Ook vorig jaar ging de 11.11.11-campagne over het thema van de klimaatverandering. 11.11.11 ondervond toen een groot enthousiasme bij de lokale 11-groepen, scholen, verenigingen, sympathisanten … om nog meer actie te voeren zodat ook bij bredere lagen van de bevolking de ernst van de klimaatproblematiek zou doordringen.
Op 22 en 23 september zongen meer dan 80.000 mensen voor het klimaat, een voltreffer die de verwachtingen van de organisatoren ruimschoots overtrof. Schoolkinderen deden dat nog eens over op 26 oktober.
Ondertussen zijn na de gemeenteraadsverkiezingen in vele gemeenten lokale groepen aan het lobbyen om een lokaal klimaatplan op te nemen in de nieuwe gemeentelijke beleidsplannen. Want werken aan een beter klimaat kan best beginnen op het beleidsniveau dat het dichtst bij de burger staat.
Klimaatconferenties leidden niet tot bindende akkoorden
Bovendien liepen de recente VN-klimaatconferenties in Durban (december 2011) en de Rio+20-top (juni 2012) uit op sissers of werden althans niet de bindende akkoorden gesloten die noodzakelijk zijn om de toename van de uitstoot van broeikasgassen te keren. Politici liggen blijkbaar nog altijd niet wakker van de gevolgen op lange termijn, maar de mensen in het Zuiden staat het water (soms letterlijk) aan de lippen en zij kunnen zich geen uitstel meer permitteren.
Canada, Rusland en Japan lieten Kyoto-bis aan zich voorbij gaan, beslissingen over innovatieve financieringsbronnen voor het Groen Klimaatfonds bleven uit en een mondiaal klimaatakkoord zou pas in 2020 in voege treden. Recenter was er wel één lichtpuntje: België besloot de 30 procent uitstootreductie te steunen op Europees niveau, een eerste stap naar de 40 procent reductie die 11.11.11 samen met vakbonden, milieu- en andere Noord-Zuidorganisaties vraagt.
De huidige economische en financiële crisis is vaak een te gemakkelijk excuus om geen maatregelen op de lange termijn te nemen of zelfs op projecten gericht op klimaatverandering in ontwikkelingssamenwerking te gaan snoeien. De kost om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen, zou momenteel één procent van het wereldwijde BNP bedragen.
Als we niets doen, komt er gegarandeerd elk jaar nog eens 500 miljard dollar bij. Het is dus ook vanuit een puur economisch oogpunt beken meer dan nodig om te investeren in duurzame ontwikkeling.
Gebrek aan ‘sense of urgency’ is ronduit onverantwoord
Het gaat dus duidelijk veel te traag om het tij te keren. Het gebrek aan ‘sense of urgency‘ bij politici is ronduit onverantwoord in de huidige context, vindt 11.11.11. 325 miljoen mensen ondervinden jaarlijks ernstige gevolgen van de opwarming van de aarde. 45 miljoen mensen, vooral de armste groepen in het Zuiden, worden geconfronteerd met honger of ondervoeding en verlies van biodiversiteit.
26 miljoen mensen zullen zich verplicht zien om te migreren als gevolg van de opwarming van de aarde, de zogenoemde ‘klimaatvluchtelingen’. In de Sahel worden landbouwers geconfronteerd met droogte en opdrogende waterbronnen. In een laaggelegen en dichtbevolkt land als Bangladesh komen overstromingen frequenter voor en zullen de gevolgen ervan alleen maar meer mensen treffen.
Deze cijfers zijn niet zomaar lukraak gekozen, maar komen uit diverse wetenschappelijke studies die de voorbije jaren door klimaatwetenschappers en het VN-panel van experts zijn gepubliceerd. Niemand kan nog beweren dat we niet wisten welke gigantische uitdagingen op ons afkomen.
Nog niet te laat om te handelen …
Hoe dramatisch de toestand ook is, het is beslist niet te laat om actie te ondernemen, maar dan moet het wel snel gebeuren met afdwingbare akkoorden door politici die echt op lange termijn durven te denken.
Door de opwarming van de aarde neemt de hoeveelheid drinkbaar water af. Woestijnen rukken op, en door het smelten van gletsjers drogen rivieren geleidelijk aan op. Aan de andere kant stijgt de zeespiegel door het smelten van het ijs van de Noord- en Zuidpool. En door allerlei klimatologische veranderingen verandert ook ons weerpatroon met vooral meer extreem weer als gevolg: meer stormen en orkanen, meer hittegolven, meer zware regenval en aardverschuivingen.
In 2030 zou de klimaatverandering jaarlijks zelfs het leven kosten aan een half miljoen mensen als er nu niet snel wordt ingegrepen. Een half miljoen staat ongeveer gelijk aan het aantal vrouwen dat per jaar sterft aan borstkanker.
Maar hoe kan je op het aantal dodelijke slachtoffers van de klimaatopwarming een cijfer plakken? Dit cijfer is gebaseerd op een studie van het Human Impact Report Climate Change die werd uitgevoerd naar aanleiding van de Klimaatconferentie in Kopenhagen (2009).
The Anatomy of A Silent Crisis
In het rapport met de veelzeggende titel ‘The Anatomy of A Silent Crisis‘ maken de auteurs een overzicht van het klimaatvraagstuk. De studie kreeg de medewerking van onder anderen Kofi Annan, Saleemul Huq, Jeffrey Sachs en Magareta Wahlström.
Voor het onderzoek gingen de auteurs uit van twee stellingen: van het aantal bijkomende weergerelateerde rampen tussen 1980 en nu wordt 40 procent toegeschreven aan de klimaatopwarming; 4 procent van het aantal mensen dat ernstig getroffen wordt door de achteruitgang van hun leefmilieu, is te wijten aan klimaatverandering.
De onderzoekers keken zowel naar de directe als indirecte gevolgen van klimaatopwarming. De directe gevolgen zijn bijvoorbeeld overstromingen en droogte. Mensen die sterven als gevolg van hogere temperaturen en extreme weersomstandigheden, zoals hittegolven, zomersmog, overstromingen, wateroverlast, stormen en bosbranden.
Klimaatverandering geeft ook een rist indirecte gevolgen: de vermindering van vruchtbare landbouwgrond, woestijnvorming, de stijging van de zeespiegel, veranderende neerslagpatronen, verzilting van rivierdelta’s, verlies aan biodiversiteit, …
Minder toegang tot drinkwater, gezondheidsproblemen, minder opbrengsten van landbouw en visserij, voedselonzekerheid, hongersnood, massamigratie, toename van infectieziekten door de verspreiding van muggen en vliegen, …
Daarbij blijkt dat de impact van de indirecte gevolgen op de mens nog veel groter zijn dan de directe gevolgen. Meer dan 90 procent is het gevolg van een achteruitgang van het leefmilieu. In het Zuiden leeft het grootste deel van de bevolking in de meest kwetsbare regio’s, zij zijn veel meer afhankelijk van hun omgeving en van de de landbouw, en bovendien beschikken ze niet over voldoende middelen om zich te wapenen tegen de gevolgen van de klimaatverandering.
Waar vallen de klimaatslachtoffers?
De meest kwetsbare groepen wonen in Afrika ten zuiden van de Sahara, Zuid- en Zuidoost-Azië, Latijns-Amerika, de kleine eilandstaten en het Noordpoolgebied.
– Landen die het meest kwetsbaar zijn voor droogte: Niger, Soedan, Ethiopië, Somalië, Jemen, Iran, het westen en noorden van China.
– Landen in Afrika ten zuiden van de Sahara zijn het meest kwetsbaarheid voor droogte en overstromingen: Kenia, Oeganda, Tanzania, Nigeria, Mozambique en Zuid-Afrika.
– Zuid- en Zuidoost-Azië kampt als gevolg van het smelten van de gletsjers in de Himalaya met toenemende droogtes, overstromingen en stormen. De meest getroffen landen zijn India, Pakistan, Bangladesh, zuiden en oosten van China, Myanmar, Vietnam, Filipijnen en Indonesië.
– Latijns-Amerika en delen van de VS als gevolg van watertekorten en overstromingen. De meest getroffen landen zijn Mexico, de Andes-landen, Peru en Brazilië.
– Kleine eilandstaten als gevolg van stijging van de zeespiegel en cyclonen. De meest getroffen landen zijn de Comoren, Kiribati, Tuvalu, Maldiven en Haïti.
– De Arctische regio als gevolg van het smelten van de ijskappen.
– De regio met het grootste risico is Afrika ten zuiden van de Sahara. Droogterampen doen zich het meest waarschijnlijk voor in Burkina Faso, Mozambique, Rwanda, Somalië en Tanzania, terwijl Malawi, Mozambique, Nigeria, Somalië, Soedan en Tanzania worden beschouwd als bijzonder gevoelig voor overstromingen. Overstromingen zijn ook waarschijnlijk in Zuid-Azië (Bangladesh en Nepal).
– De gebieden met de grootste kans op hevige stormen zijn de kusten van Oost-Afrika (Mozambique, Madagaskar), Zuid-Azië (Bangladesh) en het zuidoosten en binnenland van de VS.
Partners uit Indonesië zetten in op klimaat en hernieuwbare energie
11.11.11 nodigt elk jaar enkele NGO-partners uit het Zuiden uit om getuigenis af te leggen over hun werk. Dit jaar zijn drie Indonesische partners op bezoek die specifiek klimaatthema’s in hun werk hebben opgenomen.
WALHI is het grootste en oudste forum van NGO’s en basisorganistaties in Indonesië. De organisaties wist een sterke reputatie op te bouwen en is lokaal verankerd met 483 ledenorganisaties in 27 provincies. Duurzaam en sociaal beheer van de natuurlijke rijkdommen, en dan vooral het tropische regenwoud, is een belangrijke focus. WALHI eist al jaren een strikt moratorium op de houtkap.
Het Institute for Essential Service Reform (IESR) is een NGO die zich heeft gespecialiseerd in hernieuwbare energie. Om aan de enorme toename van de energiebehoeften van de snel groeiende bevolking te voldoen, wordt al te gemakkelijk voor steenkoolcentrales gekozen, terwijl het potentieel aan waterkracht en zonne-energie onbenut blijft.
Energiearmoede is ook een speerpunt in het werk van IESR. Nog steeds hebben 18 miljoen Indonesische gezinnen geen toegang tot energie. Kleinschalige, lokaal geproduceerde en hernieuwbare energiebronnen kunnen een betaalbaar antwoord bieden, als de overheid hierop wil inzetten.
JATAM is een netwerk dat steun biedt aan gemeenschappen op het eiland Kalimantan die worden getroffen door de gevolgen van de exploitatie van grootschalige steenkoolmijnen. Op enkele jaren tijd werd Indonesië de grootste exporteur van steenkool naar vooral China en India.
De milieugevolgen (gezondheid, watervervuiling, bedreiging landbouw en voedselvoorziening) voor de lokale gemeenschappen zijn verwoestend. Het netwerk zoekt naar toepasbare alternatieven van duurzamere vormen van exploitatie van ertsen en mineralen, die veel verder reiken dan de fossiele brandstoffen.
Meer politieke aandacht?
Door met deze – en andere – partners samen te werken en samen naar alternatieven te zoeken, werkt 11.11.11 concreet aan toepassingen die de klimaatverandering voor de meest kwetsbare groepen in het Zuiden moet kunnen opvangen.
Als de belangstelling van de publieke opinie zich ook kan vertalen in meer politieke aandacht voor dit wereldwijde probleem op lange termijn, is de inzet van de vele duizenden 11.11.11-vrijwilligers in de campagnes van 2011 en dit jaar alvast niet voor niets geweest.