Die kritiek van ‘liefde voor geweld’ werd enkel gebruikt om de aandacht af te leiden van het feit dat Tarantino door zijn walging voor racisme en slavernij tastbaar te maken een duidelijk kritisch standpunt innam. Subversief en antikapitalistisch zoals een goede spaghettiwestern betaamt.
In Quentin Tarantino’s vorige film, het uit 2009 daterende Inglourious Basterds, zit een scène waarin nazi-soldaten een vragenspelletje spelen waarbij ze beroemde figuren trachten te identificeren. Een van hen trekt de kaart ‘King Kong’. “Bezocht ik Amerika?” is de eerste vraag. “Ja” het antwoord. “Werd ik geketend voorgesteld toen ik aankwam?” “Ja”. “Ben ik het verhaal van de zwarten in Amerika?” klinkt de niet zo gekke gok.
Met de verwarring tussen het gevierde mythologische filmmonster en het in taboesfeer gehulde tragische lot van de ontvoerde en uitgebuite zwarte slaven verwees Tarantino al naar de Amerikaanse Schande die nu centraal staat in zijn achtste film, het door o.m. Sergio Corbucci’s spaghettiwestern Django (1966) geïnspireerde ‘Django Unchained’.
“Ik heb altijd al een western willen maken,” aldus Tarantino, “en spaghettiwesterns boeien me het meest omwille van hun surrealistisch en opera-achtig karakter, hun brutaliteit en wanhopige donkere humor. Het Westen van Corbucci is het krachtigst van allemaal, hij schetst een wereld zonder genade, verkankerd door geweld, maar met humor. Het leven van een zwarte man in het Zuiden vlak voor de Burgeroorlog past het best bij de explosieve sfeer. Wanneer je denkt aan de periode van de slavernij kan je niet brutaal genoeg zijn want dat was de realiteit. In film had ik dit nog niet behandeld gezien en dat leek me interessant”. De ontketende cineast toverde daarop zijn meest extreme en meest ernstige satire uit zijn hoed.
Een stevig statement
“Ik wou met ‘Django Unchained’ de visie van Birth of a Nation op slavernij counteren,” zegt Tarantino, “D.W. Griffiths film gaf de Ku Klux Klan een nieuw elan en was zo verantwoordelijk voor al het bloed dat tot de jaren ’60 vergoten werd door racisme. Eerwaarde Thomas Dixon, auteur van het boek ‘The Clansman’, en regisseur Griffith zouden eigenlijk volgens de wetten van het Nurembergtribunaal schuldig moeten zijn verklaard aan oorlogsmisdaden”.
Een stevig statement van de cineast die zelf fel op de korrel werd genomen door o.m. Spike Lee voor het veelvuldig gebruik van de taboeterm ‘nigger’ (110 maal volgens tellingen) en het expliciete geweld in dit verhaal van wraak en liefde verpakt als een moderne maar theatrale spaghettiwestern.
Dat de regisseur van Reservoir Dogs, Pulp Fiction, Jackie Brown en Kill Bill scherp staat bleek tijdens de promotie-interviews waar hij zich arrogant (“wat ben ik toch geniaal”), vijandig (“ik verafschuw John Ford”) en agressief (“ik speel je spelletje niet mee” klonk het toen een journalist zijn ‘liefde voor geweld’ aansneed) toonde.
Zijn kinderlijk enthousiasme en liefde voor entertainment blijven intact maar werden aangevuld met ernst en expliciete stellingnamen. Tarantino koestert extreme, uitbundige cinema; hier in de vorm van een tegelijk rauwe en burleske spaghettiwestern-met-boodschap.
Het begint met een mooie openingsscène. De camera zwiept over een weids, dor landschap en zoomt in op de met zweepslagen bewerkte ruggen van een rij voortstrompelende geketende zwarte slaven. De bloedrode filmtitel verschijnt op het scherm terwijl een song weerklinkt die gelicht is uit Corbucci’s Django: “Once you loved her, now you’ve lost her forever, Django”. Een close-up toont de ogen van een dodelijk vermoeide slaaf. We zien pijn, lijden en kwetsbaarheid. Realistisch maar niet naturalistisch want de kitscherige kleuren en muziek creëren een verhoogde realiteit.
Niets is nog wat het was bij Tarantino. Hij werkt met andere locaties (het wilde westen), nieuwe acteurs (Jamie Foxx, Leonardo DiCaprio), een nieuw onderwerp (slavernij) en een nieuw genre (spaghettiwestern). Maar tegelijk bleef alles bij het oude. Vertrouwde acteurs (Christoph Walz, Samuel L. Jackson), herkenbare flitsende dialogen en snoeiharde geweldexplosies.
Bovendien balanceert het verhaal, net zoals bij Inglourious Basterds, tussen de algemene geschiedenis (die van de slavernij) en de persoonlijke geschiedenis (verwijzingen naar de western, populaire literatuur en Duitse mythologie). Tussen historische authenticiteit en ‘pop’ fictie met een eigen emotionele waarheid. Tussen reconstructie en verzinsel.
Het gebeuren speelt zich af medio 19de eeuw, twee jaar voor het uitbreken van de Amerikaanse Burgeroorlog. De Duitse charlatandokter en premiejager King Schulz (Christoph Walz) bevrijdt de zwarte slaaf Django (Jamie Foxx) uit de handen van slavenhandelaars en verdient samen met hem een aardige duit door op outlaws te jagen.
Waarna het duo tracht Django’s verloofde vrij te kopen op een Zuiderse plantage. Broomhilda (Kerry Washington) wordt er als slavin geprostitueerd door Calvin Candie (Leonardo DiCaprio), een sadistische plantage-eigenaar die zwarte mannen gebruikt als ‘Mandingo’-vuistvechters en ontsnapte slaven laat verscheuren door honden. Hun toneelstukje mislukt en de confrontatie wordt hels.
Walging en wraak
Naar goede gewoonte mixt Tarantino populaire en hogere cultuur, geschiedenis en film. King Schulz suggereert een parallel met de Nibelungen, met Candie als Wotan en Broomhilda als Brunhilde, terwijl stilistisch de spaghettiwesterns van de Sergio’s Corbucci, Sollima en Leone in beeld komen.
‘Django Unchained’ is een soort vervolg op Inglourious Basterds, met zwarte slaven i.p.v. Joodse strijders op zoek naar vergelding. Nadat Hitler vroegtijdig werd geliquideerd in Tarantino’s oorlogsfilm rekent fictie andermaal af met de geschiedenis.
Gebeurtenissen worden herschreven in een poging via cinematografische extremisme voor loutering te zorgen. Na de nazi’s (en de macho’s van Death Proof) worden nu de racisten op hun plaats gezet. Burlesk in een scène waar Ku Klux Klan leden vooral worstelen met hun masker maar genadeloos in elke andere scène. Dat racisten antipathiek zijn is een understatement. Ze zijn beestachtig, onmenselijk, gruwelijk. Kortom, brutaal en boosaardig, net zoals slavenhandel.
Het is opvallend hoe expliciet Tarantino standpunt inneemt tegen slavernij en racisme. Tegen vernedering en uitbuiting. Zijn film is ethisch ernstig én gebruikt extreem geweld en brutale humor om zijn weerzin uit de drukken. Tarantino’s extremisme is een uitdrukking van walging en van woede. Zijn afschuw druipt van het scherm, net als het overdreven bloederig geweld.
Dat geweld is trouwens behoorlijk cartoonesk wanneer het verbonden is met fictie en gericht op de booswichten. Maar het is veel pijnlijker, realistischer wanneer slachtoffers van het systeem getroffen worden. Wanneer een man verscheurd wordt door honden voel je zijn pijn en lees je in de ogen van Django dat hij een morele prijs betaalt voor het afzijdig blijven. Solidariteit is menselijk, egoïsme beestachtig.
Zoals bij Corbucci is Django’s persoonlijke pijn en woede verbonden met een subversieve kijk op de samenleving. Django was radicaal antikapitalistisch en ook in ‘Django Unchained’ zit heel wat haat tegen een onderdrukkend en racistisch systeem. Die afkeer proef je aan de wijze waarop de wrekers zich wentelen in extreem geweld dat het sadistische, willekeurig geweld van politiek-economische heersers weerspiegelt.
Dat geweld shockeerde critici, samen met Tarantino’s provocatieve knipoog tijdens de eindgeneriek (“no animals were harmed in the film’s making”). Veel heeft te maken met de aanpak van de cineast. Zo gebruikt hij historisch accurate details (het gebruik van ‘nigger’ valt daaronder) maar neemt hij ook een filmisch loopje met de realiteit (Mandingo fighting heeft nooit bestaan).
In die kloof tussen fictie en realiteit stelt Tarantino zich bloot aan kritiek. Vooral omdat hij het filmisch herschrijven van de geschiedenis linkt aan wraak en geweld. De sleutel ligt in een uitspraak van Candie: “Surrounded by black faces, day in, day out, I had one question: Why don’t they kill us?”
De oefening van Tarantino is duidelijk. Wat als ze het wel doen, wat als de slaven zich met geweld keren tegen hun ‘meesters’? Critici stellen dat de slaven in de werkelijkheid geen wraak hebben genomen, wat eervol is en die eerbaarheid zou Tarantino niet respecteren.
Nu klopt dat niet helemaal. Er zijn wel opstanden geweest, geleid door legendarische figuren zoals Nate Turner en John Brown. En zachtzinnig ging het er daarbij niet aan toe. Maar zoals Tarantino aangeeft, “Django is geen Spartacus”, het gaat hier niet om een leider die vecht voor algemene rechten of zwarten die zelf de macht in handen nemen.
Kan film de wereld redden?
Tarantino gelooft in de kracht van cinema en vertelt daarom op een groteske, opera-achtige wijze fictieverhalen boordevol filmreferenties. Nog steeds met een spervuur van dialogen (spaghettiwesternhelden waren minder spraakzaam) maar met alsmaar krachtigere beelden, wat aangeeft dat de eeuwige puber stilaan volwassen wordt.
Tarantino’s ernst impliceert dat achter zijn burleske humor en de genreconventies een serieus en bijzonder verontrustend verhaal over geweld, liefde en wraak schuilgaat. Maar het rookgordijn, de vorm, gaat natuurlijk een eigen leven leiden. Geweld is zoals bij Corbucci een middel om kritiek te uiten en af te rekenen met racisme. Het is gewild extreem.
“Ik wil niet dat het makkelijk te verteren is,” stelt Tarantino, “ik wil dat het een grote, enorme rots is, een enorme pil om te slikken en dat de kijkers dat zonder water moeten doen”. Het geweld is duidelijk gruwelijk en afschuwelijk. Wekt walging op. Alleen is het in zijn stripkarakter ook een vorm van vergelding, wraak. Een vorm van loutering.
Van de antikapitalistische en anti-Amerikaanse spaghettiwesterns van Sergio Corbucci (Navajo Joe, The Great Silence, Hellbenders, Companeros) en Sergio Sollima (The Big Gundown, Run Man Run, Face to Face) is geweten dat ze in de sixties in derdewereldlanden tot joelend enthousiaste bioscoopgangers leidden.
Tarantino beoogt eenzelfde effect met de finale shoot-out en de afrekening met Oncle Tom Stephen (Samuel L. Jackson). De hoera-sfeer wordt wèl getemperd door het feit dat Django een prijs betaalt voor zijn actie. Zijn focus op het einddoel vernietigt elke solidariteit met lotgenoten en leidt tot het verlies van zijn blanke compagnon Schultz, de professional die zich laat meeslepen door walging en woede.
Die gekke Duitser is een autodestructieve outsider die het kwaad elimineert. Tarantino’s geloof in cinema is zo groot dat hij hoopt, droomt, dat film hetzelfde kan doen: de wereld redden. Slavernij en racisme uitroeien. Met een medicijn dat even moeilijk te verteren is als de ziekte.
“Je kan nu geen echte spaghettiwestern meer maken” weet Tarantino maar toch is het geen toeval dat hij in crisis- en ‘Occupy’-tijden het genre vanonder het stof haalt. Corbucci en Sollima viseerden in tijden dat het Amerikaanse imperialisme wereldwijd op de korrel werd genomen een ‘Westen’ dat symbool stond voor racisme, seksisme, egoïsme, uitbuiting, militarisme en onderdrukking.
Hun verhalen draaiden rond ongelijkheid, hebzucht en onrecht waarbij wraak een vorm van rebellie werd en kijken naar een gewelddadige afrekening een vorm van schuldig plezier. Met die traditie tracht Tarantino aan de knopen. Geen wonder dat hij haast gelyncht wordt.