Genderclichés
Het heeft decennia geduurd om het biologisch deterministisch denken ten aanzien van gender- en sekseverschillen te ontkrachten. Het blijft desondanks hardnekkig overeind, trouwens ook in relatie tot andere verschillen, zoals etniciteit of het al lang achterhaald concept van ‘ras’. Verschillen tussen mensen worden nu eenmaal vaak aan hun ‘lichaam’ toegeschreven, en vooral wanneer ze afwijken van wat eeuwenlang als de neutrale norm is beschouwd (mannelijk, blank, Arisch, hetero, enz.)
Aan de andere kant blijft de zoektocht naar antwoorden die ‘het verschil’ bewijzen razend populair: van human interest en spelprogramma’s op TV tot bestsellers van het genre ‘Mannen zijn van Mars en Vrouwen van Venus’ (van de Amerikaanse psycholoog John Gray), of ‘Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen’ (door auteursechtpaar Pease).
In de evolutionaire psychologie – wat vroeger de ‘sociobiologie’ heette – blijven wetenschappers gedreven zoeken naar die ultieme gronden op basis waarvan verschillen tussen mannelijk en vrouwelijk denken en gedrag kan verklaard worden. Daarvan zouden dan bepaalde maatschappelijke genderpatronen en ongelijkheden kunnen worden afgeleid. Vrouwen zouden vaker vallen voor een man met status, beweren ze, omdat ze op die manier investeren in een man die mee zorgt voor hun nageslacht. Mannen zouden meer geneigd zijn hun zaad zoveel mogelijk te verspreiden bij jong, schoon vrouwvolk om zo het doorgeven van hun genetisch materiaal te verzekeren. Daaruit zou voortvloeien dat vrouwen minder risico’s nemen, minder ambitieus zijn, en voor deeltijds werk ‘kiezen’ vanwege het ‘probleem’ van de kinderzorg. Of afhankelijk van hoe je het bekijkt, beschikken ze vanzelf meer over vrouwelijke ‘kwaliteiten’ zoals meer empathie en emotionele intelligentie.
De clichés voorbij
Dit is een complete karikatuur van wat in serieus wetenschappelijk onderzoek gebeurt, uiteraard. Maar wetenschappelijk onderzoek is ook zelden helemaal waardenvrij, en clichés over gender, zoals ook over andere ‘categorieën’ van mensen (allochtonen, homo’s, transseksuelen, etc.) blijven overeind.
Zo beargumenteert de Amerikaanse socio-medische wetenschapper Rebecca Jordan-Young (in ‘Brain Storm: The Flaws in the Science of Sex Difference‘, 2010), op basis van een screening van meer dan 400 studies, dat de bekende stelling dat seksehormonen een mannelijk en vrouwelijk brein zouden vormen, weinig overtuigend is. Hoewel prenatale hormonen belangrijk zijn voor de genitale ontwikkeling van de foetus, sluiten onderzoeksresultaten dikwijls verdacht veel aan bij maatschappelijke vooronderstellingen over gender, volgens Jordan-Young.
Ogenschijnlijk evidente sekseverschillen, zoals gemiddelde lichaamslengte, blijken in werkelijkheid veel complexer gezien hun variatie: Nederlandse vrouwen zijn vandaag langer dan de gemiddelde Spaanse man van slechts een paar decennia terug, ondanks een vergelijkbaar voedingspatroon. Osteoporose, gekend als een typische vrouwenziekte, komt juist vaker voor bij mannen in bepaalde bevolkingsgroepen, zoals bij joodsorthodoxe mannen in Brooklyn, N.Y., die vanwege de urenlange religieuze studies, minder fysieke beweging krijgen dan vrouwen en meisjes, weinig blootgesteld worden aan daglicht en vitamine D, en dit in een cultuur waar vanwege bepaalde voedingsvoorschriften toch al minder melk wordt genuttigd.
Dergelijke combinaties van omgevingsfactoren en culturele normen, maken dat er steeds interacties aan de gang zijn tussen ‘natuur’ en ‘cultuur’ die tot grote menselijke diversiteit kunnen leiden, ook op vlak van de sekse en genderverschillen. Ongelijkheid bestrijden, diversiteit waarderen, zonder daar eeuwige waarheden aan te verbinden, blijft daarmee een noodzakelijk onderdeel van de feministische strijd.
Chia Longman
Docente genderstudies aan de UGent en Ella Kenniscentrum gender & etniciteit