Een concert voor 18.000 man dat op een halfuur uitverkocht raakt, daar moet iets mee zijn. Prijs de Heer dat er een week vooraf nog enkele tickets vrijkwamen, of we hadden het optreden van het jaar gemist. Het was lang geleden dat we nog zo’n mega-evenement hadden bijgewoond en dus was het toch weer even wennen aan de massa, het aanschuiven, de organisatorische machinerie. Voor Radiohead mag evenwel een kleine inspanning worden geleverd, en ik moet zeggen dat ik het mij achteraf niet heb beklaagd.
Over het voorprogramma kunnen we kort zijn: het was heel sympathiek van Radiohead om een beginnende band als Caribou mee te nemen, dat is een geweldige kans. Aanvankelijk was het concert een beetje morsig, alsof iemand in een discotheek de stekker in en uit trok, maar halverwege sloeg de motor echt aan en kregen we zeer genietbare alt.dance. Natuurlijk maar voor een halfuurtje, op een klein stukje van het podium. Daarna een zeer vlotte instrumentenwissel (met een heel goeie mixtape als begeleiding) en … lights out.
I will slip into the groove and cut me off
Onmiddellijk maar dan ook onmiddellijk bij de eerste noten van Lotus Flower zat alles perfect: geluid, balans, licht. Had ik het echter vooraf niet gecheckt, ik had het eerste uur geen nummer bij naam kunnen noemen, zo gevarieerd, stevig en anders klonk het. Is The King of Limbs een relatief ingetogen, stille plaat, dan werd er live een stevige mouw aan gepast.
Dat kwam aanvankelijk grotendeels door drummer Philip Selway, met ondersteuning van de Portishead & Roni Size percussionist Clive Deamer, en door het feit dat Johnny Greenwood eerst ook nog wat mee drumde. Stevige percussiebasis dus, nog aangedikt met de werkelijk sublieme lijnen van bassist Colin Greenwood, die op dit volume pas echt tot hun recht kwamen.
Thom Yorke en Ed O’brien vulden elkaar als vanouds perfect aan met zang en gitaren. De geluidsmix zat meteen helemaal goed, alles was duidelijk te horen, overal in de zaal een hing stevig maar nooit storend volume door de verspreid opgehangen luidsprekers. Alleen werd hier en daar licht geschuur in de hoge tonen gehoord, maar een kniesoor die daar op let.
Dus geen replica’s van de plaat, maar stevige varianten. Airbag schoot er door de gitaren, die tot dan een beetje op de achtergrond waren gebleven, al snel als herkenbaar uit. En weer die zalige basgroove. Een uur later hadden we al veel durf, variatie en compromisloosheid gehoord, maar geen hits.
Dat was ook een beetje te merken aan de reacties van het publiek, dat tussen de nummers wel zeer uitbundig applaudisseerde, maar tijdens de songs keurig op de stoeltjes bleef zitten.
Dat kwam natuurlijk ook door de werkelijk verbluffende lichtshow. Een huizenhoge videowall in twee niveau’s met daarop abstracte beelden genre reusachtige tv storingen, druppels, white noise, sinusgolven, scherp en onscherp, een beetje in de stijl van het artwork voor The King of Limbs; voor de videowall 12 bewegende flatscreens die in geprogrammeerde composities werden gepositioneerd, anders tijdens elk nummer. Daarop de hoofden, voeten, handen, drumsticks, microfoons van de muzikanten.
Heel mooi, perfect afgestemd op de sfeer van de nummers, of die nu eens intiem en dan weer explosief waren, en heel aardig voor de mensen die op 100 meter afstand van het podium zaten. Zo kon je af en toe nog een herkenbaar gezicht en expressies zien, in plaats van kabouters in het knuffelbos. Alles verliep vlekkeloos en die visuele ondersteuning deed de muziek geweldig veel recht. Vorsprung durch Technik!
Slowly we unfurl, as lotus flowers
Achteraf bleek dat we nog maar halfweg het optreden waren toen Thom Yorke droogweg meldde dat “you might know this one”, waarna Karma Police werd ingezet. Dit was toch ook een beetje waar de zaal op wachtte, getuige de reactie.
Van dan af hield het niet meer op. Niet dat er nog veel hits aan te pas kwamen, maar het publiek was helemaal mee. Zeker toen Johhny Greenwood de lokale Radio Maria uit de lucht plukte en mixte in de intro van The National Anthem, alvorens het verpletterende nummer te laten exploderen.
De dance invloed kwam duidelijk naar voren in zulke nummers, maar het verschil met traditionele dance en techno sprong toch ook in het oog. De band heeft enerzijds nummers die variëren op een intro atmosfeer en die net eindigen als je verwacht dat ze gaan ontploffen, en anderzijds nummers die meteen met volle kracht van wal steken.
De lichten werden ook telkens helemaal gedoofd tussen de nummers zodat er telkens werd afgebroken en weer opgebouwd. Allemaal geen erg, het werkte hoe langer hoe beter.
Give up the Ghost was nog zeer intiem meerstemmig zoals op de plaat en dan, “just to prove we’re not dead yet”, het tweede gloednieuwe nummer van Radiohead. Supercollider, uitgebracht naar aanleiding van Record Store Day, bleek zeer stevig uit te vallen en iets meer te beklijven dan het eerste (Identikit), dat dan weer gevarieerder was. U ziet, altijd prijs.
Volgden nog: Morning Mr Magpie met alweer obsessieve ritmes, dan Myxomatosis, een versnelling hoger, en hup, Paranoid Android, door de zaal alweer van begin tot eind woordelijk meegezongen, en kippenvel alom tijdens de “rain down on me” finale. Dan een zeer ingetogen korte versie van True Love Waits, waarbij de aandachtige toeschouwer kon vaststellen dat de Tibetaanse vlag rond Yorke’s piano was gedrapeerd. Mooi mooi.
Ongemerkt naar Everything in it’s right place. We waren dan al ver in de tweede bisronde. In totaal acht bissen. Met de genadeslag van Idioteque klokten we af op dik twee uur gedurfde en waarlijk meeslepende muziek.
I dance around the pit, the darkness is beneath
Durven de platen soms, heel soms, al eens te irriteren of op de zenuwen te werken, dan viel live alles perfect in de plooi: muziek, geluid, spanning. Als we dan nog weten dat ze niet overal krek hetzelfde spelen, dat ze hun bekendste nummers niet of heel spaarzaam lossen en dat publiek en zijzelf er ongelofelijk veel lol aan hadden, dan past maar een woord: respect.
Thom Yorke was heel goed bij stem, en dansen! dansen! dansen! op een manier die je niet snel in een avondcursus zal aanleren, Colin Greenwood springend en ondertussen heerlijke baslijnen serverend, en natuurlijk Johnny Greenwood die helemaal één werd met zijn gitaar en zijn elektronica.
Aan het eind, toen de groepsleden een voor een het podium hadden verlaten en alleen Colin Greenwood nog aan de synthesizer stond, kwam Johnny Greenwood ook plots rechtgekrabbeld, die had de laatste minuten op de grond liggen spelen.
And now I’ll set you free, I’ll set you free
Dik twee uur verbluffende muziek, spanning en entertainment met perfecte technische ondersteuning; intimiteit, kippenvel en extase in een arena voor 18.000 man: er zijn er niet veel die dat klaarspelen. Wachten op Sigur Ros, volgend jaar.