En toen werd ik moeder, iets wat mijns inziens het feministische gedachtegoed geenszins in de weg hoefde te staan. Dat bleek buiten een select clubje mediagenieke opperfeministes gerekend. Plots werd ik ongevraagd tot het kamp van de vijand gerekend, bleek ik een luis in de pels, een verraadster van het allerlaagste allooi. De misstap die onvergeeflijk bleek in bepaalde feministische middens en mij overduidelijk kon aangewreven worden: mijn hippe carrière opgeven en doodgemoedereerd (let op het woord ‘moeder’ in doodgemoedereerd) een tijd thuis voor het grut zorgen.
De glasheldere boodschap bereikte mij via diverse kanalen en uit diverse hoeken: feminisme en thuisblijfmoederschap gaan niet samen. Waarom niet? Ik heb werkelijk geen enkel idee, maar pientere vrouwen als Elisabeth Badinter en Monica De Coninck zeggen het, dus zal het wel waar zijn.
Vrouwen bekleden geen topfuncties “omdat ze worden tegengehouden door de heersende machocultuur”, “omdat ze bang zijn dat hun kinderwens hun carrière in het gedrang brengt” en … (tromgeroffel) … “omdat ze liever cupcakes bakken”. Op die manier houden die luie en leeghoofdige loeders de klassieke rolpatronen in stand. Zucht. Niet alleen lui en dom dus, maar een regelrecht gevaar voor de feministische strijd.
Wat is het in vredesnaam met die cupcakes dat sommige feministes zo hoog de (vooral niet zelfgenaaide) gordijnen in jaagt? En vooral: waarom ontbreekt het bepaalde ‘powerfeministes’ aan de nodige verbeelding om te begrijpen wat heel wat vrouwen drijft?
‘Topfuncties’ zijn blijkbaar het ultieme doel van iedere rechtgeaarde feministe. Wie geen topfunctie heeft, die loopt dus tegen dat glazen plafond aan of is gewoon lui. Of dom (maar dat wordt uiteraard niet gezegd, dat zou dan weer niet deontologisch zijn). Geen ander en heiliger doel dan de topfunctie. Geen efficienter manier om jezelf geestelijk te ontplooien. Geen doeltreffender manier om bij te dragen aan onze samenleving. Iedereen weet toch dat CEO’s van banken en overheidsbedrijven deze functies louter en alleen ambiëren om zich geestelijk te ontplooien en om zich ten dienste te stellen van onze maatschappij. Ontroerend toch, zoveel diepgang en altruïsme? Merken we niet dagelijks hoeveel beter onze samenleving is geworden van al die ‘topfuncties’?
Volgens mij zien bepaalde feministes iets belangrijks over het hoofd. Namelijk dat het soort vrouwen dat zij menen te vertegenwoordigen een minderheid uitmaakt. Of dacht er iemand dat onze maatschappij voornamelijk bestaat uit academici, politici en CEO’s? Er wordt lompweg voorbijgegaan aan het eenvoudige feit dat de doorsnee vrouw een bediende of een arbeider is die werkt om den brode, bepaald niet bezig is met haar ‘zelfontplooiing’ (de mantra van deze tijd) en al lang blij is als ze er überhaupt in slaagt haar kinderen op tijd van school te halen en degelijke nieuwe schoenen kan kopen wanneer de oude versleten zijn.
Er wordt beweerd dat het niet onmogelijk is om gezin en carrière te combineren, mits een goede planning en hard werk. Vertel dat maar eens aan mensen die zich geen nanny kunnen veroorloven en die geen familiaal netwerk hebben om op terug te vallen. Aan de alleenstaande moeder (een groep die jaarlijks toeneemt en een groot aandeel van de nieuwe armen in ons land vertegenwoordigt) die zich te pletter werkt om haar gezin een dak boven het hoofd te bieden. Aan de kassierster van de supermarkt. De onthaalmoeder die dagelijks kinderen opvangt van andere vrouwen maar haar eigen kroost nauwelijks te zien krijgt. Dat ze maar wat harder moet werken als ze een ‘carrière’ wil? Dat ze maar wat beter moet leren plannen?
Onze samenleving staat middenin een ernstige crisis. Een crisis die niet zuiver economisch is, maar ook ideologisch. Die alle lagen en aspecten van onze maatschappij aantast. De vrije markt en het kapitalisme liggen onder vuur. Mensen protesteren, revolteren. Sommigen luid, anderen haast onmerkbaar. Dat doen ze onder meer door niet langer mee te draaien in de race, door niet langer te doen wat van hen wordt verwacht. Wie niet ziet welke rebellie er vaak schuilt achter de keuzes van veel van de vrouwen die men zo misprijst, die gaat voorbij aan het gegeven dat er mensen zijn die niet langer een radar wensen te zijn in een systeem waarin ze niet meer geloven, dat hen doet walgen, dat hun leven verarmt in plaats van verrijkt. Dat het concept ‘carrière’ heel wat mensen, vrouwen én mannen, hoe langer hoe minder zegt. Dat heel wat mensen zich gegijzeld voelen door de vrije markteconomie en de prestatiemaatschappij. Dat ‘topfuncties’ hen eenvoudigweg geen zak interesseren. Vrouwen trekken zich dus niet terug omdat ze denken dat alles bereikt is, maar omdat ze bewust kiezen voor andere waarden dan economische. Als dat niet ontvoogd is.
Men onderschat vrouwen als men pretendeert dat ze geen ambities hebben, alleen omdat het andere ambities zijn dan economische.