“And when I am President, we will end this war in Iraq and bring our troops home; we will finish the job against al Qaeda in Afghanistan; we will care for our veterans; we will restore our moral standing in the world; and we will never use 9/11 as a way to scare up votes, because it is not a tactic to win an election, it is a challenge that should unite America and the world against the common threats of the twenty-first century: terrorism and nuclear weapons; climate change and poverty; genocide and disease.” (Obama, 2008a)
Bovenstaand citaat komt uit Barack Obama’s overwinningsspeech tijdens de democratische voorverkiezingen in 2008 te New Hampshire. Wat onmiddellijk opvalt, is de belofte van verandering die impliciet schuilt in deze retoriek: een keuze voor Obama is een keuze voor een progressief multilateralisme en een breuk met het neoconservatief unilateralisme van George W. Bush. Het einde van Obama’s eerste ambtstermijn is het ideale moment om een balans op te maken van vier jaar Democratisch bestuur. Dit artikel stelt zich de vraag of Obama nu werkelijk de gehoopte verandering kon brengen die hij beloofde, m.a.w. brak Obama met het patroon in het buitenlands beleid van Bush of kan men net enige continuïteit tussen beiden bespeuren? Daarnaast wordt er nagegaan of op het einde van de rit de vooropgestelde doelstellingen werden gehaald – was Obama’s buitenlands beleid succesvol of niet? Ten derde kleeft dit artikel, niet vanuit de retoriek, maar vanuit de praktische uitwerking, een overkoepelend label op het beleid. Tot slot wordt er vooruitgeblikt naar de tweede ambtstermijn en proberen we vanuit deze bevindingen de verwachtingen voor de komende vier jaar op te lijsten.
Obama de hoop op succes
“This victory alone is not the change we seek. It is only the chance for us to make that change. And that cannot happen if we go back to the way things were.” (Obama, 2008b) Of president Obama hierin slaagde is in de literatuur een onderwerp van discussie. Het feit dat zoveel experts in buitenlands beleid evenveel concurrerende visies hebben over de inhoud van de ‘Obama-doctrine’, toont net aan hoe moeilijk het is om te komen tot een volledige, correcte definitie. Deze verschillende visies worden opgedeeld in vier verschillende types (Lynch, 2012). Een eerste categorie stelt continuïteit met Bush met positieve resultaten vast, een tweede ziet dezelfde continuïteit met negatieve resultaten, een derde keert zich tegen de continuïteitsvisie en wijst op de verschillen met positieve resultaten en tot slot één die discontinuïteit ziet met negatieve resultaten. Dit artikel situeert zich binnen de eerste categorie: de voorbarige hoop, die de campagnebeloftes creëerden, werd snel bijgesteld toen bleek dat het buitenlands beleid – met haar tekortkomingen, maar zeker ook successen – eerder een aangepaste verderzetting is van Bush’ beleid dan een antithese ervan.
De visie van Barack Obama op het gebied van buitenlands beleid was al sterk ontwikkeld voor zijn presidentscampagne. Zijn ‘new American story’ gold als een nieuw uitgangspunt dat verschilde van de vorige president als ook andere presidentskandidaten (Obama, 2007). Hij beloofde deze visie concreet uit te werken aan de hand van enkele eenduidige maatregelen en doelstellingen. Ten eerste het oppoetsen van het imago van de Verenigde Staten in het buitenland. Ten tweede een einde maken aan de twee oorlogen waar het land in verwikkeld was. Ten derde open staan voor onderhandelingen met ‘rogue states’. Ten vierde aanpakken van ‘global commons’ zoals klimaatopwarming. Ten vijfde harde actie tegenover terroristen. Dit niet aan de hand van een ‘Global War on Terror’ zoals Bush, maar een focus op Afghanistan en Pakistan. Ten zesde samenwerking met Rusland en China. Ten zevende nieuwe, strengere afspraken over non-proliferatie van kernwapens. En tot slot het opstarten van een overtuigend vredesproces in het Midden-Oosten (Indyk, Lieberthal, & O’Hanlon, 2012, pp. 1-7). Al snel werd het echter duidelijk dat hij deze ambities zou moeten temperen (Indyk et al., 2012, pp. 7-11). Dit door de impact van de economische en financiële crisis, de twee oorlogen waar het land maar geen komaf mee kon maken en de globale machtsverhoudingen waar zowel de macht van de Verenigde Staten als van haar geallieerden uitgedaagd werd.
Maar deze moeilijke omstandigheden nemen niet weg dat Obama steeds het hoger doel in zijn achterhoofd hield. De multilaterale wereldorde waarin Amerika de primus inter pares is, zeker op vlak van ‘hard power’, maar waar mogelijk of nodig zou delen in de verantwoordelijkheden en lasten. Deze nieuwe wereldorde bestond voor de Obama-regering uit drie grote pijlers (Indyk et al., 2012, pp. 12-16). De eerste pijler was het nastreven van een vernieuwde relatie met de opkomende grootmachten in Azië (Rusland, India en China). Deze was niet enkel ingegeven vanuit idealistische liberale motivatie, maar er realistische motieven speelden ook een rol. De erkenning van India als grootmacht zou een tegengewicht kunnen zijn voor de Chinese macht. Het verzekeren van Amerikaans-Russische samenwerking diende dan weer om de Iraanse ambities te beperken. Een tweede pijler van deze nieuwe orde was nucleaire ontwapening en non-proliferatie. Dit moest gebeuren binnen een kader van multilaterale afspraken waarin de hele wereld samenwerkt om het naleven van deze afspraken te garanderen. De laatste pijler bestond uit het beëindigen van de slechte, vijandige relatie met de moslimwereld en het creëren van een nieuw positief partnerschap. Het oplossen van het Palestijns-Israëlisch conflict aan de hand van de creatie van een Palestijnse staat speelde een centrale rol om dit partnerschap te bereiken. Buiten de creatie van deze nieuwe wereldorde had de Obama-regering nog twee belangrijke doelstellingen: preventie van een globale economische catastrofe en bescherming van Amerika tegen onmiddellijke bedreigingen.
Obama de progressieve anti-Bush?
Aan het einde van de eerste ambtstermijn volgt de onvermijdelijke vraag: was het buitenlands beleid van Obama succesvol? Met andere woorden, als we de doelstellingen aan het begin van de termijn plaatsen tegenover de geboekte resultaten aan het eind, worden deze dan bekeken als positief of als negatief? Op deze vraag bestaat er geen zwart-wit antwoord (Indyk et al., 2012, pp. 259-274). Enerzijds zijn er, desondanks de moeilijke omstandigheden, duidelijke positieve resultaten behaald. Bijvoorbeeld het herstellen van de status van de Verenigde Staten in de wereld, het resetten van relaties met Rusland, effectief managen van de relaties met China, de VN-resolutie met harde sancties voor Iran, verscheidene vrijhandelsakkoorden, het geratificeerde ‘New START’, het verzwakken van al Qaida (onder meer gelukt door eliminatie van Osama bin Laden en andere kopstukken), het terugtrekken van troepen uit Irak en het begin van terugtrekking uit Afghanistan. Anderzijds zijn er duidelijke voorbeelden van negatieve resultaten: geen vooruitgang in het Israëlisch-Palestijns vredesproces, Iran blijft haar kernwapenprogramma verderzetten desondanks de sancties, ook Noord-Korea blijft diezelfde richting uitgaan, een bloedige drugsoorlog heerst in Mexico met gewelddadige uitwassen en massale immigratie in eigen land, de stijging van de status in de wereld blijft beperkt in de moslimwereld en er is amper vooruitgang in de strijd tegen klimaatverandering.
Het is zeker dat het buitenlands beleid van de Obama-regering tijdens de eerste ambtstermijn niet te benoemen valt als uitermate succesvol. Toch stelt dit artikel dat de positieve resultaten duidelijk opwegen tegen de negatieve uitkomsten. Alle doelstellingen zijn weliswaar niet tot een goed einde gebracht, maar toch zijn er duidelijke stappen in de richting van een nieuwe wereldorde. Niet de G8, maar de G20 coördineerde de wereldwijde aanpak van de globale economische crisis, VN-veiligheidsraadresolutie 1973 was een wereldwijd ondersteund mandaat om de burgers van Libië te beschermen en een nieuwe benadering van zowel Rusland als China zorgde ervoor dat deze landen de Verenigde Staten steunden in hun vraag naar sancties voor Iran. Wel is deze positieve benadering geen vreugdekreet die een revolutie in Obama’s buitenlands beleid begeleid. Voor auteurs zoals Bader (2012) en Mann (2012) is de ‘change’ overduidelijk. Deze verandering zou volgens velen Amerika wegsturen van de unilaterale Bush-koers, naar een multilaterale richting (Lobe, 2008; Sweet, 2008). Dit artikel ziet echter het beleid van Obama als één dat “out-Bushed Bush” en zo eerder gedefinieerd kan worden als een ‘derde Bushtermijn’ dan als een radicale verandering (Sanger, 2012, p. 19).
Dit is heel duidelijk op het vlak van veiligheidsbeleid en dan specifiek de oorlog tegen terreur. Zoals alle presidentskandidaten, zowel bij de verkiezingen in 2008 als in 2012, accepteert ook Obama de strategische aanname van de ‘War on Terror’. Het gebrek aan fundamentele verschillen maakt dat de onderlinge variatie tussen de kandidaten enkel te verklaren is vanuit tactische uitwerking van deze strategie. Buiten de terminologie is het bij vergelijking tussen Bush en Obama ook de gebruikte tactiek die het verschil aanduidt (Sanger, 2012). Een eerste duidelijke verschil bij het bestrijden van terroristische dreiging is de schaal waarop deze strijd gevoerd wordt. Waar Bush de taak op zich nam om deze dreiging over heel de wereld aan te pakken, koos Obama ervoor om zich toe te leggen op een kleiner front: de AfPak bestaande uit Afghanistan en Pakistan, met focus op het grensgebied tussen beide landen. Daarnaast werd er niet meer gedacht aan grootschalige regimewissels en ‘nation-building’ projecten zoals voorheen in Irak en Afghanistan. Ook niet meer aan gericht opsporen, arresteren en buitengerechtelijke detentie van terreurverdachten. Wel was er een enorme stijging van aanvallen met onbemande vliegtuigen (zogenaamde drones) met als expliciet doel het doden van terreurverdachten (Van Auken, 2009). Dit unilateraal gebruik van militaire macht botst met de mythe van Obama als voorvechter van het internationale recht en mensenrechten en overtreft op dit vlak het beleid van Bush. Eerder dan discontinuïteit met de vorige president zien we een gemodificeerde versie van de ‘preemptive war doctrine’.
Obama de pragmatische realist
Kunnen we dan spreken van een concreet te definiëren ‘Obama-doctrine’? Wat de analyse hierboven duidelijk maakt, is dat Obama zeker niet vertrekt van vooropgestelde axioma’s en geen vaste blauwdruk gebruikt om uitdagingen op het internationale toneel aan te pakken. Daarenboven zijn de vooropgestelde pijlers van de nieuwe wereldorde te diffuus om te spreken van een doctrine. Van een Obama ‘Grand Strategy’ is er evenmin sprake. Er is duidelijk een bepaald discours aanwezig dat aanstuurt op een nieuwe wereldorde bestaande uit een gerenoveerde multilaterale samenwerking. In praktijk heeft de Obama-regering op een competente manier omgegaan met internationale uitdagingen en werden er – bekeken vanuit Amerikaans standpunt – duidelijk positieve resultaten geboekt. Steeds werd er vanuit gegaan dat het beleid van Amerika het land en de wereld in de richting van het hoger, progressief doel moest sturen. Maar de progressieve ideeën die tijdens de campagne en bij de start van het presidentschap prominent aanwezig waren in retoriek, waren vaak afwezig in de praktijk. Dit pragmatisme, de afwijking van de progressieve routes langs waar het buitenlands beleid vaart, zorgt ervoor dat een echte Obama-strategie onbestaand is.
De beperking van Obama’s progressivisme wordt veroorzaakt door het gewicht van de onmiddellijke uitdagingen waarmee het land geconfronteerd wordt als ook de compromissen die pragmatisme met zich mee brengt (Indyk et al., 2012, pp. 276-278). Zo een pragmatisme is niet vaak innovatief: terugval naar de realistische traditie, status quo en nationaal eigenbelang (Crosston, 2012, p. 15). Maar het realisme van Obama past strikt genomen niet binnen de klassieke realistische visie (Lindsay, 2011). De intellectuele achtergrond van Obama’s realisme is terug te vinden in de opvattingen van Reinhold Niebuhr (Holland, 2011, p. 59) (Millne, 2012) (Bacevich, 2008). Deze vertrok vanuit de klassieke realistische traditie, maar de hierin aanwezige immoraliteit werd getemperd door zijn toegewijde Christelijke geloof (Millne, 2012, p. 939). Vanuit dit pragmatisme met Niebuhriaanse achtergrond worden er enkele elementen naar voor gebracht die als leidraad dienden in Obama’s beleid (Dueck, 2010). Ten eerste moet er bij elke beslissing nagegaan worden of deze de rol van de VS in de wereld ondermijnt of veilig stelt. Ten tweede moet er een onderscheid gemaakt worden tussen terroristische dreiging en andere minder rechtstreekse bedreigingen, zodat er op een gepaste, harde manier op gereageerd kan worden. Ten derde mag men niet te hoge verwachtingen hebben van non-proliferatieakkoorden. Ten vierde is diplomatie slechts één enkel gereedschap in de werkkoffer van het buitenlands beleid. Zodoende mag men geen te hoge verwachtingen hebben van multilateralisme. Ten vijfde moet men militaire interventie op een voorzichtigere manier benaderen. Ten slotte moet er getracht worden om de vrije markt zo veel mogelijk te promoten, niet enkel in het belang van Amerikaanse producenten en consumenten, maar in het bredere belang van het schragen van de wereld op democratische principes.
Obama II: hoop, verandering en actie?
Obama was dus geen idealist, als ook geen realist: zijn beleid zat gevangen in het spanningsveld tussen universele waarden en feitelijke geopolitiek. Hierbij werd er gestreefd naar progressieve doelstellingen, maar dwong de realiteit Obama in de richting van een pragmatisme met een ondertoon van Niebuhriaans realisme. De dominante positie in de globale machtsverhoudingen en het nationaal eigenbelang kregen hierbij voorrang op de creatie van een nieuwe wereldorde op basis van idealistische, multilaterale aanpak (Skidmore, 2012). Nu de eerste stappen gezet worden in de tweede ambtstermijn van de 44ste president staat de idealistische, progressieve retoriek weer voorop. Uit de inaugurele toespraak van Barack Obama blijkt een nieuw zelfvertrouwen. Een nieuwe hoop en wil tot verandering, maar ditmaal gekoppeld aan een oproep tot actie. Nu de VS zich langzaam uit het moeras van de economische crisis en militair debacle trekt, stijgt de hoop dat het pragmatisme slechts het gevolg was van de steile leercurve in de eerste ambtstermijn en het zwaard van herverkiezing die boven het hoofd hing. In de tweede ambtstermijn is er, zoals de retoriek thans aanwijst, een vernieuwd engagement om de multilaterale progressieve wereldorde dan toch nog te verwezenlijken. Als eerste tussenstap wordt er een nieuw elan gegeven aan het dossier van klimaatverandering. Dit is volgens Obama een probleem dat enkel kan opgelost worden door internationale samenwerking, iets waar de VS een voortrekkersrol wil in spelen.
Maar slaagt de Obama-regering tijdens deze tweede ambtstermijn erin om woorden om te zetten in daden? De oorzaken die Obama vorige ambtstermijn deden afwijken van zijn progressieve koers in de richting van een pragmatisch buitenlands beleid zijn er nog steeds: de tanende macht van de VS op het globale schaakbord, de reële externe bedreiging van terroristische organisaties en vijandige regimes, de economische crisis gepaard met budgettaire problemen en een land dat verdeeld is tussen twee politieke partijen met een radicaal andere visie op de wereld en samenleving. Er wordt verwacht dat Obama geen ruimte zal hebben om in zijn tweede ambtstermijn een overkoepelende strategie of een concrete doctrine uit te werken. Zijn voornaamste aandacht zal uitgaan naar de binnenlandse politiek. Op vlak van buitenlands beleid legde hij bij zijn inaugurele toespraak (naast klimaatdossier) vooral de nadruk op veiligheid en democratie. Maar bij beiden konden we onder het progressieve sausje al een glimp opvangen van het echte gerecht. De Amerikaanse veiligheid wordt niet enkel verdedigd door de ‘rule of law’, maar ook door hard power, waar de continuatie van de drone-politiek een voorbeeld van is. Het verspreiden van democratie is niet enkel een gewetenskwestie, maar staat in functie van de Amerikaanse belangen. Ook in de tweede ambtstermijn zal het nationaal eigenbelang en behoud van de dominante positie in de wereld primeren op de nieuwe wereldorde. Opnieuw zal Obama zich hierbij laten leiden door een pragmatisme met een realistische ondertoon.
Bronnen
Bacevich, A. J. (2008). The Limits of Power: The End of American Exceptionalism. New York: Metropolitcan Books.
Bader, J. A. (2012). Obama and China’s Rise: an Insider’s Account of America’s Asia Strategy. Washington DC: Brookings Institution Press.
Crosston, M. D. (2012). Hard Power in a Soft Package: The True Conservatism of Obama Leadership in Foreign Policy. Global Analysis, 3(1), 9-21.
Dueck, C. (2010). Regaining a Realistic Foreign Policy. Policy Review, 162(Aug/Sep).
Holland, E. C. (2011). Barack Obama’s Foreign Policy, Just War, and the Irony of Political Geography. Political Geography, 30, 59-60.
Indyk, M. S., Lieberthal, K. G., & O’Hanlon, M. E. (2012). Bending History: Barack Obama’s Foreign Policy. Washington DC: Brookings Institution Press.
Lindsay, J., M. (2011). George W. Bush, Barack Obama and the Future of US GLobal Leadership. International Affairs, 87(4), 773.
Lobe, J. (2008, 1 december). U.S.: Diplomacy, Multilateralism Stressed by Obama, Inter Press Service News Agency.
Lynch, T. J. (2012). Obama and the Third Bush-term: Towards a Typology of Obama Studies. International Affairs, 88(5), 1101-1111.
Mann, J. (2012). The Obamians: the Struggle Inside the White House to Redifine American Power. New York: Viking.
Millne, D. (2012). Pragmatism or What? The Future of US Foreign Policy. International Affairs, 88(5), 935-951.
Obama, B. H. (2007). Renewing American Leadership. Foreign Affairs, 86(4).
Obama, B. H. (2008a, 8 januari). Barack Obama’s New Hampshire Primary Speech Retrieved januari 22, 2013, from http://www.nytimes.com/2008/01/08/us/politics/08text-obama.html?pagewanted=print&_r=0
Obama, B. H. (2008b, 4 november). Transcript: ‘This is Your Victory,’ says Obama Retrieved 23 januari, 2013, from http://edition.cnn.com/2008/POLITICS/11/04/obama.transcript/
Sanger, D. E. (2012). Confront and Conceal: Obama’s Secret Wars and Surprusing Use of American Power. New York: Crown.
Skidmore, D. (2012). The Obama Presidency and US Foreign Policy: Where’s the Multilateralism? International Studies Perspectives, 13, 43-64.
Sweet, L. (2008, 1 december). President-elect Obama Fifth Press Conference Retrieved 22 januari, 2013, from http://blogs.suntimes.com/sweet/2008/12/presidentelect_obama_fifth_pre.html
Van Auken, B. (2009, 28 december). US Steps up Drone Attacks, Assassinations in AfPak “Surge” Retrieved 22 januari, 2013, from http://www.wsws.org/en/articles/2009/12/afpa-d28.html