“Als gemeenschap van volkeren die oorlog hebben overwonnen en totalitarisme hebben bevochten, zullen wij altijd achter degenen staan die naar vrede en menselijke waardigheid streven. En laat ik het vandaag bij deze gelegenheid zeggen: de situatie in Syrië is een schandvlek voor het geweten van de wereld en de internationale gemeenschap heeft de morele plicht er iets aan te doen”. Dat zei EU-commissievoorzitter José Manuel Barroso bij de inontvangstneming van de Nobelprijs voor de Vrede op 10 december in Oslo. Een dubbelzinnige verklaring van een man die 16 maart 2003 als Portugees premier de Azoren-vergadering voorzat met de haviken George Bush, Tony Blair en Jose Maria Aznar die het licht op groen zette voor de illegale invasie van Irak, vier dagen later. En een cynische uitspraak van een voorman van de EU die heel goed weet dat enkele grote EU-landen tot de nek in de oorlog in Syrië zijn betrokken. Een oorlog met meer dan 40.000 doden, tienduizenden gewonden, meer dan een miljoen ontheemden en honderdduizenden vluchtelingen in buurlanden.
Wat is er werkelijk aan het gebeuren in Syrië? Het is niet eenvoudig om het ontstaan van de burgeroorlog te reconstrueren. Het staat wel vast dat Damascus het gevaar voor het voortbestaan van zowel het regime als het land als onafhankelijke staat heeft onderschat. De uitkomst van een bijeenkomst in Doha (Qatar) begin november, waar de verdeelde oppositiegroepen bijeenkwamen om zich- onder auspiciën van de Qatari premier, Sheikh Hamad bin Jassim bin Jaber al-Thani – te verenigen onder het leiderschap van Moez Ahmed al-Khatib, licht een tipje van de sluier op. De bijeenkomst in Doha moest nieuw leven blazen in een opstand die er niet in geslaagd was de doelstellingen van haar sponsors te realiseren. Dat de oppositie de rangen sloot gebeurde onder zware druk van Al-Thani, die een persoonlijk belang had in de uitkomst van het conclaaf.
Het geweld in Syrië is een door het buitenland uitgelokte oorlog tegen een soeverein land. Huurlingen uit verschillende Arabische landen, al-Qaida aanhangers en jihadisten uit Afghanistan, Somalië en Pakistan, slachten Syrische burgers af en vechten samen met een handjevol deserteurs tegen het Syrische leger. De strijd wordt gefinancierd door Qatar waar de Al-Thani familie de absolute macht uitoefent, en het autocratische Saudi Arabië van het House of Saud. Nu de geloofwaardigheid van de oppositiegroepen zelfs door de Amerikaanse hoofdsponsor steeds meer in vraag werd gesteld moest er in Doha een verenigd front uit de grond worden gestampt. Er moest een schijn van samenhang komen onder een oppositie die volledig de creatie is van Frankrijk, Qatar en de VS. Turkije, dat de oppositie steunt, is er recent in geslaagd de NAVO te bewegen Duitse en Nederlandse Patriot luchtafweerraketten te plaatsen langs de grens met Syrië.
Het is interessant om vast te stellen dat de gebeurtenissen het scenario volgen van het Saban Center for Middle East Policy. Het document “Saving Syria: Assessing Options for Regime Change” van maart 2012 voorziet in een militaire interventie onder het mom van humanitaire zorg over burgerdoden, naar analogie van Libië in 2011. Troepenbewegingen van Israel en Turkije langs de grenzen met Syrië moesten het Syrische leger verspreiden en de gewapende oppositie ruim baan geven. Het Saban Center is ontstaan dankzij een belangrijke gift van Haim Saban, een Israëlisch-Amerikaanse mediabiljonair die ook eigenaar is van de Duitse mediagigantProSieben. Deze filantroop maakt geen geheim van zijn doelstellingen: hij heeft veel geld over voor het dienen van Israëlische belangen.
De grote vraag is wat Israel, Turkije en Qatar in een dergelijke dodelijke confrontatie over de politieke toekomst van Syrië verbindt aan de ene kant, en Syrië, Iran, Rusland en China aan de andere kant. Het antwoord is vooral: energie-geopolitiek. De strijd gaat over de controle over aardgas, niet enkel voor de productielanden in het Midden-Oosten, maar ook voor de EU en Eurazië, waaronder Rusland als producent en China als consument. Het resultaat van het conclaaf in Doha geeft een goed inzicht in de grote strategie. In het Doha-Protocol werden de volgende afspraken vastgelegd:
Het Syrische leger wordt teruggebracht tot 50.000 man. Syrië doet haar rechten op de Golan enkel gelden met politieke middelen. Het sluit onder leiding van de VS en Qatar een vredesovereenkomst met Israël. Het ontdoet zich van chemische en biologische wapens en raketten. Dat gebeurt in Jordanië, onder Amerikaans toezicht. Syrië geeft elke aanspraak op Liwa Iskenderun (Alexandretta) op, en draagt enkele grensdorpen in de provincies Aleppo en Idlib die worden bewoond door Turkmenen aan Turkije over. Het zet alle leden van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) uit het land en levert de door Turkije gezochte PKK-leden uit. De PKK wordt op de lijst van terreurorganisaties geplaatst.
Syrië annuleert alle overeenkomsten met Rusland en China op het gebied van oliewinning en wapens. Het aanvaardt de installatie van een Qatari pijplijn voor het transport van aardgas over Syrisch grondgebied naar Turkije en vervolgens Europa. Het geeft het groene licht aan pijpleidingen voor het transport van drinkwater van de Atatürk Dam naar Israel. Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten nemen de wederopbouw van Syrië op zich op voorwaarde dat enkel hun bedrijven worden ingehuurd en exclusiviteit wordt verkregen bij de exploratie van Syrische olie en gas. Syrië maakt een einde aan haar betrekkingen met Iran, Rusland en China, en breekt met Hezbollah en de Palestijnse verzetsbewegingen. Het Syrische regime moet Islamitisch zijn, maar niet Salafistisch. De overeenkomst wordt van kracht bij de installatie van een oppositieregering.
Ziedaar de exorbitant hoge prijs die Syrië moet betalen voor buitenlandse druk en Arabisch verraad. Elke sponsor van de “opstand van het Syrische volk” krijgt een stuk van de taart. De VS door het ontwapenen van Syrië en het land uit de invloedssfeer van zijn machtige vrienden te halen. Turkije krijgt Syrische grensdorpen terug en hertekent de grens in functie van haar belangen. Qatar krijgt het exclusieve recht op de wederopbouw van het land en op de olie- en gaswinning, en Saoedi-Arabië door de vestiging van een Islamitisch regime van eigen signatuur. En Nederland, dat de belangen van Shell verdedigt, hoopt met de inzet van Patriots aan de Turks-Syrische grens een graantje mee te pikken.
Wat men beoogt komt neer op de virtuele castratie van Syrië. Het land wordt van zijn zelfbeschikkingsrecht ontdaan, net als dat met Egypte gebeurde door de Camp David Akkoorden van 1979. Het beeld wordt gecreëerd alsof de “oppositie” de onmiddellijke erkenning van Israel eist, in dit geval echter op basis van een voorgekookte regeling. Bij monde van president Barack Obama heeft de VS inmiddels de nieuwe Coalitie van de Syrische oppositie erkend als “legitieme vertegenwoordiging” van de Syriërs. Frankrijk had dat vorige maand al gedaan, gevolgd door Groot-Brittannië en Turkije. Maar Washington lijkt niet zeker van zijn zaak: het plaatste alvast het al-Nosra Front, een machtige groepering jihadisten met banden met al-Qaida, op de lijst van terreurorganisaties.
De Syrische buit wordt verdeeld. En niemand die maalt over democratie, vrijheid, mensenrechten, een nieuw Syrië waarin Syriërs van elke etnische afkomst, godsdienst of overtuiging van dezelfde rechten genieten. De sponsors passeren het eerst langs de kassa. De echte Syrische oppositie heeft het nakijken. Het conclaaf in Doha moest een Syrisch tintje geven aan de plundering van het land. Toen Sheikh Hamad bin Jassim bin Jaber al-Thani op de bijeenkomst van de Arabische Liga in Cairo half november verscheen met de nieuwe “baas” van de “coalitie” Moez Ahmed al-Khatib in zijn kielzog was het duidelijk. In Syrië wordt het Libische scenario overtroffen. Het is hoog spel: een soeverein land wordt uitgekleed, een regio hertekend. Als dat betekent dat wereldmachten Rusland en China buitenspel worden gezet en regionale grootmacht Iran verder geïsoleerd kan dat de wereld alleen maar destabiliseren.