Op een koude donderdagochtend in januari nestelden we ons met z’n drieën in een Brussels café rond koffie en warme chocolademelk. Op het programma stond een kritisch gesprek over de hedendaagse context van het feminisme in België en de uitdagingen waarvoor we als feministische denkers en activisten staan.
Na eerdere gesprekken met Kristin Aune[1] en Iris van der Tuin over respectievelijk feministisch denken en activisme in Groot-Brittannië en Nederland, leek het ons hoog tijd om de context van het feminisme dichter bij huis te belichten. Bij Sarah Bracke bleken we aan het juiste adres voor inspiratie om complexe kwesties zoals de kruisingen tussen feminisme en racisme te kaderen en aan te pakken.
Sarah Bracke is sociologe aan de KU Leuven en geeft les over cultuur, kapitalisme, religie, gender en etniciteit. Haar meest recente publicaties situeren zich op de kruispunten van nationalisme, secularisme, islam, feminisme en de holebibeweging. Daarnaast geeft ze vorm aan haar feministisch engagement bij Sophia, het Belgisch netwerk voor genderstudies en ella, kenniscentrum gender en etniciteit.
Samen met Karel Arnaut, Bambi Ceuppens, Sarah de Mul, Nadia Fadil en Meryem Kenmez publiceerde zij in 2009 het boek ‘Een leeuw in een kooi: de grenzen van het multiculturele Vlaanderen’, en samen met Sara Abou Ghazal maakte ze Pink Camouflage, een video-essay over de instrumentalisering van holebirechten.
We begonnen ons gesprek met ons te richten op het idee van spanningen tussen het feminisme en het multiculturalisme. Zowel in de politiek als in de media worden de mogelijke spanningen tussen de rechten, gelijkheid en waardigheid van vrouwen en respect voor etnisch-culturele minderheden immers vaak benadrukt.
Voorbeelden hiervan vinden we terug in de recente controverses over seksisme op straat naar aanleiding van de reportage van Sofie Peeters (zomer 2012) en de VOLT-reportage op Eén over geweld tegen holebi’s (november 2012).
Als onderzoekster heb jij vertogen over de emancipatie van vrouwen en holebi’s, en heb je diversiteit in onze multiculturele samenleving nader bekeken. Wat valt jou hierbij op?
“Wat opvalt, is dat de kwesties van gender en seksualiteit een cruciale rol spelen in het verhaal van de crisis van het multiculturalisme. In een notendop komt het erop neer dat de emancipatie van vrouwen en holebi’s voorgesteld wordt als incompatibel met multiculturalisme, en meer specifiek met etnische en religieuze minderheidsgroepen.”
“In recente controverses, zoals die rond de reportages van Sofie Peeters en VOLT, wordt het probleem van seksisme en homofobie steevast op ‘de ander’ geprojecteerd, namelijk op etnische en religieuze minderheden die – in contrast met de westerse samenleving – gezien worden als intrinsiek patriarchaal.”
Is deze verhouding tussen feminisme en etnische en religieuze minderheidsgroepen, die zich ontwikkeld heeft in de context van de multiculturele samenleving, wel een nieuw gegeven?
“Niet echt. De eerste golf feminisme in West-Europa, die opkwam aan het einde van de 19e eeuw en waarin men voornamelijk ijverde voor het vrouwenstemrecht (de zogenaamde ‘suffragettes’), ontstond ten tijde van het kolonialisme. Dit betekent dat het feminisme van meet af aan verbonden was met koloniale machtsverhoudingen. De Noord-Amerikaanse context is anders, aangezien het suffragettefeminisme daar niet los te denken is van de slavernijproblematiek en het anti-slavernij activisme.”
“Maar in West-Europese landen zien we dat er, in tegenstelling tot de Verenigde Staten, binnen de eerste feministische golf niet zoveel verzet was tegen het koloniale project. Er mag vooral niet vergeten worden dat de negentiende-eeuwse feministische bewegingen buiten het Westen – denk bijvoorbeeld aan de opkomst van het moderne feminisme in Egypte – wel degelijk vanaf het begin het feminisme uit hebben gedacht in relatie tot andere soorten van bevrijdingsstrijd.”
“Als we dan specifiek naar de Belgische context kijken, zien we dat ten tijde van de opkomst van het feminisme hier België Congo koloniseerde. In het kader van de Wereldtentoonstelling zijn toen hele dorpen uit Congo naar België verscheept onder schandalige omstandigheden. Maar op deze situatie kwam heel weinig reactie vanuit de vrouwenbeweging.”
“Moest deze Belgische eerste golf feminisme dus een sterk anti-imperialistisch feminisme geweest zijn, dan zouden de schrijfsels van deze generatie suffragettes vol staan met aanklachten. Maar wat juist opvalt, zijn de stiltes.”
“Er was dus weinig publiek verzet tegen het kolonialisme, wat een zekere medeplichtigheid doet vermoeden: als je stil blijft in zo’n situatie van onrecht, dan werk je op een of andere manier mee aan het voortbestaan ervan. De verbondenheid van het feminisme met koloniale machtsverhoudingen was echter niet alleen impliciet: het uitte zich ook in expliciete reddingsverhalen.”
“In koloniale contexten richtten koloniale machthebbers zich in hun vertogen en beleid specifiek op de emancipatie van gekolonialiseerde vrouwen. In feite was dit voor het koloniale bewind een manier om de hun overheersing te verzekeren.”
“In deze vertogen stond het idee centraal dat ‘inheemse’ vrouwen de beschaafde Europeanen nodig hadden om hen te redden van hun onderdrukking door ‘inheemse’ mannen. Feministen zijn indertijd medeplichtig geweest aan deze ‘white men saving brown women‘-vertogen.”
“Overigens hanteerde het feminisme van het eerste uur nog andere reddingsnarratieven: naast de gekoloniseerde vrouwen moesten er thuis ook nog vrouwen gered worden, namelijk arme vrouwen en prostituees. Dit heeft dan weer te maken met de klassenachtergrond van de leidende feministische figuren van de eerste golf, die vaak uit gegoede milieus kwamen, en dus de macht hadden om te bepalen wat al dan niet in het belang was van deze vrouwen.”
Hoe hangen deze verschillende reddingsverhalen samen?
“Wel, doorheen deze vertogen over arme vrouwen en prostituees, en die over Congolese vrouwen die bevrijd moesten worden van polygamie, functioneert de ongeciviliseerde ‘ander’ als een manier om een ‘geciviliseerd zelf’ tot stand te brengen. Het hele beschavingsvertoog is namelijk geworteld in de constructie van een ‘ander’ die gered of beschaafd moet worden, door ‘de ander’ bijvoorbeeld een gepaste seksuele moraal of bepaalde hygiënische principes aan te leren.”
“Door narratieven in het leven te roepen over ‘onbeschaafden’, kon men zichzelf als ‘beschaafd’ beschouwen. Dit beschavingsidee is een deel van de feministische traditie in het Westen en is uiteraard een problematische erfenis.”
Zijn westerse vrouwenbewegingen zich bewust van deze geschiedenis?
“De meeste huidige westerse vrouwenbewegingen sluiten voor deze erfenis gelukkig niet langer de ogen, onder meer dankzij kritiek van niet-westerse vrouwenbewegingen. Het gaat erom bewust met deze erfenissen om te gaan en er rekenschap van te geven. Niettemin spelen deze reddingsverhalen nog steeds een rol: denk maar aan de huidige feministische debatten over vrouwen met een hoofddoek, of over prostitutie en vrouwenhandel.”
“Het beleid aangaande vrouwenhandel is bijvoorbeeld erg gestoeld op het idee van redden. Uiteraard is het in deze context belangrijk om geweld en uitbuiting te bestrijden, maar vaak zijn deze vrouwen ook personen met heel wat potentieel die migreren omdat ze op zoek zijn naar een betere toekomst.”
“Door deze vrouwen enkel als slachtoffers te beschouwen, worden hun motivaties en strategieën over het hoofd gezien en krijgen ze te weinig instrumenten om van hun migratieproject een succes te maken.”
“In een tijd waarin de ideologie van de ‘botsende beschavingen’ dominant is, winnen reddingsverhalen helaas aan populariteit, zowel binnen het westerse feminisme als binnen de populaire cultuur.”
Wat voor rol spelen Belgische vrouwenorganisaties in de reflectie op deze kwesties?
“Als we het over de Belgische vrouwenorganisaties hebben, dan zou ik de problematiek toch iets breder willen trekken. Reddingsverhalen zijn uiteraard een onderdeel van een problematisch racistisch en seksistisch beschavingsoffensief, maar ze zijn er lang niet de enige componenten van. De hele problematiek gaat bijvoorbeeld ook over hoe er wordt gekeken naar culturele, etnische en religieuze diversiteit en hoe we hiermee omgaan.”
“Wat zien we dan, als we deze zaken er bij betrekken? Wel, de vrouwenbewegingen die meer geïnstitutionaliseerd zijn, en dus een min of meer klassieke positie innemen in het feministische landschap, blijken het vaker moeilijker te hebben met diversiteit.”
“Dit is uiteraard niet het enige mogelijke verhaal over de vrouwenbewegingen in Vlaanderen en de kwestie van diversiteit. Wat opvalt, is dat binnen de witte vrouwenbeweging het Vrouwen Overleg Komite (VOK) eind jaren 90 als eerste serieus met etnische diversiteit en racisme is beginnen omgaan.”
“Het traject dat het VOK hieromtrent heeft afgelegd, is overigens een mooi traject: het VOK is een goed voorbeeld van een autonome vrouwenbeweging die een aantal van haar eigen manieren van denken en eigen denkbeelden in vraag heeft gesteld.”
“Deze reflecties gebeurden niet vanuit het uitgangspunt dat vrouwen met een hoofddoek bijvoorbeeld gered moesten worden, maar eerder vanuit het gevoel dat het feministische gedachtegoed zou worden tekort gedaan als we niet constructief met al deze verschillen omgaan. Dat geldt dus ook voor de omgang met structurele machtsverschillen tussen vrouwen”
“Waar dit allemaal duidelijk moeilijker lag en nog steeds ligt, zijn de grote koepelorganisaties, zoals de Nederlandstalige Vrouwen Raad (NVR). De NVR is geen autonome vrouwenorganisatie, omdat veel van de aangesloten groepen verbonden zijn aan een politieke partij, of aan een verzuilde groepering.”
“Bij vrouwengroepen die deel uitmaken van politieke partijen lijkt het veel moeilijker te zijn om de politieke of ideologische premissen van die partijen te overstijgen, waardoor de eigen werking van de organisatie helaas niet altijd in vraag gesteld wordt.”
“Een ander scharniermoment binnen het landschap van de vrouwenbewegingen en het feminisme in Vlaanderen, was de oprichting van het toenmalige Steunpunt voor allochtone meisjes en vrouwen, nu ella, eind jaren 90. Zij was in Vlaanderen de eerste en enige organisatie indertijd die de eigen emancipatietrajecten van etnische minderheidsvrouwen en -meisjes au sérieux nam, en vervolgens het kruispuntdenken zo uitdrukkelijk op de agenda plaatste.”
“Als we het over de genealogie van het Vlaamse feministische landschap hebben, dan mogen we zeker ook Baas Over Eigen Hoofd! (BOEH!) niet vergeten. BOEH! is gedeeltelijk ontstaan vanuit de activiteiten van moslimvrouwen die zich organiseerden tegen het hoofddoekenverbod, samen met leden van het VOK.”
“Aan het VOK, ella en BOEH! zie je dat er op relatief korte tijd naar aanleiding van allerlei interne discussies binnen de vrouwenbewegingen toch ook echt iets nieuws gecreëerd kan worden: namelijk nieuwe allianties en vormen van individuele politieke betrokkenheid, en nieuwe vertogen over hoe emancipatie en bevrijding er vandaag de dag kunnen uitzien.”
Kan je nog iets meer vertellen over de logica achter het misbruiken van het feministische gedachtegoed in politieke racistische vertogen?
“Als we het hebben over dit soort van misbruikt of geïncorporeerd feminisme – of laten we het anders benoemen: het inzetten van de feministische taal en retoriek voor racistische agenda’s – dan zijn er twee manieren van waaruit je dit kan bekijken. Ten eerste wordt het feminisme geïncorporeerd in bepaalde politieke ideologieën.”
“Deze inlijving van feministische argumenten gebeurt trouwens niet alleen binnen het rechtse spectrum – wat we momenteel erg ervaren – maar komt ook voor binnen het linkse spectrum. Denk bijvoorbeeld maar aan de feministische retoriek die gehanteerd werd door communistische regimes. Rechts heeft dus zeker geen monopolie op deze incorporatie van het feminisme.”
“Wat duidelijk is, is dat de meeste mensen die momenteel naar vrouwenrechten verwijzen vanuit racistische agenda’s – zoals Geert Wilders, die de islam eenzijdig bestempelt als vrouwonderdrukkend, of dichter bij huis, Filip Dewinter – echt niet wakker liggen van feminisme en vrouwenrechten, en deze dus enkel op retorische wijze inroepen en misbruiken voor hun eigen politieke doeleinden.”
“Maar dit verhaal van incorporatie is niet genoeg: als we deze problematiek enkel zo bekijken, dan suggereren we dat er een vorm van good feminism zou bestaan dat door ‘de slechten’ ingezet wordt. Alsof er een zuivere vorm van feminisme is die per definitie antiracistisch, antiheteronormatief en antikapitalistisch zou zijn.”
“Daarom moeten we ook durven inzien dat een aantal vrouwen ‘objectieve’ belangen hebben bij racisme, koloniale overheersing en heteronormativiteit, en dit zowel op materieel als symbolisch vlak. Ik plaats ‘objectief’ hier trouwens tussen aanhalingstekens omdat dit niet mijn belangen zijn en ik het hier niet mee eens ben.”
“Maar om de kwestie te duiden: stel dat er werkloosheid heerst en dat er door een hoofddoekenverbod een aantal mogelijke concurrentes op de arbeidsmarkt wegvallen, dan kan het zijn dat een vrouw zonder hoofddoek ervan overtuigd is dat zij een objectief, materieel belang heeft bij zo’n verbod en het bestendigen ervan.”
“Ook op symbolisch vlak kunnen vrouwen belangen hebben bij racistische vertogen, omdat ze zich hiermee als superieur, meer beschaafd, en meer geëmancipeerd dan ‘de ander’ kunnen presenteren.”
Hoe vallen zulke vormen van racistisch feminisme tegen te gaan?
“Door solidariteit op een andere manier te construeren, waarbij het in jouw ‘belang’ is dat alle vrouwen evenveel toegang hebben tot de arbeidsmarkt, inclusief de vrouwen die een hoofddoek dragen.”
“Maar we moeten erkennen dat er vrouwen en feministen zijn die bij deze vormen van uitsluiting echt een voordeel hebben, en het feminisme voor dit soort van uitsluiting inzetten. Anders begrijpen we de grootte en de intensiteit van dit probleem niet. We worden dan ook effectief geconfronteerd met racistische vormen van feminisme.”
“De logica achter deze narratieven is er dus niet alleen een van misbruik, maar ook een van de verdediging of bestendiging van eigen belangen. Om dit te veranderen, komt het er natuurlijk op aan – en dat is de hele politieke strijd – om mensen hun belangen te laten herdefiniëren. En het vraagt heel wat politiek werk om mensen mee te krijgen in het solidaire denkkader van ‘we’re only free, when all of us are free’.”
“Het is dit soort van kritisch werk waar ik zelf veel tijd aan spendeer, namelijk het hameren op het feit dat racisme binnen het feminisme en binnen de homorechtenbewegingen bestaat en dat het (h)erkend en weggewerkt moet worden.”
“Dit soort van kritisch werk wordt niet altijd geapprecieerd: het wordt vaak gezien alsof je iets afbreekt, alsof het een gezamenlijke strijd onmogelijk maakt. Maar volgens mij is dit net een mogelijkheidsvoorwaarde om tot goede vormen van solidariteit te komen. Daarnaast heb ik het ook moeilijk met de redenering dat we, omwille van al de pijnpunten die we zien als we zo’n kritische bril opzetten, we maar beter zouden zwijgen over seksisme, racisme en homofobie.”
“Dit fenomeen zien we veel binnen linkse bewegingen en ook hier zit een oud verhaal achter: de gedachte is dat we er eerst voor moeten zorgen dat er een revolutie komt, en dan regelen we de rest wel.”
“Ik besef heel goed dat er specifieke contexten en ogenblikken zijn waarin de ene strijd meer aandacht nodig heeft dan de andere, of een van de strijdpunten even tussen haakjes geplaatst moet worden, maar op termijn is het wat mij betreft een nefaste strategie om al deze strijdpunten en acties van elkaar te scheiden. Want dan weet je op voorhand wie de prijs zal moeten betalen, namelijk de personen die zich in meerdere minderheidsposities tegelijk bevinden.”
Begrijp je het ook dat er bij feministen een soort van angst kan ontstaan dat het werk dat ze doen nooit goed genoeg is?
“Ja, ik begrijp die angst. Zoals ik al zei, ik denk ook dat er momenten zijn waarin je een deel van de strijd tegen allerhande vormen van onderdrukking bewust kan laten liggen. In mijn politiek engagement zijn er alvast momenten geweest waarin ik stil(ler) gebleven ben over heteronormativiteit, of over racisme, of over seksisme. Maar je moet je er wel bewust van zijn, en je moet de keuzes die gemaakt worden, kunnen verantwoorden.”
“Terwijl sommigen met het gevoel zitten dat het nooit goed genoeg is, zitten anderen dan weer met de angst dat een deel van hun leven en de zaken waar ze mee te maken krijgen, onbegrepen blijven en verder gemarginaliseerd zullen worden. Ik vind die tweede angst belangrijker.”
“In ieder geval: stiltes helpen niet. Of zoals Audre Lorde het ook al zei: ‘Your silence will not protect you’. Op bepaalde momenten stiltes inroepen, kan misschien wel handig lijken, maar op de lange duur zijn deze stiltes schadelijk. Of zoals er in een slogan van het Amerikaanse black feminism uit de jaren 70 gezegd wordt: ‘We cannot live without our lives’ – zonder de complexiteit van al onze levens in overweging te nemen, zal het niet lukken.”
“Een bevrijdingsstrijd die bij voorbaat beslist welke vormen van onderdrukking legitiem zijn, en over welke punten er beter gezwegen kan worden, biedt geen perspectief op bevrijding voor iedereen. Wat mij betreft is feminisme niet een soort van neoliberaal gelijke kansen-denken zoals het tegenwoordig vaak gezien wordt, maar is het net een bevrijdingsstrijd voor een nieuwe samenleving waarin allerhande structurele machtsongelijkheden radicaal ontmanteld worden.”