Het uithoudingsvermogen van de onderhandelaars ten spijt waren de krijtlijnen van de beslissingen die deze week rond de begrotingstafel werden genomen al op Europees niveau uitgezet.
De Belgische regering kan niet anders dan het pad volgen dat het rechts-conservatieve Europa van Merkel, Sarkozy, Barroso en Draghi heeft uitgezet. Zowel vakbonden als werkgeversorganisaties willen een ‘relance’ van de economie. De ene door investeringen in de economie om de koopkracht te behouden, de ander door vermindering van de sociale bijdragen op de lonen.
Patronale logica
Het probleem is echter dat Europa hier niet zomaar de budgettaire ruimte voor laat. Investeringen zijn uit den boze en verlaging van de parafiscale inkomsten liggen moeilijk, omdat dit evenzeer de precaire overheidsfinanciën aantast. Onze politici moeten hun beleid inschrijven in talloze Europese initiatieven. Wie kan het nog bijhouden? Six-Pack, Two-Pack, Euro-plus Pact, Europees Semester, EU2020 Strategie, Fiscal Compact, Rapport Van Rompuy, etcetera.
Zonder hun complexiteit over het hoofd te willen zien: bovenstaande Europese voorstellen schrijven steevast dezelfde politieke lijn voor: besparingen op alle uitgaven van de overheid en structurele hervormingen van de arbeidsmarkt om de ‘loonafwijking’ te drukken, dit alles in het kader van de patronale concurrentiële ‘logica’.
De Belgische begrotingen van 2012 en 2013 schrijven zich perfect in dit verhaal in. Na de besparingen op pensioenen en werkloosheidsuitkeringen in 2012, waardoor de armoede nog zal toenemen, zijn in 2013 de werknemers aan de beurt. Door gedurende zes jaar praktisch iedere loonsverhoging bovenop de index te verbieden, bekomt de regering een reële daling van de koopkracht. De gezondheidsindex geeft immers lang niet de echte inflatie weer. Door te besparen op de dienstverlening van de overheid, krijgt de belastingbetaler minder waar voor zijn geld. Dat geld vloeit naar de ondernemingen.
Mislukte soufflé
Commentatoren die stellen dat er ‘geen lijn in de voorstellen zit’ slaan de bal mis. De politieke marsrichting is het resultaat van een onverwoestbaar geloof in de klassieke economische dogma’s uitgewerkt door Reagan en Thatcher. Enerzijds is er het onuitroeibare ‘Bespaar en u zal groeien’ en anderzijds ‘Hervorm uw arbeidsmarkt (lees: minder sociale bescherming, meer onzekere statuten, meer ‘flexibiliteit’, meer overuren,… ) en u zal produceren’. Deze recepten worden ondertussen overal vlijtig toegepast. Echter met een beperkt succes.
Het merendeel van de Europese economieën is als een mislukte soufflé in elkaar gezakt. Hoe komt dat dan? Bovenstaande dogma’s zijn achterhaald. Zowel in de praktijk als in de economische wetenschap. Zijn budgettaire bezuinigingen te verzoenen met economische groei? Het IMF gaf onlangs toe dat het negatieve effect van besparingen op groei wordt onderschat. De groeicijfers van Spanje, Portugal, Italië en zeker Griekenland zakken kwartaal op kwartaal verder weg, ondanks tientallen miljarden aan besparingen. Maar ook ‘noordelijke’ landen als Nederland of het Verenigd Koninkrijk bewijzen dat zware bezuinigingen de economische groei fnuiken.
Laat het duidelijk zijn: er bestaat niet zoiets als ‘expansief’ bezuinigen of groeien door blinde besparingen.
Economische fabels
De zogenaamde structurele hervormingen leggen dan weer een volledig verkeerde klemtoon. Ze gaan ervan uit dat wanneer je aan de aanbodzijde van je economie (bij de ondernemingen) gunstige voorwaarden (lagere lonen, versoepeling ontslagrecht,…) creëert, de groei en welvaart vanzelf op gang komen. Dergelijke fabels stonden ongetwijfeld in economische handboeken uit de vroege 19de eeuw.
Tweehonderd jaar later moeten we toch beseffen dat dit een fabel is? Dergelijke theorieën negeren de vraagzijde van de economie: zonder consumenten die je producten en diensten kopen of een overheid die publieke voorzieningen inricht, sta je als onderneming nergens. Je kan competitief zijn op een kerkhof, maar je zal er weinig afzet vinden.
Het begrotingsdebat was zo’n uitputtingsslag dat iedereen blij lijkt te zijn dat men er van af is. De blijdschap zal van korte duur zijn. In 2013 kondigt het ‘fiscal compact’ zich aan. In dit nieuwe budgettaire verdrag worden lidstaten verder verplicht om hun tekort terug te dringen en hun staatsschuld af te bouwen. Gaat de Belgische regering in de komende weken écht een verdrag ratificeren dat haar verplicht om haar staatsschuld in 2013 met zeven miljard euro af te bouwen? Ik vrees dat de onderhandelingen dan net iets langer zullen aanslepen.
Lars Vande Keybus, economisch adviseur Federaal ABVV