijnen geeft voor een ‘alternatief project’ voor volksbewegingen zonder de rol van de grote meerderheid van deelnemers aan de WSF – in feite van de altermondialisten – uit te spellen en zonder alle aspecten van de inbedding van de NGOs in het neoliberalisme en het imperialistisch project te onderzoeken zoals Shivji doet. Het is niet genoeg om een onderscheid te maken tussen ‘politieke’ en ‘apolitieke’ NGOs. Veel NGOs noemen zich ‘politiek’ zonder een diep begrip van de huidige wereld en zonder hun afkomst en rol in die wereld fundamenteel onderzocht en in vraag gesteld te hebben. Daarom roepen ze terecht zoveel wantrouwen op. Het lijkt mij dat het WSF dus bij zichzelf moet beginnen vooraleer over revolutie te dromen. Ik denk niet dat het echt overdreven is om te waarschuwen dat de meeste aanhangers van het WSF in de praktijk een voor hun eigen droom van ‘revolutie’ nutteloze of zelfs ‘contra-revolutionaire’ rol spelen.   

HP 18 maart 2013

[i] http://www.socialistproject.ca/bullet/770.php

[ii] http://www.openspaceforum.net/twiki/tiki-read_article.php?articleId=66

[iii] http://www.pambazuka.org/en/publications/pz_sr_14.pdf

take down
the paywall
steun ons nu!