Sungu Mizele heeft de Congolese nationaliteit maar woont in Zuid-Soedan, waar ze de kost verdient met de groenten die ze in haar tuin verbouwt.
Ze heeft niet veel maar voor iemand die ooit in het vluchtelingkamp Makpandu woonde, kan ze op zijn minst zichzelf en de zes kinderen van haar overleden zus onderhouden.
Haar verhaal is zoals dat van duizenden anderen in het kamp: ze werden aangevallen door het Verzetsleger van Joseph Kony (LRA), dat ervan beschuldigd wordt dood en vernieling te zaaien, en kindsoldaten en seksslavinnen te ronselen.
Doodgeschoten
De rebellengroep die oorspronkelijk vanuit Oeganda opereerde, is nu vooral actief in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) en de Democratische Republiek Congo (DRC).
Mizele’s huis in Dungu, in het noordoosten van de DRC, werd aangevallen in 2010. Mizele en haar zes neefjes en nichtjes werden een dag later vrijgelaten door de rebellen. Haar oudere zus, de moeder van de kinderen, werd doodgeschoten toen ze probeerde te ontsnappen aan een commandant van het LRA die haar wilde verkrachten.
Tijdens haar leven in het kamp werd Mizele vastbesloten om haar familie een beter leven te geven. Ze hield een deel van het rantsoen van hulporganisaties achter en verkocht dat door, samen met brandhout dat ze bijeensprokkelde. Met die opbrengsten was ze in staat om de huur van 5 euro per maand voor een rieten hut in Yambio te betalen, 44 kilometer van het kamp.
Militaire aanwezigheid
“Ik verhuisde uit het kamp en begon hier een klein bedrijfje om te kunnen overleven en de kinderen te ondersteunen”, zegt ze. Het gezin is een van de vele die de brokken proberen te lijmen na de aanvallen van de LRA.
Het leven in Zuid-Soedan is de laatste tijd meer vreedzaam. Volgens een rapport uit februari van enkele Amerikaanse ngo’s blijkt dat van de 275 aanvallen die uitgevoerd werden door de LRA, er geen plaatsvonden in Zuid-Soedan. In de DRC waren er 225 aanvallen, de rest gebeurde in de CAR.
Velen geloven dat de daling hier kwam door de aanwezigheid van de Uganda’s People’s Defence Force (UPDF), die in 2010 een basis opzette in Nzara. Aan hun zijde jaagt ook de Regionale Task Force (RTF), die in september vorig jaar werd opgericht door de Afrikaanse Unie, op de LRA-leiders in de regio.
De RTF bestaat uit troepen uit Zuid-Soedan, DRC, CAR en Oeganda en wordt ondersteund door 100 Amerikaanse militaire adviseurs.
“Wij zijn geboren in een oorlog, groeiden op in een oorlog en hebben nu nood aan rehabilitatie”, zegt Peni, de bisschop van Nzara. “De mensen die nog leven moeten we helpen het verleden te vergeten en vooruit te gaan.”
Getraumatiseerd
Voormalige ontvoerden hebben nood aan psychologische begeleiding voordat ze naar de maatschappij kunnen terugkeren. Velen zijn gefrustreerd omdat ze bij hun thuiskomst vaak verstoten worden.
Neem nu Raphael Reba. Zij moet leven met het feit dat ze niet aanvaard werd door haar familie toen ze terugkwam met een zoon, wiens vader een van de LRA-rebellen is die haar zeven jaar geleden ontvoerde.
Reba woont in het huis van haar broer met haar vierjarige kind en bewerkt andermans tuinen om rond te komen.
Ze is nog steeds getraumatiseerd door de gruwelijkheden die ze moest doorstaan. Zo werd ze gedwongen om tijdens een aanval in Aba in de DRC, twee baby’s te doden en hun bloed te drinken.
Ze maakt zich zorgen dat haar zoon, hoewel onschuldig, het toch hard te verduren zal krijgen als hij opgroeit.
In hulpcentra zoals het Rainbow Community Center werken onder meer missionarissen om voorheen ontvoerde kinderen hun leven weer op het spoor te krijgen. Ook moeders die tijdens hun LRA-gevangenschap besmet raakten met aids, krijgen hier hulp en begeleiding.
Toch blijft de angst sterk aanwezig. “Zolang Kony niet gevangen is, blijven ze leven met de angst voor een eventuele heropleving van het geweld”, zegt Elia Richard Box, de provinciecommissaris van Nzara. “We voelen de voortdurende aanwezigheid van Kony in de bush, en dat brengt geen rust. Onze angst is dat het LRA in de DRC is en op een dag zal terugkeren.”