Zoals steeds wordt rond de herfstperiode een rondje gedebatteerd rond de automatische loonindexering. De rechterzijde pleit voor een aanpassing van het systeem of het éénmalig overslaan van een indexaanpassing van 2%. Dit zou volgens hen noodzakelijk zijn voor de concurrentiekracht en de jobcreatie in België. Maar deze keer wordt nog een andere kaart gespeeld, de kaart van het begrotingstekort. Een indexsprong zou een rechtstreekse besparing betekenen voor de begroting.
Maar is dat wel zo? In deze bijdrage zetten we besparingen en kosten tegenover elkaar. We gebruiken daarvoor verschillende scenario’s en komen tot de conclusie dat een indexsprong allesbehalve een begrotingswondermiddel is. Meer zelfs, de regering dreigt hier in zijn eigen voet te schieten. Er dient wel opgemerkt te worden dat het hier om zeer ruwe berekeningen gaat. We overschatten en onderschatten enkele effecten, maar de trend lijkt in ieder geval belangrijk: een indexsprong is géén besparing, ze zou de begroting maandelijks miljoenen euro’s kosten.
Wat een indexsprong oplevert voor de begroting[i]
Een indexsprong heeft zeker een impact op de staatsinkomsten. Aan de positieve kant noteren we de volgende. Ten eerste is er een directe positieve impact omdat de overheid geen extra loonkosten moet ophoesten van 2%. Ten tweede zou er ook een indirect positief effect op de begroting kunnen zijn door de creatie van werkgelegenheid. Dat een indexsprong effectief bijdraagt tot meer werkgelegenheid staat ter discussie (Laenen, Persyn, & Moons, 2011; Van Rompuy, Paul, 2010), maar in dit stuk gaan we uit van drie scenario’s, gebaseerd op een eerder gemaakte studie van Konings et al. die wel positieve effecten veronderstelt (2012), namelijk:
- Een stijging van het aantal jobs met 14.000
- Een stijging van het aantal jobs met 28.000
- Een stijging van het aantal jobs met 41.000
Op basis van deze gegevens kunnen we een schatting maken van de besparing of kosten voor de begroting die een indexsprong zou opleveren (alle berekeningen zijn per maand gemaakt).
Indien we ervan uitgaan wordt dat het gemiddeld bruto maandloon van een ambtenaar 3.435 € is (Jobat, 2011), dan betekent een indexsprong een besparing van 2% van het brutoloon, per ambtenaar. Dit komt neer op 68.7 € per ambtenaar, per maand. Als we het Nieuwsblad mogen geloven, zijn er zo’n 132.000 federale overheidsambtenaren (link). Dit betekent dus een rechtstreekse besparing voor de federale begroting van bijna 10 miljoen.
Een stijging van het aantal jobs, betekent een dubbele winst voor het overheidsbudget. Aan de ene kant zijn er meer inkomsten door gestegen inkomensbelastingen. Aan de andere kant worden er minder werkloosheidsuitkeringen uitbetaald. Als we dit berekenen, gebruikmakende van een gemiddeld loon in de privé sector van 3.254€ (Jobat, 2011), en een gemiddelde inkomensbelasting van 45%, dan komen we op de volgende meerinkomst in de drie scenario’s.
- 14.000 jobs: ongeveer 20 miljoen
- 28.000 jobs: ongeveer 41 miljoen
- 41.000 jobs: ongeveer 60 miljoen
We doen eenzelfde berekening voor de besparing aan de kant van de werkloosheidsuitkeringen door een gemiddelde uitkering te nemen van 1083 euro[ii].
- 14.000 jobs: ongeveer 15 miljoen
- 28.000 jobs: ongeveer 30 miljoen
- 41.000 jobs: ongeveer 44 miljoen
Als we dit allemaal samennemen, komen we in de drie scenario’s op een volgende besparing (per maand).
- 14.000 jobs: ongeveer 44 miljoen
- 28.000 jobs: ongeveer 80 miljoen
- 41.000 jobs: ongeveer 114 miljoen
Wat een indexsprong kost voor de begroting
Er zijn echter niet enkel besparingen en meeropbrengsten bij een indexsprong van 2%. Een indexsprong heeft ook een negatieve impact op de begroting, en dat tevens direct en indirect. Zo loopt de begroting de inkomensbelastingen op de 2% loonsverhoging mis, zowel in de privé als in de ambtenarij. Indirect is er een minderopbrengst doordat een indexsprong een negatief effect heeft op de consumptie, waardoor BTW inkomsten niet geïnd worden.
We berekenen de gemiddelde minderopbrengst van inkomensbelastingen voor de privé en de ambtenarij. Het gaat hier om een ruwe berekening op basis van gemiddelden. Als we uitgaan van een gemiddeld brutoloon in de privé van 3254 €. Géén indexsprong betekent dus géén verhoging van 2% van de lonen, wat neerkomt op ongeveer 65 euro. Hierop kunnen geen inkomensbelastingen geïnd worden. Als we uitgaan van een werkende bevolking van 3.577.382 (cijfers 2010, totaal aantal verminderd met 132.000 federale ambtenaren), komt dit op een minderinkomst van ongeveer 105 miljoen euro. Hierbovenop komt de minderopbrengst van de 132.000 ambtenaren die een verhoging van het brutoloon van 2% misliepen en daardoor ongeveer 4 miljoen minder aan inkomensbelastingen afstaan.
De vermindering in de consumptie berekenen we op de volgende manier. Volgens Joep Konings et al. (2012) zou een loonsprong van 2% een daling van de consumptie betekenen van 1.2% of 1.3%. Wij passen deze daling hier enkel toe op de consumptie van de loontrekkenden (goed wetende dat de consumptie hier waarschijnlijk hoger zal liggen en dat de consumptie van uitkeringsgerechtigden ook zal dalen bij een niet-indexering van hun uitkering). Rekening houdende met een spaarquote van 14%, zullen de werknemers voor ongeveer de volgende bedragen minder consumeren:
- 1.2% daling: ongeveer 125 miljoen
- 1.3% daling: ongeveer 135 miljoen
Indien we aannemen dat de begroting op deze gedaalde consumptie gemiddeld 18% (tussen 6 en 21%) aan BTW inkomsten misloopt, komt dat neer op een minderopbrengst in BTW inkomsten van:
- 1.2% daling: ongeveer 22 miljoen
- 1.3% daling: ongeveer 24 miljoen
De totale kost (direct en indirect) van een indexsprong komt bijgevolg neer op:
- 1.2% daling: ongeveer 131 miljoen
- 1.3% daling: ongeveer 133 miljoen
Conclusie: Een indexsprong is géén besparing
De hierboven gedane berekening is natuurlijk niet volledig. Veel aspecten zijn hier buiten beschouwing gelaten. Zo is er een gestegen consumptie van de werklozen die door de loonsprong eventueel aan werk raken. Daarnaast laten we ook de internationale context buiten beschouwing en is alles gebaseerd op gemiddeldes. Toch omvat deze belangrijkste begrotingseffecten van een indexsprong. De vele andere directe en indirecte effecten van een indexsprong worden hier niet meegenomen om twee redenen. Ten eerste omdat ze nog moeilijker te schatten zijn en ten tweede omdat hun impact veel kleiner is dan de effecten die we hier geschat hebben.
Uit deze berekeningen blijkt duidelijk dat een indexsprong helemaal geen besparing is. Meer zelfs, de indirecte en directe minderopbrengsten overschrijden met gemak de berekende besparingen en meeropbrengsten van een indexsprong. In ons meest gunstige scenario (creatie van 41.000 jobs en een daling van de consumptie van 1.2%), komen we nog op een verschil van 17 miljoen euro minderopbrengst voor de staat, per maand. In het minst gunstige scenario (waarbij we nog steeds uitgaan van de creatie van 14.000 jobs, wat helemaal niet zeker is) verliest de federale begroting maandelijks ongeveer 89 miljoen aan inkomsten door een indexsprong.
Een indexsprong zou dus betekenen dat de federale overheid op zoek moet naar nóg meer besparingen. Gezien de huidige Europese context is een indexsprong dus absoluut te vermijden.
Bronnen
Jobat. (2011). Jobat Salaris Kompas.
Konings, J., van Aarle, B., & Vandeweyer, M. (2012). De impact van de automatische loonindexering op de koopkracht en werkgelegenheid (VOKA leerstoel “groeikracht Vlaamse economie”) (p. 37). Leuven: VIVES.
Laenen, W., Persyn, D., & Moons, C. (2011). De invloed van loonlasten op de vraag naar arbeid: een vergelijkende studie van België en de buurlanden. HUB Research Papers, (10).
Overheid wil weten hoeveel ambtenaren ze in dienst heeft. (2012, July 13).Het nieuwsblad.
Van Rompuy, Paul. (2010). Het dalend aandeel van arbeid in het nationaal inkomen: oorzaken en gevolgen. Leuvense Economische Standpunten, 130.
[i] [i] We maken hier voor het gemak geen onderscheid tussen de ‘begroting’ en de rekeningen van de sociale zekerheid.
[ii] De 1083 € is de ‘gemiddelde uitkering’. We gaan er hier trouwens vanuit dat alle gecreëerde arbeidsplaatsen ook effectief ingevuld worden.