Politiek correct verslag van Pukkelpop
Cultuur -

Politiek correct verslag van Pukkelpop

zaterdag 25 augustus 2012 09:29
Spread the love

Soundcheck: de ticketverkoop

Eerst de economische randvoorwaarden. In de virtuele wereld (op internet) stond een ticket voor 1 dag festival op 37 euro afgeklokt. In de realiteit – aan de kassa van de FNAC bijvoorbeeld – kwamen daar nog enkele euro – “ah, misschien een beetje administratiekosten of zo?” – bij. Als de reële economie het ook zo goed zou doen als sommige virtuele beurscijfers, we zouden al lang uit de rode cijfers zijn en terug met een relancebeleid kunnen beginnen, waarbij cultuur bijvoorbeeld terug wat meer geld zou kunnen krijgen in plaats van wat minder. 40 euro dus voor 1 concertdag. Voor die prijs kan een mens al bijna 10 keer naar de Antwerpse badboot gaan. Of 20 keer naar het overdekt zwembad van Kessel-Lo (maar daar moet je zelf bootjes van thuis meenemen om ze te water te laten). Uiteindelijk besloot ik dat enkele optredens mij toch meer marginaal nut zouden opleveren dan een reeks zwembeurten, en de prijs af te dokken. Bovendien schrijft Koen Calliauw hier al elders op deze site over de toestand van de Antwerpse zwembaden, dus we moeten het werk een beetje verdelen, ik zal over Pukkelpop schrijven.

Intro: Greg Cohen’s “Artesis Band”

Dan het serieuze verslag over de muziek, ik wil niet over alles luchtig doen. Het begon goed met het kwartet van Greg Cohen, niet te verwarren met Avishai Cohen, eveneens bassist en artiest op dit concert enkele dagen later. Greg Cohen is bassist van het Masada kwintet van John Zorn (ook al vaak op dit festival, dit jaar in een andere bezetting dan met Masada), en nam verschillende platen op met Tom Waits. Cohen concerteerde hier met jonge Belgische muzikanten Jakob Warmenbol (drums), Thomas Jillings (tenor) en Bram de Looze (piano). De composities en arrangementen waren van de verschillende groepsleden, en hoewel dit een “gelegenheidsgroep” was, klonk de set toch als een één geheel, met een eigen “persoonlijkheid”, en niet als het samenbrengen van verschillende invloeden (wat altijd een risico is bij nieuw samengestelde groepen). De verdienste daarvan lag in de eerste plaats bij Cohen zelf, die met een robuust spel de song en de andere muzikanten diende, zonder zelf te veel uit de band te springen met frivoliteiten. Een beetje de rol zoals we die kennen van Dave Holland, de bassist die in zijn groep vaak een stevige groove speelt (meestal in oneven maatsoort), waarrond de andere muzikanten zich dan kunnen uitleven en hun solo’s of de groove naar een hoger niveau stuwen. Daar houdt de vergelijking dan wel op, want de songs van Cohen’s groep waren van een totaal andere aard dan die van Holland.

De tragere, bluesy thema’s deden soms aan de vroegere Miles Davis denken, of aan de meer bezadigdere stukken van John Coltrane of Ornette Coleman (al loopt elke vergelijking altijd een beetje mank, en zal iedere luisteraar er andere zaken in horen). De arrangementen waren wel gesofisticeerder dan het klassieke “thema-solist a, solist b, solist c, thema, gedaan”, een volgorde die vaak gebruikelijk is in deze stijl (en ook goed werkt, en een grote rijkdom aan verscheidenheid kan etaleren). De muzikanten durfden integendeel de song in kortere stukjes kappen, een andere wending geven om dan op een onverwacht moment naar de ontknoping te gaan zonder dat de pudding in elkaar stuikte. Het wankel evenwicht dat soms ontstaat met songs die zweven tussen “ballad” (waarbij de melodie centraal moet staan) en “free jazz” (waarbij de muzikanten hun creativiteit de vrije loop moeten laten gaan), verviel zelden in clichés. Niet evident, want Jillings liet zich (in tegenstelling tot veel andere jonge muzikanten) zelden gelden als een “virtuoze” saxofonist, maar wel één waarbij de sound en de opbouw ervan het belangrijkste is, een warm melancholisch geluid dat ook tot ver buiten de tent aanlokkelijk klonk.

Ook drummer Warmenbol is een muzikant die sound hoog in het vaandel draagt, en een touché van oude grootmeesters als Mel Lewis, Kenny Clarke of Jimmy Cobb combineert met een eigentijds en zeer gevarieerd klankenpalet op de drums. De doseringen daarvan maken dat een drummer ook echt als arrangeur kan optreden, en niet enkel als leverancier van grooves om andere muzikanten onder stoom te brengen. Dat uit zich in ogenschijnlijk eenvoudige beslissingen zoals wanneer met brushes spelen en wanneer met mallets of gewone stokken, wanneer meer ruimte geven voor toms en wanneer voor cymbaal enz., maar is veel minder evident dan het vaak lijkt. Vergelijk het met een kok die ook maar halfweg is met een grote kruidenkennis, maar vooral moet weten in welke combinaties ze een goed recept maken.

Hoogtepunt van de set was het ironische “Dog Walk” van Cohen, waarbij de hond steeds met andere ambities en bedoelingen gaat wandelen dan het baasje, en waarbij het op den duur niet meer duidelijk is wie met wie op wandel is. De Woody Allens-achtige uitleg van Cohen over zijn compositie mocht er ook zijn. Of hoe het meest kleinburgerlijke tijdverdrijf toch een bron van spanning kan zijn, en een muzikant inspiratie oplevert om er een song over te schrijven. Eigenlijk is zoiets op het lijf geschreven van Bram de Looze, de nooit aan de leiband te houden pianist van de Belgische jazzmuziek. Ook in andere bezettingen slaagt hij er telkens in om een nummer een eigen wending te geven, en de muzikanten daar dan ook nog in mee te slepen zonder dominant over te komen. Hij geniet ook altijd zichtbaar van dat manipulatieve spel, alsof hij denkt “okee, de song gaat nu naar rechts, maar straks treuzel ik een beetje, laat ik wat aanmodderen, en dan trek ik iedereen in een andere richting (toonaard, ritme, intensiteit) mee voor ze het beseffen ;-)”. Het is op de zeldzame momenten wanneer te muziek te veel voortkabbelt of wanneer de muzikanten zich teveel inhouden uit respect voor elkaar, dat het genie van de Looze er vaak een nieuwe schwung aan geeft.

Een atypische noot van dit voor de rest voortreffelijke concert, was de presentatie van de groep als “Artesis project featuring Greg Cohen”. Artesis staat voor “Hogeschool Antwerpen”, en de muzikanten zouden daar hun stiel geleerd hebben. Dat zal vermoedelijk wel zo zijn, maar ik vermoed dat ze toch ook op andere plaatsen hun muzikale bagage hebben opgedaan, dat ze slechts een deeltje van hun metier aan Artesis te danken hebben. Thomas Jillings was na afloop van het concert in elk geval heel vereerd om dankzij het project met Greg Cohen op Jazz Middelheim te mogen spelen, maar op basis van de kwaliteit van de groep, was die verering voor mij niet nodig – al is dat uiteraard een puur persoonlijke evaluatie. En misschien is het als muzikant gewoon verstandig om niet te veel gegeven paarden in de bek te kijken. En is een jazz- of ander festival samenstellen altijd een pragmatische evenwichtsoefening waarbij kwaliteit, traditie en betaalbaarheid in harmonie met elkaar kunnen komen, en moeten we daar ook niet te veel spijkers op laag water gaan zoeken. Misschien heeft Artesis gewoon een deel van haar overheidssubsidies aan Pukkelpop doorgesluist, in ruil voor wat promotie, en dan wat jonge muzikanten gezocht die maar al te tevreden zouden zijn om Pukkelpop op hun CV te kunnen zetten zonder daarvoor veel bijkomende financiële eisen te stellen…

Thema: Florizoone’s Basterds

Accordeonist Tuur Florizoone, gekend van ondermeer de soundtrack van Aanrijding in Moskou, kwam in een uitgebreide bezetting naar Pukkelpop, onder de naam “Mixtuur”. Er zijn zowiezo al niet veel accordeonisten in de jazzmuziek, omdat de klankkleur van het instrument zich meer leent tot folk, wals musette, manouche etc. Florizoone trekt zich daar allemaal niet veel van aan, en kwam hier met een wervelend Belgisch-Afrikaans orkest: blazers, veel percussie, verschillende zangeressen waarbij de overdonderende Tutu Puoane, Zuid-Afrikaanse jazzmuzikante die in België met ondermeer Nic Thys CD’s opneemt. Florizoone’s werk was een ode aan de Belgisch-Congolese bastaardkinderen, muziek die hij in 2011 componeerde bij het boek van Sibo Kanobana en Katlijn Ghekiere.

Vijftig jaar Vlaamse onafhankelijkheid, ik bedoel Congolese onafhankelijkheid, de moord op Patrice Lumumba en het aandeel van het Belgische establishment hierin, de grote staking van 60-61 tegen Gaston Eyskens’ Eenheidswet die misschien ook verband hield met het feit dat het Belgisch grootkapitaal haar kolonie ging verliezen en daardoor op een ander terrein haar winst uit de werkende bevolking moest zien te trekken, … dat zijn beschouwingen die misschien een beetje te ver gaan en waar muziekliefhebbers niet noodzakelijk op zitten te wachten wanneer ze een verslag lezen. In elk geval smaakte de combinatie van de melancholische thema’s met de opzwepende ritmes, met veel “call and response”, uitstekend. De ervaring van Chris Joris zal er wel voor iets tussen gezeten hebben, de Mechelse percussionist die al verschillende platen met (West-)Afrikaanse muzikanten opnam, en in plaats van 2 stenen kan laten ruziemaken, ze kan doen dansen. Als Florizoone met zijn groep een sfeer wilde creëren waarin bastaardkinderen die met elk been in een andere cultuur staan kunnen thuiskomen, dan is hij daar schitterend in geslaagd.

Bridge: Zarah Mc Farlane Quintet

Iets totaal anders met Zara McFarlane. Een jong Brits-Jamaicaans quintet rond de zangeres, waar vooral de saxofonist opviel als uitmuntende solist. Niet bij elke song was het groepsgeluid coherent, een goede test vind ik meestal hoe de muziek van ver buiten de tent klinkt. Waar dat bij Artesis Band (“hm, die zijn precies cool aan het spelen”) en Mixtuur (“wow”), zeer uitnodigend klonk, was de sound van McFarlane vaak veel rommeliger, en moest je al van veel dichterbij komen luisteren om de finesses van de arrangementen te kunnen appreciëren. Niet dat de muzikanten zomaar hun eigen ding deden of nonchalant speelden, maar ik hoorde er soms verschillende invloeden in die niet allemaal op het juiste moment samenkwamen.

Één van de beklijvendste en best opgebouwde arrangementen was de song over de liefdesrivale, die ze met haar ex-vriendje in het shopping center tegenkomt. “I could see that her moves were more sensual than mine, her touch was more gentle than mine… but her style was much cheaper and her love was not deeper than mine”. Zeemzoeterig, maar op het gebied van vrouwelijke waarden en rollenpatronen in ere herstellen komt het toch nog niet in de buurt van Diana Krall, die op al haar concerten “The Girl from Ipanema” zonder enige scrupule verandert in “The Boy from Ipanema”. (en dat voor de vrouw van Elvis Costello). Maar op een moment dat het voltallige publiek begon te denken dat de nieuwe generatie jazzmuzikanten compleet verloren was voor de klassenstrijd of voor politieke emancipatie, zette d groep iedereen op het verkeerde been met een mooie versie van “Police and Thieves”, als verwijzing naar 50 jaar Jamaicaanse onafhankelijkheid. “Fighting the Nation with their … guns and ammeneetion”. Ook een bastaard, Zarah McFarlane.

Slotakkoord: Paolo Conte

Paolo Conte mocht afsluiten, Italiaanse grootmeester in zijn stijl, maar deze keer voelde ik mij de bastaard als luisteraar. Weer een compleet ander verhaal, Italiaanse volksmuziek met invloeden van Opera, met de muziek in een totaal andere rol dan bij de andere groepen. Maar wie te weinig vertrouwd is met de Italiaanse cultuur en taal, voelt het aan alsof je een deel mist, (zoals naar een film zonder ondertitels kijken). Conte’s muziek past ook niet helemaal in de traditie waarbij Italiaanse migranten de Belgische jazz over verschillende generaties onmiskenbaar hebben. Bruno Castelluci (g), Paolo Radoni (g), Eric Legnini (p), Michel Bisceglia (p), Augusto Pirodda (p), Fabian Fiorini (p), Fabrizio Cassol (s), Giovanni Barcella (d) en verschillende andere Italiaans-Belgische muzikanten hebben allemaal op één of andere manier hun stempel gedrukt met een lyrische of avontuurlijke kijk op de muziek, maar bleven allemaal op één of andere manier toch schatplichtig aan de bebop.

En bebop is nu alles wat Conte’s muziek niet is. De muziek staat bijna letterlijk als decor, ten dienste van het verhaal dat hij vertelt (terwijl de eigenheid van bebop juist is dat er verschillende verhalen door elkaar verweven worden). De ritmes worden aangegeven door contrabas, drie klassieke gitaristen die vooral strumming doen, en drums die van begin tot einde in hetzelfde ritme blijven. De solo’s zijn weggelegd voor de strijkers, maar dienen ook meer om Conte’s verhaal te laten bezinken, dan om er een extra schwung aan te geven.

Bisnummers van the Italian Connection

Gentenaar Bart Maris mocht nog een orgelpunt plaatsen op deze concertdag, op de afterparty-jamsessie, en met de Italiaanse muzikanten Fabian Fiorini (p) en Giovanni Barcella (d) en bassist Waso de Cauter, ook telg van een clan muzikanten, een lik suggereren met het optreden van Conte. Maris “van alle markten thuis” noemen (Moker, Flat Earth Society, Jaune Toujours, Think of One, …), zou hem te veel onrecht aandoen, want dat zou suggereren dat hij zich kan en wil plooien naar elk soort muziekstijl of groep, en dat is nu juist een instelling waarmee hij niet (graag) musiceert. Hij creëert liever telkens zelf de ruimte, en besteed zeker even veel tijd in zijn “carrière” als muzikant aan jamsessies dan aan het spelen van vooraf bepaalde composities of arrangementen, vanuit de filosofie dat vernieuwing in de jazz niet kan blijven leven zonder de traditie van de vrije improvisatie te onderhouden. Een traditie waarbij Maris graag knipoogt naar iconen als Archie Shepp en Dave Douglas, maar ook niet te beschaamd is om à la Miles Davis zijn kwintet te “leiden” als nu eens een combinatie van duo’s (6 mogelijkheden), trio’s (4), één band, of vier verschillende solisten.

Drummer Barcella kroop hier in een opmerkelijke maar zeer geslaagde rol, meestal in een soort moeilijk te vatten halftime spelend, of een sluimerende 5/4 rond de hihat en de toms die de flow of het harmonisch ritme van de andere muzikanten vaak doorkruiste, maar door de laid-back timing het bij wijlen energieke spel van Maris, Fiorini en de Cauter juist extra zuurstof verschafte in plaats van het te versmachten met een eveneens (te) energieke puls. Barcella is naar eigen zeggen sterk beïnvloed door Elvin Jones, drummer bij Coltrane, Wayne Shorter, the Jazz Machine ea, die de Afrikaanse traditie van de beat (met polyritmiek en call and response) radicaler dan anderen opnieuw in de verf zette, en daardoor de jazzmuziek opnieuw “ademruimte” gaf. Exact zullen we nooit weten of de vernieuwing of beter ontwikkeling van de ritmes vooral moeten toegeschreven worden aan bepaalde iconen, of eerder het gevolg zijn van een gelijkmatige evolutie, waar we dan achteraf namen en etiketten op plakken om er toch over te kunnen spreken. In elk geval is het niet evident, en voor veel muzikanten een huiveringwekkende gedachte, om stijlfiguren die in een bepaalde (politiek-economische) context ontstaan zijn, dikwijls als reactie daarop, te blijven herhalen, terwijl de context ondertussen compleet veranderd is.

Pukkelpop?

Het gaat eigenlijk over Middelheim. Maar vandaag de dag hoor je meer muziekliefhebbers (en muzikanten) die zich vragen stellen bij de opdeling van muziek in genres of vakjes, dat die de lading niet meer zouden dekken of te veel voeding geven aan puristen. Vandaar deze poging om uit te maken of een verslag van festival X dezelfde geloofwaardigheid zou hebben en inwisselbaar kan zijn met één van festival Y.

take down
the paywall
steun ons nu!