Volgens resultaten van een door groen besteld onderzoek uitgevoerd in 12 kleuterklassen[1] zou plastic speelgoed een verhoogd gehalte aan hormoonverstorende stoffen of endocriene disruptors in de lucht veroorzaken. Het gaat om stoffen die op lange termijn een verhoogd risico op kanker met zich zouden kunnen meebrengen. Groen wil meer sensibilisering rond hormoonverstorende stoffen en wil dit onderwerp op de politieke agenda van de Vlaamse regering. In plastic speelgoed zijn echter die stoffen waarvan is aangetoond dat ze schadelijk zijn, of waarvan een vermoeden van schadelijkheid bestaat, al sinds 2005 volgens een Europese richtlijn verboden in kinderspeelgoed. Groen haalt hiermee een reeds bestaande discussie naar voor, gestoffeerd met een bescheiden onderzoekje van de VUB.
Onheilspellend
Het nieuws overspoelde zowat alle media en wie momenteel op Google ‘plastic speelgoed’ ingeeft, krijgt maar liefst een volledige pagina zoekresultaten die vrijwel allemaal hetzelfde zeggen: ‘Plastic speelgoed zorgt voor giftige stoffen in kleuterklas’. Het oorspronkelijke persbericht is na te lezen op de website van Groen.[2] Er is dus door ‘een bescheiden onderzoek’, zoals professor Baeyens van de VUB het noemt, vastgesteld dat er hormoonverstorende stoffen in de klassen aanwezig zijn. Of dit effectief iets te maken heeft met het al dan niet aanwezig zijn van plastic speelgoed komen we niet te weten. Wel vertelt Hermes Sanctorum, voor Groen zetelend in het parlement, dat net gereinigde klassen minder hormoonverstoorders bevatten dan andere klassen en dat aankoop van houten speelgoed in plaats van plastic het aantal hormoonverstorende stoffen vermindert. Ook goed stofzuigen helpt.
Sanctorums stelling valt vanwege de algemeenheid ervan moeilijk tegen te spreken. Uiteraard dat hoe minder plastic speelgoed er wordt aangekocht, hoe minder milieubelastende productie dat tot gevolg heeft. Alleen al daaruit volgt een afname van chemische, al dan niet toxische stoffen. Maar minder plastic aankopen en daardoor het productieproces afremmen, is nog iets anders dan het gebruik van plastic en een verhoogde aanwezigheid van hormoonverstoorders in de kleuterklas koppelen aan kanker, astma en suikerziekte. Sanctorum bedient zich van ‘de wet van de kleine getallen’ of overhaaste generalisatie: hij doet een algemene uitspraak op basis van te weinig gegevens. Hormoonverstoorders komen bovendien niet alleen in synthetische of chemische vorm voor, maar ook in natuurlijke vorm. We vinden ze in allerlei vormen om ons heen. Daarover blijft Sanctorum opmerkelijk zwijgzaam.
Een meer genuanceerd verhaal
Ui t wetenschappelijke literatuur blijkt bijvoorbeeld dat rond de effecten van hormoonverstorende stoffen heel veel controverse is. Onderzoek wijst uit dat er niet alleen synthetische, maar ook natuurlijke polygebromeerde difenylethers (PDBE’s) bestaan[3] – naast de ftalaten de andere groep van hormoonverstoorders die de onderzoekers van de VUB hebben geviseerd. We vinden PBDE’s, vooral bekend als vlamvertragers, niet alleen in huishoudelijke producten zoals textiel en meubels, maar ook in bouwmaterialen. En zelfs in walvisvet. Ftalaten vinden we terug in vloerbedekkingen, slangen, kabels, verven, vernissen. Ook worden ze gebruikt als additieven in sommige geneesmiddelen en zijn ze alomtegenwoordig in het milieu. De grootste blootstelling gebeurt via voeding. De aanwezigheid van concentraties ftalaten in bloed en urine heeft overigens niet noodzakelijk een negatieve invloed op de gezondheid. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men ze terugvindt in geneesmiddelen en zelfs bloedzakjes.[4] In 2005 heeft de Europese Raad het gebruik van bepaalde chemicaliën, waaronder ftalaten, die verdacht worden schadelijk te zijn voor de ontwikkeling van kinderen verboden in kinderspeelgoed. Een maatregel die het jaar daarvoor was goedgekeurd en waarvoor de EU-commissie zelfs applaus kreeg van milieugroeperingen zoals Greenpeace.[5] Groen haalt een oude koe uit de sloot. Er is vanuit de overheden reglementering rond en controle op kinderspeelgoed en ook de academische wereld houdt de vinger aan de pols.
Publiciteit
Het onderzoek zelf of referentiegegevens zijn via het partijsecretariaat van Groen niet beschikbaar en ook professor Baeyens van de VUB, die het onderzoek heeft geleid, kon weinig over het onderzoek vertellen. ‘Het onderzoek is eigendom van Groen en contractueel kan ik niet meer vertellen dan wat al in de media is verschenen’, aldus Baeyens. Ook gegevens over de scholen zijn niet beschikbaar. ‘Om de privacy te respecteren’, beweren de onderzoekers. Toch wordt in de media een steinerschool als het goede voorbeeld naar voor geschoven. Over de betrokkenheid van de steinerscholen bij het onderzoek is Baeyens echter formeel: ‘Die hebben er niets mee te maken. Dat is de media. Die zijn gaan filmen in een steinerschool.’ Hoewel ze er volgens de professor niks mee te maken hebben, blijkt uit correspondentie rond de studie dat parlementslid Sanctorum zowel Lieve Vansintjan en Hans Annoot, twee woordvoerders van de Federatie van Steinerscholen, heeft betrokken. Dat enkele naaste familieleden van Vansintjan mandaten bekleden bij Groen Vlaams Brabant, werkzaam zijn binnen de steinerschoolbeweging en dan in de media net de school wordt opgevoerd waar de familie Vansintjan kind aan huis is, is wel een heel merkwaardige speling van het lot.
Opmerkelijk is dat de onderzoekers niets in vaktijdschriften hebben gepubliceerd en ze dit ook nog niet dadelijk van plan zijn. Bij wetenschappelijk onderzoek is het gangbaar dat onderzoekers regelmatig de vorderingen van hun onderzoek publiceren, zodat collega’s kunnen meekijken en -denken, het zogenaamde peerreview of collegiale toetsing. ‘De auteurs zijn druk bezig zijn met het schrijven van een artikel volgens wetenschappelijke standaard’, aldus Remi Verbeeck, parlementair medewerker van Hermes Sanctorum. Dat zegt ook professor Baeyens, al voegt die eraan toe dat het artikel nog een hele tijd op zich zal laten wachten.
Bij nazicht van de studie,[6] bekomen via bemiddeling van de persverantwoordelijken van Groen, blijkt waarom publicatie op zich laat wachten. Zelfs een niet wetenschappelijk onderlegd lezer kan de lapsussen in de studie in een oogwenk ontwaren. Op de eerste pagina van de studie kunnen we lezen dat ‘stofstalen uit kleuterklassen onderling worden vergeleken, waarbij men de hormoonverstorende activiteit probeert te koppelen aan het interieur van de klas’. Met het proberen aan te tonen dat er een verband zou zijn tussen het interieur en de aanwezigheid van toxisch stof in kleuterklassen is op zich niks mis. Bij de methode om deze koppeling aan te tonen kunnen wel kanttekeningen worden geplaatst.
Wetenschappelijke standaard
De onderzoekers hebben bijvoorbeeld het interieur van de kleuterklassen op een heel eigenaardige manier gemeten. Factoren die gemeten werden, waren: de vloer (linoleum [!] of tegels); meubilair (plastic of hout); veel of weinig speelgoed in kunststof; aanwezigheid van een computer of niet; plastic speelmat of niet; pas gekuist of niet. Een hoge interieurscore zou volgens het onderzoek ‘wijzen op een grotere algemene aanwezigheid van uit kunststof vervaardigd materiaal’. Wanneer we echter de methode van de onderzoekers volgen, zouden twee identiek hetzelfde ingerichte klassen verschillend scoren als de ene klas pas zou gepoetst zijn en de andere niet. Het meewegen van de factor ‘pas gekuist’ geeft ook een vertekend beeld van de resultaten, doordat met het poetsen een hoeveelheid binnenhuisstof – waarin zich hormoonverstoorders bevinden – vooraf is verwijderd. Er worden dan vanzelfsprekend lagere waarden gemeten, terwijl ook nog eens de interieurscore naar beneden wordt gehaald.
Nog sterker is dat de onderzoekers voor een van de klassen een uitzondering maken op de regels die ze hebben opgesteld om de klassen te scoren. Ze hebben die klas – los van hun eigen normering – volledig willekeurig twee extra punten toegekend (omdat er een glijbaan en meerdere plastic wagentjes aanwezig waren!). Waarom de onderzoekers dit niet volgens hun eigen normering scoren als ‘heel veel plastic speelgoed’ is een raadsel. Volgens Sanctorum is het ‘niet abnormaal dat bij wetenschappelijk onderzoek kwalitatief wordt gemeten’. Maar toch. Wanneer deze klas correct gescoord zou zijn geweest, zou blijken dat de resultaten van de metingen in deze klas niet corresponderen met het verband tussen veel kunststof in de klas en verhoogde aanwezigheid van hormoonverstoorders dat de onderzoekers willen aantonen.
En dan is er nog de vloer. Ook die werd in rekening genomen, omdat volgens de onderzoekers ‘uit de linoleumvloer kleine deeltjes PVC zouden kunnen vrijkomen’. Hermes Sanctorum liet weten dat dit een onnauwkeurigheid is en dat het linoleum/vinyl moet zijn. Nu is het verschil tussen linoleum, een natuurlijk product dat geen PVC bevat, en vinyl, een synthetisch product dat wel PVC bevat, van die aard dat ze in een onderzoek als dit eigenlijk niet onder een noemer kunnen worden geplaatst en het belangrijk is om die twee te onderscheiden. Zeker als het gaat over het vrijkomen van PVC. ‘Het is moeilijk om het verschil te zien’, aldus Sanctorum. Misschien is dat zo, maar in het kader van ‘alles voor de wetenschap’ is een deskundige vragen geen overbodige luxe. In ieder geval: de klassen zonder tegelvloer werden sowieso gescoord alsof ze synthetische vloerbedekking (vinyl) hadden. Mag van wetenschappelijk onderzoek niet worden verwacht dat iets pas wordt benoemd wanneer men precies weet wat het is?
De meter slaat door
Niemand wil dat zijn kinderen worden blootgesteld aan schadelijke stoffen. Wanneer er een vermoeden is dat dit wel zou zijn, is het van het allergrootste belang dat iets wordt ondernomen. We kunnen op dat vlak niet voorzichtig genoeg zijn. Dat Groen het onderwerp ‘hormoonverstorende stoffen’ op de politieke agenda wil zetten, is dan ook niet onbegrijpelijk. Het is een milieuzaak en dat is hun terrein. Dat groene politici daarvoor in de media zaken die bij het publiek gevoelig liggen – zoals onderwijs, kinderen, milieuverontreiniging en kanker – in een adem noemen, is een ander issue. Als vertegenwoordigers van het volk kunnen politici niet zomaar vrijblijvend naar de bevolking toe de alarmerende boodschap verspreiden dat er een verband is tussen kanker en stof in kleuterklassen waarin zich veel plastic speelgoed bevindt. Men zou zich daar rekenschap van moeten geven. Liefst niet met een arbitraire studie van een schamele eenentwintig bladzijden die in geen enkel wetenschappelijk (of ander) tijdschrift is gepubliceerd. En gezien de methodologie en het ontbreken van de noodzakelijke nuance in de studie zal dat waarschijnlijk ook niet gebeuren.
Voetnoten
[1] http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.1491093
[2] http://groen.be/actualiteit/Nieuwsflash-kinderen-in-kleuterklassen-blootgesteld-aan-hormoonverstorende-stoffen_2924.aspx
[3] Emma L. Teuten, Li Xu, Christopher M. Reddy (2005): “Two Abundant Bioaccumulated Halogenated Compounds Are Natural Products“. Science, 307, 5711: 917–920
[4] http://www.health.fgov.be/internet2Prd/groups/public/@public/@nehap/documents/ie2divers/19072129_nl.pdf
[5] EU ministers agree to ban chemicals in toys, 27/10/2004 http://www.euractiv.com/health/eu-ministers-agree-ban-chemicals-news-212475
[6] M.Sc. Tara Vandermarken en Dr. Sandra De Galan, Hormoonversterkende activiteit van binnenhuisstof in kleuterscholen, Onderzoek uitgevoerd door de dienst Analytische en milieuchemie (ANCH) op de Vrije Universiteit Brussel in opdracht van Groen