De 11 juli-speech van N-VA-voorzitter Bart De Wever in de Vlaamse club 'De Warande' in Brussel.
Nieuws, Politiek, België, Ico Maly, Kif Kif, Bart de wever, N-VA, Analyse, Discoursanalyse, Verkiezingen 2012, Dossier N-VA -

De 11 juli-speech van De Wever als ‘redder des vaderlands’

Op 9 juli 2012 is De Wever te gast bij de Vlaamse club 'De Warande' in Brussel. Voor deze club van invloedrijke Vlaamsgezinde zakenmensen en politici geeft hij er zijn 11 juli-speech. Ico Maly analyseert deze speech als onderdeel van de verkiezingscampagne van N-VA.

donderdag 13 september 2012 12:00
Spread the love

Om zichzelf te verkopen als de noodzakelijke motor van verandering, moet de kiezer overtuigd geraken van het idee dat alles in Vlaanderen, en dus ook in hun stad, vierkant draait en dat er bijgevolg nood is aan krachtdadige verandering.

Op 9 juli 2012 is De Wever te gast bij de Vlaamse club ‘De Warande’ in Brussel. Voor deze club van invloedrijke Vlaamsgezinde zakenmensen en politici geeft hij er zijn 11 juli-speech; een speech die niet alleen op de website van N-VA te vinden is, maar meteen ook nieuws wordt.

De VRT is aanwezig om het evenement te filmen. De Standaard publiceert de speech zelfs integraal en vertaalt de boodschap in haar berichtgeving onder de sprekende kop: ‘De Wever scherp voor Vlaamse regering’. In de uren en dagen daarna besteden alle Vlaamse media uitgebreid aandacht aan deze aanval op de Vlaamse regering, waar N-VA nota bene zelf deel van uitmaakt.

De Tijd, Radio 1 en De Morgen: allemaal berichten over de droog afgelezen speech van De Wever. Voordat De Wever laat weten dat al die journalisten zijn kritiek fout begrepen hebben en hij dus niet de Vlaamse regering viseert, heeft de politieke communicatie van De Wever de media gedomineerd en is de nood aan verandering duidelijk gemaakt aan de kiezer.

We analyseren deze speech van De Wever als een politieke daad, als strategische én performatieve politieke communicatie in het kader van de lopende verkiezingscampagne van de partij. We zoomen eerst in op de staging van de speech, op de wijze waarop de speech getoond wordt, waar die speech plaats vindt, welke sprekers en toehoorders er zijn, welke vorm de speech heeft. Vervolgens analyseren we de inhoud van de speech.

De staging van de speech

De setting waar De Wever zijn speech houdt, de Warande, is niet los te koppelen van de speech zelf. Integendeel: ze is veel betekenend. Ze vertaalt zich niet alleen in de onderwerpen die de voorzitter van N-VA aanhaalt; ze is ook bepalend in de betekenis die toegekend wordt aan het gezegde.

De Wever richt zich in eerste instantie tot de leden van deze club, de Vlaamsgezinde elite. De Warande, volgens de website ‘Vlaanderens venster in Brussel’, is volgens de statuten een ledenclub “van de gemeenschap van Vlamingen, die te Brussel of daarbuiten verantwoordelijkheid dragen in het bedrijfsleven, de politiek, de administratie, de academische, de wetenschappelijke en de culturele wereld of andere belangrijke maatschappelijke groepen”. (1)

Deze club bestaat bovendien niet alleen uit invloedrijke personen op invloedrijke posities, ook heel veel invloedrijke bedrijven in Vlaanderen zijn er lid van (KBC, Bekaert, SD Worx, Telenet, …). De club heeft bovendien duidelijke Vlaamse doelstellingen: “zij beoogt een forum te bieden voor de stimulering en de behartiging van de belangen van het Vlaamse bedrijfsleven”.

De club wil dit doen door “een band te creëren tussen het Vlaamse bedrijfsleven en de verantwoordelijke van alle andere groepen uit het maatschappelijk leven in Vlaanderen”. (2)

De Vlaamse sympathieën van deze club zijn al langer duidelijk. Vanuit het perspectief van N-VA is deze setting dus interessant omdat ze er een dankbaar en vooral een invloedrijk kiespubliek mee bereikt; en het statige imago van die club straalt ook af op De Wever zelf en zijn politiek programma.

De Wever geeft zijn speech hier niet alleen om stemmen te ronselen, maar vooral om steun voor zijn politiek project te verkrijgen: om deze invloedrijke personen te overtuigen van zijn gelijk en dat hij en zijn N-VA hun belangen het best zullen dienen. We zien hier de ‘De Wever’ van de verkiezingsborden aan het werk. Haren netjes opzij gekamd, das en pak aan en voor de gelegenheid in de eliteclub, zelfs ook met een witte onderjas. De Wever ziet eruit als een English gentleman, als iemand met politiek gewicht.

Deze styling is absoluut geen toeval. Het is een beeld van zichzelf dat hij bewust projecteert, niet alleen op ‘De Warande-leden’, maar op heel Vlaanderen. Want ondanks het feit dat de pers normaal niet welkom is in de club, heeft ‘De Warande’ voor één keer een uitzondering gemaakt.

Dat is wederom geen toeval, maar een gevolg van het belang van deze speech in de politieke verkiezingsstrijd van N-VA. We hoeven dan ook niet verbaasd te zijn als we de volgende duiding lezen op de site van De Warande over die uitzonderlijke toelating die gegeven wordt aan de VRT om de speech te filmen: “zijn partij had, op eigen initiatief, vooraf de toespraak verspreid onder een aantal kranten en had audio-visuele media uitgenodigd. ‘De Warande’ besloot daarop alleen het VRT-journaal toe te laten en uitsluitend om de toespraak te filmen”. (3)

De Wever wil van deze speech dus heel duidelijk een media-event maken. Niets wordt aan het toeval overgelaten. Alles is tot in de puntjes geregisseerd. Niet alleen moest iedereen zijn boodschap horen, de kiezers moesten ook het belang van deze speech gecommuniceerd krijgen.

Kijken we naar zijn performance, dan zien we een droge, zelfs een stijve De Wever. De man die wordt geroemd om zijn retorisch talent, zien we hier niet. De Wever leest letterlijk zijn uitgeschreven speech voor en ook de intonatie en de klemtonen die hij in de speech legt, zijn vlak en weinig begeesterend.

Hij communiceert met de vorm in wezen droogheid, zakelijkheid en gedegenheid, meer zelfs: saaiheid. Duidelijk wordt nogmaals hoe belangrijk De Wever het acht om exact te vertellen wat op zijn papier stond: fouten maken was geen optie.

De staat van Vlaanderen

Nu bekijken we de inhoud van zijn speech. De Wever maakt er de staat van Vlaanderen in op. Zijn conclusie is expliciet: Vlaanderen doet het slecht. Hij laat hierover aan duidelijkheid niets te wensen over. We lijsten hier de voornaamste kritieken op.

“Ik ben de eerste om toe te geven dat het Vlaamse beleid er niet steeds in slaagt om in de praktijk te brengen, waar de meerderheid van de bevolking en ondernemers terecht om vragen. In Vlaanderen hebben we een haperende politieke besluitvorming en een gebrek aan een consequente uitvoering van wat beslist is. Ook Vlaanderen is in dat bedje ziek (te veel bestuurslagen, te groot en log overheidsapparaat; IM).”

“De regeldrift die daaruit voortvloeit, levert een complex web van elkaar overlappende voorschriftjes en vergunningen op en vormt een rem op de ondernemerslust van de Vlaming. […] We moeten erkennen dat de Vlaamse burger en ondernemer gebukt gaat onder een breed amalgaam van regels waar niemand door de bomen het bos nog ziet.” […]

“Ooit was Vlaanderen een Europese topregio, met een hoge arbeidsproductiviteit, een substantieel marktaandeel in de wereldhandel en een concurrentievermogen dat conjunctuurbestendig was. Vandaag zijn wij hoogstens een middenmoter die in een dalende lijn zit. Onze handelsbalans duikt diep in het rood, het ondernemersklimaat brokkelt af en de investeringen lopen terug. […] Ik kan op de vooravond van onze feestdag niet anders dan concluderen dat we er niet goed voorstaan. De uitdagingen, zowel sociaal-economisch, institutioneel als Europees, zijn enorm.” (4)

De Wever is uiterst expliciet. Niet alleen België, maar ook Vlaanderen is niet goed bezig; we staan er zelfs heel slecht voor. De Wever noemt de Vlaamse regering en het beleid niet bij naam, maar door zo’n felle kritiek op Vlaanderen te richten, bekritiseert hij uiteraard ook de Vlaamse regering en dus impliciet zichzelf en zijn collega’s uit de meerderheid.

Hoewel hij bijvoorbeeld minister Pascal Smet (SP.A) niet expliciet noemt, is het onmiskenbaar dat hij met zijn stellingen over onderwijs verwijst naar de snoeiharde kritiek die hij enkele weken daarvoor gaf op diens onderwijsplannen. Kortom, De Wever creëert een perspectief op België en Vlaanderen in het bijzonder, als een natie aan de rand van de afgrond: niets doen is geen optie meer. Zo creëert hij de behoefte aan verandering, een radicale verandering.

Wat moeten we doen volgens De Wever? “We moeten realistisch zijn en oog hebben voor onze beperkingen, maar ook ambitieus en met vertrouwen in ons eigen kunnen”. Het loont de moeite om nu eens te kijken naar wat De Wever begrijpt onder ‘realistisch’ zijn. We lijsten opnieuw zijn belangrijkste punten op.

1. We moeten inzien dat alle succes dat ons land vandaag boekt, een succes is, ondanks België. De groei die we kennen “realiseren we doordat onze Vlaamse wagon vasthangt aan de Duitse locomotief”.

2. De groei (0,6 procent) is echter te weinig om jobcreatie in de privésector op gang te trekken; daarom moeten we doen zoals Duitsland.

3. We hebben een ‘loonhandicap’; de ‘loonkost’ moet omlaag door minder geld naar de staat te laten vloeien. Dat is een sociale maatregel, want “vooral wie zwak staat op de arbeidsmarkt is er slachtoffer van, omdat er door de hoge lasten te weinig jobs worden gecreëerd”.

4. Niet alleen de lonen zijn te hoog, ook de werkloosheidsuitkeringen zijn dat. Bovendien levert werken voor de meeste langdurig- en laaggeschoolde werklozen, nauwelijks meer op dan werkloos blijven. Op die manier houdt ons systeem kwetsbare werklozen gevangen in een structurele uitkeringsafhankelijkheid.

5. Ook de loonindexering wordt gezien als een groot probleem; een structurele bedreiging voor de concurrentiepositie van een erg open economie als de onze.

6. De lasten op arbeid moeten verschuiven naar indirecte belastingen zoals de BTW. Het verwijt dat dit de gepensioneerden zou treffen, is wel het goedkoopste argument dat er is. Zijn we dan de enigen die beseffen dat de pensioenkas binnenkort leeg zal zijn als we er niet in slagen meer mensen aan het werk te krijgen?

7. De ziektebeheersing is onbetaalbaar geworden en moet worden aangepakt, net zoals er bespaard moet worden op de RVA-uitkeringen en de uitgaven van de sociale zekerheid.

8. We moeten daarom gaan naar een slanke maar efficiënte overheid die een ondernemingsvriendelijk klimaat en rechtszekerheid creëert. De regelgeving moet eenduidig en simpel zijn, op maat van de ondernemers.

9. We moeten een beleid hebben dat de Vlamingen uitdaagt, uitdaagt om ambitie te tonen, om lef te hebben, om te durven innoveren.

Die realistische blik van De Wever blijkt in feite een zeer ideologische, neoliberale blik te zijn. Realisme op economisch vlak betekent voor De Wever de gekende neoliberale concepten: het ontvetten van de overheid door te knippen in de sociale zekerheid, door te besparen in de ziekteverzekering, door de werkloosheidsuitkeringen te beperken in de tijd en ze sneller te doen dalen, door de automatische indexering van de lonen te stoppen.

Traditie is overduidelijk het neoliberalisme van Hayek en Friedman

De intertekstuele traditie waarbinnen De Wever spreekt, is hier overduidelijk het neoliberalisme van Hayek en Friedman. Ook deze apostelen van het neoliberalisme houden pleidooi voor een magere overheid die enkel tot taak heeft om de concurrentie te organiseren, niet om gelijkheid en vrijheid te realiseren in de samenleving. De positie van waaruit De Wever spreekt, wordt bovendien duidelijk in zijn gebruik van termen als loonlast en loonhandicap. (5)

Immers, weinig arbeiders en bedienden hebben last van hun loon in de zin waar De Wever over spreekt. De Wever spreekt onmiskenbaar vanuit het perspectief van de werkgever. Ook de loonhandicap: die gaat niet over te lage lonen voor de werkende mens, maar over de te hoge lonen die de ideale concurrentiepositie van de werkgever in de weg staan. De Wever ziet ons minimumloon ook als een reden voor een slabakkende economie en te beperkte jobcreatie.

De Wever pleit onomwonden om het voorbeeld van ‘de Duitse locomotief te volgen’: een beleid dat, zoals we ondertussen weten, zorgt voor honderdduizenden zogenaamde mini-jobs die een hele grote groep werkende armen creëren.

De Wever pleit hier dus voor een groeiende bestaansonzekerheid van de werkende mensen. Bedrijven moeten flexibel kunnen aanwerven tegen lage lonen en ontslaan tegen lage ontslagvergoedingen. De gevolgen van een dergelijk neoliberaal beleid zijn goed gedocumenteerd.

In eigen land tonen, onder anderen Verhaeghe (6) en Blommaert, Mutsaerts en Siebers (7) de kwalijke gevolgen van dit neoliberaal beleid voor de mensen, haarfijn aan. Standing wijst er op dat een dergelijk beleid een nieuwe klasse creëert: het precariaat, (8) een wereldwijde klasse van mensen die geen zekerheid meer hebben, die in een precaire situatie leven zonder veel uitzicht op beterschap; een grote groep mensen die geen steun krijgt van het traditionele middenveld, maar ook niet van de staat en dus op zichzelf aangewezen is om te overleven.

Deze klasse-in-wording is een kind van de neoliberale politiek van deregulering en reregulering die er op gericht is om de sociale en collectieve belangen te omzeilen “omdat ze in de weg staan van de concurrentie”. De combinatie tussen de neoliberalisering en de homogeniseringspolitiek heeft verstrekkende gevolgen: beide ideologieën produceren ongelijkheid en uitsluiting en bovendien versterken die elkaar. (9)

Migranten en etnische culturele minderheden hebben dus een grote kans om deel uit te maken van het precariaat, maar ze zijn lang niet de enigen. Iedereen wordt door de neoliberalisering verantwoordelijk gemaakt voor de eigen integratie in de samenleving: slaag je niet, dan is het je eigen fout. Dan moet je jezelf bijscholen, flexibeler zijn, bereid zijn weer onderaan te beginnen, harder proberen.

De Wever staat voor een neoliberaal beleid dat ten dienste staat van de bedrijven en uiterst nefast is voor de werkende mensen. Zij verliezen alle zekerheid

Die onzekerheid wordt nog groter als De Wever zijn programma realiseert rond de welvaartstaat. Hier is de intertekstuele verbondenheid tussen het discours van De Wever en dat van Theodore Dalrymple expliciet.

De Wever herhaalt zijn visie op de welvaartstaat nagenoeg letterlijk. Die welvaartstaat voorziet volgens hen in onvrijheid, doordat ze de armen helpt met werkloosheidsuitkeringen, met het voorzien van huisvesting en sociale solidariteit. De werkloosheidssteun wordt door De Wever in zijn 11 juli-speech neergezet als een gevangenis die de werklozen vasthoudt door ze afhankelijk te maken van uitkeringen.

De Wever valt, net zoals Dalrymple, de welvaartstaat aan. Ook deze visie vertrekt vanuit een neoliberaal perspectief. Hoewel een oppervlakkige lezing anders zou doen vermoeden, schaart De Wever zich hier niet aan de zijde van de werklozen. In het alternatief van De Wever is die werkloosheidsvergoeding immers niet alleen beperkt in de tijd, ze is ook te hoog en moet systematisch dalen.

Kortom, als de werkloze er niet binnen de kortste keren in slaagt om werk te vinden, dan lonkt de dakloosheid en de schuldenberg. Dergelijk discours wordt verpakt in vrijheid en verantwoordelijkheid, de kernwoorden van N-VA: je bent vrij van staatssteun; als het slecht gaat, dan ben je verantwoordelijk voor je eigen lot. Het is naar dat ‘lot’ dat De Wever verwijst als hij spreekt over responsabilisering. Enkel zo is er volgens De Wever sprake van een gezond economisch weefsel.

In naam van het economisch weefsel worden de rechten die we nodig hebben om onze plichten te vervullen, uitgehold. Voor de werklozen betekent de uitkering immers het verschil tussen dakloos zijn of nog enigszins geïntegreerd zijn in de samenleving. Men heeft in België namelijk een adres nodig om te solliciteren.

Ongelimiteerde vrijheid voor ondernemers

De woorden van De Wever lijken positief voor de zwakkeren, maar in feite bepleiten ze een ongelimiteerde vrijheid van de ondernemers, voor het primaat van de bedrijven en de natie. De miserie van de werklozen is voor hem een noodzaak voor een gezonde economie.

Zo niet, dan blijven ze in ‘hun hangmat hangen’ en komen ze in die gevangenis van de werkloosheid terecht, een gevangenis die het electorale reservoir vormt van partijen die het status quo bewaken. Pogingen tot hervorming botsen hier dan ook steevast op ideologische veto’s.

Dat is de betekenis van ‘realistisch zijn’ in het discours van De Wever. Iedereen die iets anders voorschotelt dan de neoliberale recepten van de N-VA, is volgens De Wever verblind door ideologie of wil anderen met zijn ideologie verblinden. Enkel het N-VA-perspectief, dat je kan samenvatten als nationalistisch neoliberalisme of neoliberaal nationalisme, is dan realistisch.

De andere standpunten zijn louter ideologisch en dat is onvermijdelijk ‘a recipe for disaster.’ Die politici liegen iets voor en brengen het land naar de afgrond. Dat is het ware onderliggende probleem volgens De Wever: de Belgische elite; de macht is voor hem het toonbeeld van deze ideologische en dus leugenachtige politiek. Zij brengen een ‘goed-nieuws-show’ en beduvelen de mensen, aldus De Wever.

Die Belgische elite en de ‘linkse kerk’ maken ons wijs dat België het, gezien de gegeven omstandigheden, vrij goed doet en weer bij de beste landen van Europa hoort. Zij maken ons wijs dat we sociaal kunnen zijn, dat we de pensioenen kunnen blijven betalen.

De Wever ziet een heel andere realiteit: een realiteit waar het beleid zowel Vlaanderen als België naar de afgrond voert:  “Ons land geraakt Europees geïsoleerd en dreigt economisch kopje onder te gaan, terwijl de oplossingen voor de hand liggen.”

De nood aan verandering en de ‘redder des vaderlands’

Heel de speech lang creëert De Wever ‘de nood aan verandering’ door een karikatuur te maken van België, van Vlaanderen en van de politiek en die karikatuur vervolgens af te kraken. De socialisten verzieken hier de boel met hun ideologische en opportunistische politiek: zelfs Europees president Herman Van Rompuy (CD&V) werd slachtoffer van die ideologische razernij.

Toen hij zijn masterplan naar een echte economische en monetaire unie voorstelde, kreeg hij van minister Paul Magnette (PS) de mededeling te verwerken dat het plan onevenwichtig, te rechts, betuttelend en niet-democratisch is. Mijn excuses, zo voegt De Wever er nog aan toe, maar op die manier wordt elk debat onmogelijk.

Dat de uitspraken van Magnette net deel uitmaken van het democratisch debat, lijkt De Wever niet te (willen) begrijpen. Iedereen die kritiek uit op wat De Wever als realistisch ziet, maakt het debat voor hem onmogelijk. Het zegt iets over zijn eigen democratische opvattingen.

Hoewel de situatie zeer ernstig is voor N-VA, is het niet hopeloos; er kan iets aan worden veranderd, maar het is nu of nooit. Er is één partij, meer nog één persoon, die het niet alleen beseft, maar het ook kan: De Wever en zijn N-VA. Zij zijn realistisch genoeg om te beseffen dat Vlaanderen wordt gegijzeld door die socialistische Belgische ideologie. Zij begrijpen dat België tot op de draad versleten is en ook deze radicale ideologische ‘analyse’ wordt genormaliseerd als een feitelijke beschrijving van de realiteit.

Hiervoor hanteert De Wever een klassieke retorische truc uit zijn repertoire: de autoriteit van andere, gematigde stemmen, inschakelen. In zijn 11 juli-speech gebruikt hij Frank Vandenbroucke (SP.A), Johan Vande Lanotte (SP.A) en Yves Leterme (CD&V) om zijn radicale communautaire agenda te slijten als feitelijk.

Hij gebruikt Joost Zwagerman, waarbij hij expliciet vermeldt dat hij een Nederlandse PvdA-signatuur heeft (lees: hij is links), om de onderwijsplannen van SP.A-minister Smet af te branden. Om zijn economische standpunten te normaliseren, suggereert hij dezelfde lijn te delen als Herman Van Rompuy, de OESO, Duitsland en de hele Europese Unie.

In deze speech zien we dus hoe De Wever een vernietigend perspectief neerzet op de politieke en sociaal-economische situatie in België en Vlaanderen. Hij doet dat aan de hand van een neoliberale en nationalistische ideologie die hij normaliseert door ze voor te stellen als die van Europa en de wereld.

Dat ‘realisme’ is in wezen een weinig verholen aanval op de welvaartstaat, maar De Wever voert die aanval wel uit in naam van de zwakken in de samenleving, werklozen en gepensioneerden. En net zij zullen De Wevers, als noodzakelijk voorgestelde maatregelen, het eerst voelen; maar het gaat breder: de recepten die De Wever hier voorstelt, creëren juist meer onzekerheid, ze doen het precariaat groeien.

De Wever zet zichzelf en zijn neoliberale en radicaal Vlaams-nationalistische recepten neer als uitingen van zuiver realisme, dit in tegenstelling tot ‘de linkse, socialistische en Belgische elite’, die louter ideologisch bezig is en zo het land naar de afgrond duwt en Vlaanderen zo meesleurt in ‘het economisch moeras’.

Om zichzelf te verkopen als de noodzakelijke motor van verandering, moet de kiezer overtuigd geraken van het idee dat alles in Vlaanderen, en dus ook in hun stad, vierkant draait en dat er bijgevolg nood is aan krachtdadige verandering.

De boodschap van N-VA is duidelijk: als de Vlamingen verandering willen, dan moeten ze N-VA stemmen en dan zal De Wever het oplossen. Dat is de constante communicatie van N-VA. Deze boodschap wordt dag in dag uit, in de meest uiteenlopende vormen gecommuniceerd. De Wever en niemand anders is de redder van het Vlaamse vaderland.

Ico Maly

Ico Maly is coördinator van Kif Kif. Onder zijn redactie verscheen eerder ‘Cultu(u)rENpolitiek’, dat in 2008 De Groene Waterman Publieksprijs won. Hij schreef ook ‘De beschavingsmachine’ (EPO, 2009). In het najaar verschijnt zijn nieuwste boek. ‘N-VA. Analyse van een politieke ideologie’ (EPO, 2012) is zijn doctoraat (Universiteit Tilburg).

Bronnen

(1) http://www.dewarande.be/articles/52/2.4/documents/Statuten_De_Warande_vzw/Statuten%20De%20Warande%20vzw.pdf

(2) http://www.dewarande.be/articles/52/2.4/documents/Statuten_De_Warande_vz…

(3) http://www.dewarande.be/showarticle.aspx?l=NL&iSectionID=1&iSub=133

(4) 11 juli speech van De Wever: http://www.n-va.be/toespraken/11-julitoespraak-voor-de-warande

(5) Zie Blommaert, J. (2011). De heruitvinding van de samenleving. Berchem: EPO.

(6) Verhaeghe, P. (2012). De neoliberale waanzin. Flexibel, efficiënt en … gestoord. Brussel: VUBPress.

(7) Blommaert, J., Mutsaers, P. en Siebers, H. (2012). De 360°-werknemer · De nieuwe arbeidscultuur en de eindeloze concurrentie. Berchem: EPO.

(8) Standing, G., (2011). The precariat. The new dangerous class. London: Bloomsburry.

(9) Zie o.a. Maly, I. & Blommaert, J. (2012). ‘Realisme’ als ideologie. Superdiversiteit, precariteit en de nood aan verlichting. (Te verschijnen dit najaar)

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!