Bunanga
Het Congolese vluchtelingenkamp Kisoro in Oeganda is overbevolkt en er blijven maar mensen toestromen. De grens met Congo is slechts een paar kilometers verder en net over de grens gaan de gruwelijke gevechten door. Daar is het één bloedige slachting.
Het grensplaatsje heet Bunanga. Ik rij er heen, ik film, ik spreek er met mensen. Er hangt spanning in de lucht, iedereen zit op het scherp van de snee – lokale bevolking en vluchtelingen. Je kan de één niet van de ander onderscheiden. Congolezen en Oegandezen weten het, maar een buitenstaander merkt het verschil niet. Dit is één streek, één regio. Mensen migreerden hier tientallen jaren heen en weer, vermengden zich en woonden wettig of onwettig aan beide zijden van de grens.
M23
Nu is er echter niet veel over om voor naar de overkant te gaan. De moordlustige M23-militie was hier recent op rooftocht – ze doodden, verkrachtten en stalen zonder genade en met absolute straffeloosheid. M23 wordt gesteund door Rwanda, door president Kagame en zijn Rwandees Patriottisch Front (RPF).
Rwanda en Oeganda zijn oude bondgenoten. Zij beroven Congo van zijn natuurlijke rijkdommen, meestal samen en met dodelijke precisie. Hun strijdkrachten worden gesteund, bewapend en getraind door het Westen (Europa en de VS).
In het woordenboek van politieke indoctrinatie en desinformatie, dat door de massamedia aan beide zijden van de Atlantische Oceaan wordt verspreid, worden zij gedefinieerd als ‘de goeden’. Ze worden zelfs aangemoedigd om deel te nemen aan de lucratieve peacekeeping missies in Somalië, Zuid-Soedan en elders.
Wie telt er nog?
Er wordt algemeen van uitgegaan dat tussen 6 à 10 miljoen Congolezen hun leven lieten sinds de jaren negentig – wat het de dodelijkste genocide maakt sinds de Tweede Wereldoorlog. Eén van de potentieel rijkste landen ter wereld op vlak van natuurlijke rijkdommen werd zo in 2011 herleid tot het laagst geklasseerde op de menselijke welvaartsindex van het UNDP, het Ontwikkelingsprogramma van de VN.
Het is schokkend dat bijna niemand in Europa of Noord-Amerika iets over de toestand lijkt te weten. Sommigen hebben gehoord over ‘een burgeroorlog’ in de regio van de Grote Meren. Sommigen hebben gehoord van vluchtelingen en slachtoffers. Sommigen hebben zelfs gelezen over de ziekelijke bende van gedrogeerde krankzinnigen die in de jungle rondwaren met kalasjnikovs en handgranaten. Maar een genocide, begaan voor westerse en geopolitieke belangen? Geen flauw idee.
“Een genocide, begaan voor westerse en geopolitieke belangen? Geen flauw idee”
Rapporten van meerdere westerse persagentschappen beschrijven de toestand in Kisoro in duistere en abstracte woorden, vol van clichés. “De hospitalen zijn overbevolkt”, staat in één ervan. Het hospitaal van Kisoro dat ik twee dagen na die rapporten bezocht, kan je toch niet echt omschrijven als overbevolkt.
Media niet welkom
De grootste menigte zit immers buiten, tientallen mensen die door de poort en voorbij de met stroomdraad afgeschermde omheining tot bij de medische diensten trachten te geraken. Het hospitaal wordt bemand door verwarde buitenlandse dokters en lokale verpleegsters. Na enige onderhandelingen word ik meegenomen naar enkele gewone Congolese soldaten die op draagberries liggen. Ook zij zien er bang uit en weigeren categoriek elk interview.
“Niemand gaat dat hier openlijk zeggen, maar geen vluchteling gaat hier in dit hospitaal komen”, legt mijn chauffeur uit, die zelf in de Oegandese hoofdstad Kampala woont. “De lokale bevolking is verplicht alle Congolezen aan te geven bij de overheid. Zij die de DRC (Democratische Republiek Congo) ontvluchten, eindigen in de kampen. Tenzij ze een persoonlijke deal hebben met de autoriteiten …”
“Gisteren zag ik 20 Congolese soldaten langs de baan stappen, weg van de grens”, legt een onderwijzer mij uit, op slechts enkele minuten rijden van de grensport van Bunanga. ”Ze waren ongewapend: gewoonlijk laten ze hun wapens achter aan de grensovergang”.
Het Congolese leger (of wat daar voor doorgaat)
Ik vraag me af wat dat betekent. Het reguliere Congolese leger wordt verondersteld tegen de door Rwanda gesteunde M23 te vechten. Wat doen die dan hier? In theorie zouden die toch onmiddellijk naar Congo moeten worden teruggestuurd, of als deserteurs opgepakt worden?
Tenslotte is iedereen het er toch over eens dat de wreedaardigheden in het oosten van Congo, hier net over de grens, als genocide kunnen worden beschouwd.
Deze goed doorvoede mannen in uniform worden verondersteld hun vrouwen, kinderen en armen te verdedigen, in plaats van voor behandelingen naar een sanatorium in Oeganda te gaan. Het is echter duidelijk dat de Congolese soldaten in Noord-Kivu niet bepaald aangemoedigd worden om in hun land te blijven en pro-Rwandese – dus pro-westerse – milities te bestrijden.
Rapporten genoeg
Zoals ik al zei, het internet bulkt van de rapporten van grote westerse persagentschappen en toch blijk ik hier de enige buitenlander te zijn met professionele foto- en filmapparatuur. Ik ben hier om de laatste details van mijn documentaire af te werken, niet voor een opdracht van een of ander massamedium.
Hier worden duidelijk geen oncomfortabele vragen gesteld. De overheden zijn alert, maar op hun gemak, ze tonen geen angst. Ze schieten mij niet neer, deze keer proberen ze me zelfs niet eens te arresteren. Ze jagen me gewoon weg alsof ik een vervelende mug was.
Ik blijf echter onophoudend rondhangen en rijd over en weer tussen de grens, vanwaar ik duidelijk de gevechten kan horen, naar het kamp, naar de post van het Rode Kruis en naar de landingsstrip waar een MI-8 helikopter van de VN met Russische piloten geparkeerd staat, klaar voor onmiddellijk vertrek.
“De VN vliegt een Oegandese minister over en weer tussen Kampala en Kisoro”, zegt een omstaander mij al fluisterend. “Minister van wat”, vraag ik voorzichtig, maar niemand weet het. Er is ook geen mogelijkheid om het na te gaan. Oeganda is een land van geruchten.
Nyakabande
Ik parkeer mijn wagen en ga het vluchtelingenkamp van Nyakabande binnen aan de rand van Kisoro.Ik begin onmiddellijk met mijn werk in het volste besef van de risico’s, wetende dat elke seconde telt. Amper een paar minuten later onderbreekt een veiligheidswachter me. Een beetje later sta ik voor het kamphoofd, een door en door arrogante kerel, met een minachtende toon in zijn stem. Ondanks mijn baard spreekt hij me aan met ‘schatje’ (darling).
Ik ga de confrontatie aan en eis om te kunnen filmen en fotograferen. Meerdere van mijn officiële identificatiedocumenten worden afgewimpeld zonder enig nazicht. Hij eist een ‘speciale vergunning’ vanuit (de Oegandese hoofdstad) Kampala, zo een 500 kilometer daar vandaan. Ik eis dat hij weggaat en me laat filmen, fotograferen en praten met de vluchtelingen.
Hij lacht me uit. Hij voelt zich zo zeker dat hij in mijn gezicht schreeuwt dat hij zich niet zal identificeren en evenmin zijn naam zal geven. Als ik blijf aandringen, roept hij de soldaten er bij en beveelt hen me uit het kamp te smijten. In Congo zou ik van geluk spreken als ik een dergelijke confrontatie zou overleven.
“Hij is een Rwandees”, fluistert iemand in mijn oor als we in het voertuig stappen. “Wat?”, schreeuw ik uit. “Zijn naam en zijn manier van spreken. Misschien is hij hier wel opgegroeid, hier in Oeganda, maar hij spreekt zoals Rwandezen”. Weer geruchten?
Ik probeer het verhaal simpel te houden, niet echt simpel, dat gaat gewoon niet, maar toch een beetje simpeler. Eerder sprak ik daarover met de coproducer en de uitgever van onze 150-minuten durende documentaire ‘Rwandan Gambit’. We bespraken de complexiteit van het verhaal van de Grote Meren.
Ik heb films gemaakt en boeken geschreven over de Indonesische genocide van 1965/1966, van het systeem van neokolonialisme in Oceanië, over Chili en over zoveel andere plaatsen. Nergens anders echter dan hier is het verhaal zo complex, zo troebel. Nergens anders heb ik het gevoel dat ik van nul moet beginnen.
Duizend heuvels
Wat weet het Westen daar over? Wat beelden de mensen in New York, Londen, Parijs of Sidney zich in wanneer iemand de namen Rwanda, Burundi, Oeganda of Congo afzonderlijk of samen noemt? Dan heb ik het nog over mensen met een opleiding, niet het volk dat zijn nieuws van de commerciële zenders krijgt.
Veel kans dat ze ‘Hotel Rwanda’ hebben gezien, die film van 1994 over de genocide in Rwanda, over hoe de Hutu’s plots zot werden en onschuldige Tutsi’s begonnen af te maken, over hoe die éne heldhaftige man honderden onschuldige levens redde – in het echt heet hij Paul Rusesabagina en het hotel in Kigali heet ‘Mille Collines’ (duizend heuvels, een verwijzing naar de duizenden heuvels van Rwanda).
Enkele maanden geleden ging ik terug naar Mille Collines voor een kop koffie en had ik een babbel met de hoofdkelner. Hij wist uiteraard niet dat mijn uitgever al met Paul Rusesabagina had gesproken en wist niet dat hij gedwongen was Rwanda te verlaten. “Weet jij waar Mr. Rusesabagina is”, vroeg ik langs mijn neus weg. “In Zuid-Afrika”, was het antwoord. “Waarom wil je dat weten?” “Gewoon, nieuwsgierig”, zei ik.
Hoe vat ik dan samen wat ik heb gevonden in die drie jaar van intensief werk voor mijn film over Rwanda en Congo? Eerst en vooral dat de vier landen er bij betrokken zijn – Rwanda, Burundi, Congo en Oeganda – geleden hebben onder de ergste excessen van kolonialisme en neokolonialisme.
Patrice Lumumba, verguisd
Congo (toen Zaïre), om te beginnen, had één van de grootste Afrikaanse leiders, Patrice Lumumba, die werd vermoord door het Westen. Emira Woods, vicedirecteur van (de Amerikaanse progressieve website) Foreign Policy In Focus (‘focus op het buitenlands beleid’) legt in de film uit:
“Je had die vrijheidsstrijder, Patrice Lumumba, die aan de macht kwam als leider van een eenheidsbeweging, een visionair die de natuurlijke rijkdommen van het continent en van zijn land ten dienste willen stellen van het continent – om de kinderen van het continent te voeden. Hij werd door de VS en Groot-Brittannië (GB) vermoord – twee geopolitieke actoren die Congo het recht wilden ontzeggen om zijn eigen bestemming te kiezen, om een toekomst te hebben”.
Paul Kagame, bejubeld
Toen de president van Rwanda, Paul Kagame, nog in ballingschap leefde in Oeganda werd hij goede maatjes met de president van Oeganda, Yoweri Museveni. Ze gingen zelfs samen naar dezelfde middelbare school in Mbarara. Later werd Kagame het hoofd van de Oegandese militaire inlichtingendienst en zijn RPF werd gefinancierd door westerse belangen, via Oegandese kanalen. Dat werd ook aan ons bevestigd door de voormalige VS-ambassadeur in Rwanda, Robert Flaten.
Een vooraanstaand Oegandees zakenman die voorlopig anoniem wenst te blijven, vertelde me over die periode: “In Oeganda stond Paul Kagame bekend als ‘Pilato’ (naar Pontius Pilatus, de Romeinse gouverneur van Palestina die een zekere Jezus Iskariot liet kruisigen, nvdr). Hij was de meest sadistische doder en folteraar toen hij hoofd was van de militaire inlichtingendiensten van Oeganda”.
Folteraar in Katabi
Eén van de vele toenmalige slachtoffers die onder het toezicht stonden van Paul Kagame, verklaarde me in een interview in Kampala op 27 augustus 2012: “Ik werd aan mijn testikels geëlektrocuteerd terwijl ik vastgebonden was. Mijn ondervragers gebruikten de zogenaamde ‘kandoya’. Dat houdt in dat je beide armen zeer strak worden vastgebonden op je rug, zodat je borstkas wordt opengerokken, wat dan inwendige bloedingen veroorzaakt. Daarna werd ik anders vastgebonden om me als een pendel heen en weer te zwieren, terwijl ik opnieuw geëlektrocuteerd werd. Dit gebeurde allemaal in het militaire kamp van Katabi in (de stad) Entebbe, in 1987 toen Kagame daar de baas was. Ik heb hem daar meermaal gezien ergens in de achtergrond. De meeste ondervragers waren Rwandezen.”
De vreselijke schendingen van de mensenrechten van Paul Kagame schrikten de VS en haar bondgenoten er natuurlijk niet van af om Kagame en zijn RPF te steunen, net zoals het Westen zich niet liet afschrikken om sadistische moordenaars te steunen in Indonesië, de Arabische wereld, El Salvador, Argentinië, Chili, Zuid-Afrika en elders.
Het Rwandees Patriottisch Front (RPF)
In het begin van de jaren negentig was het RPF al meermaals vanuit Oeganda doorgedrongen op Rwandees grondgebied, waarbij burgers werden gedood en honderdduizenden werden gedwongen uit hun huizen te vluchten. Er waren al honderdduizenden vluchtelingen uit Burundi – merendeels Hutu’s – die in Rwanda leefden. De meesten waren daar aangekomen na de bloedige en bijna genocidaire repressie van de Burundese Tutsi-elites tegen de Hutu’s.
Twee maand geleden reed ik door de provincie Kirundo in Burundi met mijn tolk en de dorpelingen haalden levendige herinneringen op voor de film over de gruwelen van de exodus van 1997 uit hun land. “De situatie in Burundi was zo verschrikkelijk dat Hutu’s hun doden niet in hun eigen land wilden begraven. Ze droegen ze over de grens naar Rwanda.”
In hun boeken stellen Andrew Wallis (‘Silent Accomplice’ – stille medeplichtige), Barbara F. Walter en Jack L. Snyder (‘Civil Wars. Insecurity and Intervention‘ – Burgeroorlogen, onveiligheid en interventie) het volgende:
“In 1990 viel het RPF, een rebellengroepering grotendeels samengesteld uit Tutsi-vluchtelingen, het noorden van Rwanda binnen vanuit Oeganda in een poging de door Hutu’s geleide regering omver te werpen. Zij begonnen de Rwandese burgeroorlog tussen het Hutu-regime, dat de steun had van Frankrijk en Franssprekend Afrika, en het RPF, dat gesteund werd door Oeganda. Dit vertroebelde de etnische spanningen nog meer.”
Als antwoord sloten veel Hutu’s zich aan bij de Hutu-machtsideologie, met de steun van de door de staat gecontroleerde en de onafhankelijke Rwandese media. De racistische retoriek en de ophitsing nam over het hele land toe. Het leitmotif was dat de Tutsi’s de Hutu’s tot slaven maakten en dat men hen koste wat het kost moest bestrijden.
Het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank
Het IMF bleef niet passief toekijken. Het deed zijn best om Rwanda te destabiliseren. In een doordringende analyse van de economische en sociale oorzaken achter de Rwandese holocaust focuste Michel Chossudovsky, een Canadese econoom en professor emeritus aan de Universiteit van Ottawa, al zijn aandacht op de structurele aanpassingsprogramma’s van het IMF en de Wereldbank en hoe die bijdroegen tot deze ramp in de regio van de Grote Meren.
Wie de schuld alleen bij de diepgewortelde etnische haatgevoelens legt, spreekt niet alleen de grootmachten en de donoren vrij, maar verdraait ook een uiterst complex proces van economische, sociale en politieke sociale desintegratie van een natie van meer dan zeven miljoen mensen …
Rwanda was echter slechts één van vele landen in Sub-Sahara Afrika – om maar te zwijgen van de ontwikkelingen in Burundi waar hongersnood en etnische slachtingen schering en inslag zijn – die een dergelijk lot beschoren zijn.
In zekere zin was de devaluatie van de Rwandese frank in 1990 een ‘laboratoriumexperiment’ en een dreigend ‘doodssignaal’ voor de devaluatie van de CFA-frank (de gemeenschappelijke munt van een aantal West-Afrikaanse landen, vooral voormalige Franse kolonies, nvdr) die op instructie van het IMF en de Franse staatsbank in januari 1994 werd doorgevoerd, eveneens voor 50 procent.
Het Internationaal Rwanda Tribunaal
In zijn rapport dat hij voor de verdediging opstelde op het Internationaal Rwanda Tribunaal (ICTR) in juni 2002, ging de Duitse analyst Uwe Friese zelfs verder door te stellen dat het de westerse grootmachten zijn, vooral de Anglo-Amerikaanse grootmachten met de Franstalige grootmacht als concurrerende junior-partner, die in de jaren tachtig en negentig de crisissen van de Afrikaanse regio van de Grote Meren hebben veroorzaakt en daarom verantwoordelijk zijn voor de menselijke catastrofe die volgde. Dat deden ze op twee manieren.
Ten eerste ruïneerden ze de regio economisch zoals de rest van het continent met hun beleid van structurele aanpassingen van het IMF. Ten tweede kwamen ze tussen met geheime operaties om de sluimerende conflicten te manipuleren om zo politieke controle te verwerven. De combinatie van deze twee leidde naar de ramp van Rwanda in 1994. In dat jaar was Rwanda compleet ontredderd, getroffen door ellende, door de invallen van het RPF van over de grens en door de toenemende vluchtelingencrisis.
100 dagen terreur na 6 april 1994
Toen op 6 april 1994 het vliegtuig werd neergeschoten met de Rwandese president Juvénal Habyarimana en de Hutu-president van Burundi Cyprien Ntaryamira, bij de landing op de luchthaven van Kigali, waarbij de wrakstukken verspreid werden over het landgoed van Habyarimana en iedereen aan boord omkwam, met inbegrip van de Franse bemanning.
Het land ontplofte. De Hutu-milities, waaronder de beruchte Interahamwe, begonnen leden van de Tutsi-minderheid af te maken, vrouwen en kinderen inbegrepen. In amper 100 dagen kwamen tussen 500.000 en 1 miljoen mensen om. De exacte demografie van de slachtoffers was onzeker omdat ondertussen het RPF reeds het Rwandese grondgebied was binnengedrongen en volgens meerdere experts eveneens in de slachtingen betrokken was, terwijl het naar de hoofdstad Kigali oprukte.
Deze 100 dagen van genocidaire terreur werden zeer goed gedocumenteerd, hoewel sommigen beweren dat het onvolledig en partijdig gebeurde. De essentiële vraag blijft: “Wie schoot het vliegtuig met de twee presidenten neer?” Dit was immers duidelijk de vonk voor de daaropvolgende feiten.
Ik heb voor mijn film nauw samengewerkt met de Australische advocaat Michale Hourigan, voormalige onderzoeker voor het ICTR, die duidelijk aangeeft dat hij was benaderd door betrouwbare bronnen binnen het regime van Kagame. Ze waren bang, maar vastbesloten de waarheid te vertellen. Het was het RPF dat het vliegtuig neerschoot.
Hourigan werd toen naar Den Haag teruggezonden, zijn getuigenis werd in twijfel getrokken en uiteindelijk werd hij gedwongen ontslag te nemen. Hij gelooft dat dat onder druk van een aantal westerse grootmachten gebeurde.
De éne genocide is de andere niet
Tot vandaag is niet één soldaat of vertegenwoordiger van het RPF gedagvaard voor het ICTR in Arusha, Tanzania (waar de zittingen van het Rwanda Tribunaal plaatsvinden, nvdr). Dit tribunaal is éénzijdig, omdat het uitsluitend de misdaden van Hutu’s tegen Tutsi’s behandelt. Tijdens de Rwandese genocide van 1994 kwamen tussen 500.000 en 1 miljoen mensen om, in het naburige Congo varieert het aantal slachtoffers tussen 6 à 10 miljoen van 1996 tot nu, naargelang de bronnen. Mensen worden letterlijk vermoord voor coltan, uranium, goud, diamanten en andere strategische mineralen en grondstoffen.
Zowel Rwanda als Oeganda – allebei westerse bondgenoten – zijn hier bij betrokken. Na de Rwandese genocide hadden Paul Kagame en het RPF een zeer goed excuus om naburig Congo binnen te dringen – Hutu-groepen die de genocide hadden georganiseerd verborgen zich onder de vluchtelingen – en de nieuwe Rwandese regering had het morele mandaat om hen tot over de grens te vervolgen.
Het RPF: de bron waar alles begint
Hoewel het RPF betrokken was bij een aantal gruwelijke wraakslachtingen, waaronder de slachting in Kibeho van duizenden in 1995, mogelijk tienduizenden Hutu-vluchtelingen, toch was de echte terreur voorbehouden voor Congo. In mijn film gebruik ik de ijzersterke getuigenis van Terry Pickard – een Australische militaire arts die de gruwel in 1995 meemaakte.
Zowel Rwandese als Oegandese strijdkrachten hebben de enorme en rijke grondstoffen van dit deel van Afrika geplunderd, hebben militaire coups opgezet en een aantal van de meest verwerpelijke milities in de wereld op poten gezet of gesteund, waaronder de strijdkrachten van de gewezen Congolese Tutsi-generaal Laurent Nkunda. Die werd later één van de meeste brutale krijgsheren van Afrika.
Dan is er nog de beruchte M23-militie van generaal Bosco Ntaganda, voormalig bevelhebber in het Congolese leger. Pro-Rwandese en pro-Oegandese milities hebben van tijd tot tijd ook met elkaar de degens gekruist, veranderden soms hun allianties en keerden zich zelfs tegen hun eigen achterban. Massale slachtpartijen van burgers gingen regelmatig gepaard met groepsverkrachtingen, zoals in de (Congolese) stad Bukavu.
Met dank aan de massamedia
Het Westen, vooral de VS en Groot-Brittannië, hebben de regimes in Rwanda en Oeganda zwaar ondersteund. In mijn film komen heel wat persoonlijkheden aan bod zoals Ben Kalala, de voormalige Congolese presidentskandidaat, Nii Akuetteh, een leidinggevend analist van Afrika uit Ghana en professor Masoko Yonekawa, voormalig hoofd van het bureau van het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de VN (UNHCR) in de hoofdstad van Noord-Kivu, Goma. Zij bevestigen dat de westerse regeringen grote economische belangen hebben in Congo en dat zowel Rwanda als Oeganda werden ingezet om hun buurland voor hen te plunderen.
Terwijl de westerse massamedia in het algemeen ‘gedisciplineerd’ zijn gebleven en gezwegen hebben over de achtergronden van het conflict in Congo, is de VN er toch in geslaagd twee vernietigende rapporten te publiceren. Het eerste ‘UN Mapping Report’ werd door de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN gepubliceerd in juni 2010. Er staat onder meer het volgende in.
Het ‘UN Mapping Report’
“De intentie om een groep ten dele te vernietigen is voldoende om een misdrijf van volkerenmoord uit te maken en de internationale gerechtshoven hebben bevestigd dat de vernietiging van een groep kan begrensd zijn tot een specifieke geografische omschrijving. Het is daarom mogelijk te stellen dat – zelfs als slechts een deel van de Hutu-bevolking in Zaïre (nu Congo) werd vervolgd en vernietigd – dit toch een misdrijf van volkerenmoord is, wanneer dit de intentie was van de daders.“
Meerdere incidenten opgesomd in dit rapport duiden op omstandigheden en feiten waaruit een rechtbank de intentie zou kunnen afleiden om een etnische Hutu-groep in Congo deels te vernietigen, als die (incidenten) zouden kunnen worden bevestigd boven elke redelijke twijfel. De omvang van de misdaden en het groot aantal slachtoffers, waarschijnlijk tienduizenden voor alle nationaliteiten samen, worden geïllustreerd door de talloze incidenten die in het rapport worden vernoemd (totaal 104).
Het grootschalig gebruik van primitieve wapens (vooral hamers) en de systematische afslachtingen van overlevenden nadat kampen waren ingenomen, tonen aan dat talrijke doden niet kunnen worden toegeschreven aan de toevalligheden van een oorlog of kunnen worden beschouwd als ‘collaterale schade’.
De meerderheid van de slachtoffers waren kinderen, vrouwen, ouderlingen en zieken, die dikwijls ondervoed waren en geen bedreiging vormden voor aanvallende troepen. Meerdere ernstige aanslagen werden ook gepleegd tegen de fysieke of mentale integriteit van leden van een groep, waarbij een groot aantal Hutu’s werden beschoten, verkracht, verbrand of geslagen.
‘Addendum to the interim report’
Het tweede meest recente rapport werd openbaar gemaakt in juni 2010 en heet voluit: ‘Addendum to the interim report of the group of experts on the Democratic Republic of Congo (S/2012/348)’. Het bevat de schendingen van het wapenembargo en de sancties tegen de regering van Rwanda. Dit staat er in:
“Sinds het begin van zijn huidig mandaat heeft de groep bewijzen verzameld van schendingen van het wapenembargo en van de sancties door de regering van Rwanda. Deze schendingen behelsen de aanschaf van materiaal en financiële steun voor gewapende groepen in het oosten van de Democratische Republiek Congo, waaronder de recent opgerichte M23, in overtreding van paragraaf 1 van Resolutie 1807 van de VN-Veiligheidsraad van 2008. De schendingen van het wapenembargo en van de sancties omvatten onder meer:
• Rechtstreekse steun voor de oprichting van M23 door het transport van wapens en soldaten over Rwandees grondgebied;
• Rekrutering van Rwandese jongeren, gedemobiliseerde strijders en Congolese vluchtelingen voor M23;
• Bevoorrading van wapens en munitie voor M23;
• Mobilisering en lobbying van Congolese politieke en financiële leiders ten voordele van M23;
• Directe interventies van het Rwandese leger (RDF) op Congolees grondgebied om M23 te versterken;
• Steun aan meerdere gewapende groepen en aan muiterijen van het Congolese leger (FARDC) in het oosten van Congo;
• Schending van de financiële en reissancties door de steun aan gesanctioneerde personen.”
Dit laatste rapport was zo hard dat zelfs de grootste bondgenoten van Rwanda – de VS en het VK – zich verplicht voelden waarschuwingen en bedreigingen te uiten dat de militaire hulp aan Kigali zou kunnen worden ingetrokken.
De laatste loodjes wegen het zwaarst
Ik ging voor het laatst naar Rwanda in juli 2012. De sfeer in het land was niet goed. Allerlei militaire eenheden controleerden Kigali, van de beruchte presidentiële wacht tot het gewone leger, de politie en allerlei paramilitaire wachten. Ik moest nog een aantal opnames voor mijn film ophalen.
Ik was weer eens bereid alles te riskeren, om weer naar de extremen van dit land te reizen. Het hielp dat mijn chauffeur een Tutsi was, maar slechts in beperkte mate. Vroeger reed ik met mijn eigen wagen vanuit de Keniaanse hoofdstad Nairobi, maar dat was te gevaarlijk geworden.
Je kon de angst overal voelen. De straat van mijn hotel was afgezet met zware barricades. Het is één van de toegangswegen naar het presidentieel verblijf. Er waren overal metaaldetectoren, zelfs aan het gedenkteken van de genocide in Kigali. Ik zag potentiële rekruten voor de Congolese M23, dicht bij de Rwandese stad Musanze, in gesprek met Rwandese soldaten in uniform.
Ik werd aangehouden bij Goma (Noord-Kivu), juist aan de grensovergang. Ik was weer eens aan het filmen en een Congolese grenswachter had me gezien – hij was enorm groot -, hij greep mijn hand vast en trok me mee naar zijn kant van de grens. Dat vooruitzicht deed me in paniek slaan, want ik had al eens eindeloze uren in hun bunker daar gezeten, die van de Congolese inlichtingendiensten, twee jaar geleden. Toen waren al mijn spullen één voor één verdwenen in de zakken van mijn ondervragers. Alleen mijn talrijke identificatiedocumenten bespaarden me een erger lot.
Ik begon naar Rwandese soldaten te roepen, die op ons afkwamen – ze waren met twee – en me bij mijn andere arm grepen en me terug naar Rwanda trokken, met de bedoeling een internationaal schandaal te vermijden. Ik gaf mijn chauffeur daarop de instructie in de buurt van de grensovergang te blijven. We gingen voortdurend over en weer, onwettelijk, om te filmen.
De waanzin van de laatste opnames
Er is een vluchtelingenkamp in Gysenyi (Rwanda), een paar maand geleden nog leeg, nu overvol met vluchtelingen. De tenten hadden de opdruk van het UNHCR, er waren vrachtwagens van het UNHCR en enorm veel agressieve wachters. Daar zaten duizenden ‘gerepatrieerde’ Rwandese vluchtelingen en vluchtelingen die aan de gevechten in Kivu (Congo) waren ontsnapt. Ik stelde zo vast dat in Oeganda, Rwanda en Congo de bevolking van dit deel van Afrika weer eens de baan op is.
Rwanda, de volgens Pruisische stijl militaristische vazalstaat van het Westen, is in een afgrijselijke toestand – wolkenkrabbers en nette straten in het centrum van de hoofdstad en absolute ellende weg van de hoofdwegen op het platteland, met minder dan 10 procent van de bevolking die toegang heeft tot elektriciteit. Dit allemaal in scherp contrast met wat politici zoals (de gewezen Britse eerste minister) Tony Blair, een adviseur van Paul Kagame, ons willen doen geloven.
Onrust, onderdrukking en angst overheerst dit land. Granaten gingen af, Victoire Ingabire, de voornaamste oppositieleidster zat in de gevangenis. Kagame begon meer en meer te handelen als een massamoordenaar, die wanhopig elke vorm van oppositie in de kiem smoort, zelfs tegen zijn voormalige kompanen.
Nogmaals Paul Kagame, favoriet van het Westen
“Kagame gelooft dat het OK is om eender wie te doden die hij niet graag heeft. Hij doodt Hutu’s, hij doodt Tutsi’s en dan zijn er al die misdaden die zich maar ophopen. Hij lijkt het zich niet aan te trekken. Ik denk dat hij een punt heeft bereikt waarvan terugkeer onmogelijk is”, zo legt Theogene Rudesingwa uit in de film. Hij is de voormalige opperbevelhebber van het RPF en Rwandees ambassadeur in de VS van 1995 tot 1999. Ooit was hij één van de nauwste medewerkers van Kagame.
Een ander lid van wat hier bekend is als de ‘Bende van Vier’ in de hiërarchie van het RPF, Gerald Gashima, de voormalige procureur-generaal van 1999 tot 2003, spreekt in de film over verdwijningen en standrechtelijke executies. Hij beweert dat Kagame nu ‘boven de wet’ staat. “In Rwanda is hij de wet …”
De beschuldigingen stapelen zich op, maar er wil maar geen vastberaden druk komen uit het Westen om vrije verkiezingen te eisen. Het RPF blijft verkiezingen ‘winnen’ door leden van de oppositie te liquideren of te intimideren. Laat staan dat ze zouden eisen dat de genocide in Congo moet stoppen.
Drie jaar werk voor ‘Rwandan Gambit’
Ik heb er drie jaar over gedaan om de film ‘Rwandan Gambit’ te draaien. (Een ‘gambit’ is een strategische zet, bijvoorbeeld op een schaakbord). Daar heb ik meermaals mijn leven voor geriskeerd, door het land gereden en gefilmd ondanks duidelijke verbodsbepalingen.
Ik heb met honderden mensen gesproken op vijf continenten. Mijn uitgever en ik konden nauwelijks op enige financiële steun rekenen. De film werd een monster, vooral een financieel monster. Hij heeft me financieel, emotioneel en intellectueel uitgeput.
Wij hebben getracht de wortels van de ergste genocide sinds de Tweede Wereldoorlog bloot te leggen, om het aan het publiek kenbaar te maken in heel de wereld, een publiek dat nauwelijks een idee heeft over wat er in de regio van de Grote Meren gebeurt.
We voelden ook de druk om de film zo snel als mogelijk te beëindigen. “Zes miljoen mensen”, schreeuwde de Congolese presidentskandidaat Ben Kalala in onze camera, “Zes miljoen onschuldige mannen, vrouwen en kinderen. Waar wacht de wereld op?”
Sommigen stellen dat het cijfer tien miljoen is. Je kan je bij zo een aantal niets voorstellen. Ik heb Chili gevolgd en de gruwel van het Pinochet-tijdperk. Daar kwamen 3 à 4 duizend mensen om. In Indonesië zijn tijdens de door de VS gesponsorde militaire coup in 1965 tussen 800.000 en 3 miljoen mensen verdwenen. De genocide van de Grote Meren was echter de ergste en de meest complexe die ik ooit heb gevolgd.
Om dit conflict te begrijpen, moest je teruggaan naar het koloniale tijdperk, daarna naar de Koude Oorlog. Je moest de praktijken van het IMF herbekijken en de directe steun van het Westen aan potentieel moorddadige, maar loyale regimes. Je moest daarvoor de omstandigheden van de moord op Lumumba bestuderen om te begrijpen hoe, enkele tientallen jaren later, Paul Kagame aan de macht werd gebracht.
Nu is de film af. De slachtpartijen in Congo gaan echter door. Ik hoop alleen dat ons werk van drie jaar tot een reactie kan leiden die de genocide kan helpen stoppen.
André Vltchek
Andre Vltchek is schrijver, filmmaker en onderzoeksjournalist. Hij versloeg oorlogen en conflicten in talloze landen. Hij is auteur van het boek ‘Oceania’ over westers imperialisme in de Stille Oceaan. Van hem verscheen in augustus 2012 ook ‘Indonesia – The Archipelago of Fear’ over het marktfundamentalisme in het tijdperk na de dictatuur van Soeharto. Je kan hem bereiken op zijn website.
‘Rwandan Gambit’ wordt binnen afzienbare tijd uitgebracht. DeWereldMorgen.be laat weten wanneer.
(Vertaling uit het Engels door Lode Vanoost)