Nieuws, Politiek, België -

Agusta

Met de dood van gewezen SP-penningmeester Etienne Mangé - zondag raakte bekend dat hij overleed in de Filipijnse hoofdstad Manila - is daar ook de herinnering aan het Agustaschandaal dat nogal wat politici hun carrière kostte. Wat was die Agusta-affaire ook al weer?

donderdag 2 augustus 2012 00:42
Spread the love

Het Agusta-schandaal komt aan het licht in het zog van het gerechtelijk onderzoek naar de moord op André Cools (PS): de speurders stoten op twijfelachtige praktijken van partijfinanciering bij de PS en de SP. Vier ministers en de Belgische NAVO-secretaris-generaal moeten aftreden. Twee van hen zullen zich moeten verantwoorden voor het hof van cassatie; een gepensioneerd generaal pleegt zelfmoord.

Het ministerie van Landsverdediging sluit op 19 december 1988 een contract met de Italiaanse helikopterbouwer Agusta over de levering van zesenveertig nieuwe helikopters voor de landmacht, waarvan achtentwintig anti-tanktoestellen en achttien verkenningstoestellen. Kostprijs: zowat acht miljard frank voor de helikopters en vier miljard frank voor de bijbehorende raketten van de firma Saab. Minister van Landsverdediging is dan Guy Coëme (PS) en minister van Economische Zaken is Willy Claes (SP).

Het Agusta-contract is om meer dan één reden een ophefmakend schandaal, een schandaal dat aan het licht komt in het zog van het gerechtelijk onderzoek naar de moord op André Cools (PS): de speurders van de cel-Cools stoten op twijfelachtige praktijken van partijfinanciering bij de PS en de SP; ze vermoeden dat Agusta smeergeld heeft gebruikt om het contract vast te krijgen; vier ministers en de Belgische NAVO-secretaris-generaal moeten aftreden; twee van hen zullen zich moeten verantwoorden voor het hof van cassatie; een gepensioneerd generaal pleegt zelfmoord. Het zijn slechts de meest dramatische hoogtepunten van een ingewikkelde ‘affaire’ die de Belgische politiek zwaar teistert.

Zelfs de voorgeschiedenis van het Agusta-contract oogt dan al weinig fraai. Veel wijst er van in het begin op dat wellicht niet de meest aangewezen en voordelige koop is afgesloten. In 1983 zijn er een achttal kandidaat-leveranciers. Sikorsky, een Amerikaans bedrijf, lijkt geruime tijd ‘eerste keus’ en wil zelfs een fabriek bouwen in Oostende. Dat zint de Waalse luchtvaartindustrie en haar politieke belangenbehartigers niet, het contract raakt op de lange baan en Sikorsky laat het afweten.

In 1988 blijven slechts drie kandidaten over: de Ecureuil van het Franse Aérospatiale, de BK 117 van het Duitse Messerschmitt-Bolkow-Blohm en de A 109 van het Italiaanse Agusta. Om onduidelijke redenen raakt het Duitse toestel uitgerangeerd: het advies van de aankoopdienst van het leger houdt geen rekening met de BK 117, alhoewel de evaluatiecommissie van het leger hem ‘de beste’ had genoemd en de inspectie van Financiën ‘de enige die op lange termijn voldoening geeft’. En ook de Franse helikopter raakt op het zijspoor ondanks de duidelijke voorkeur van de landmacht zelf voor dit toestel wegens zijn lage werkingskosten, een argument waarmee Landsverdediging geen rekening houdt.

Knack-journalist Frank De Moor schrijft vlakaf dat het PS-gezinde kolonels zijn geweest die de keuze voor Agusta er hebben doorgeduwd. Daarenboven zijn ook de betalingsvoorwaarden allesbehalve interessant en is het commercieel succes van het Agusta-toestel weinig indrukwekkend. Agusta pakt wel uit met de grootste economische compensatiebestellingen en zelfs met investeringsbeloften, maar van meetaf aan bestaat er veel twijfel over het nut en vooral over de betrouwbaarheid van die beloofde compensaties en investeringen. In april 1993 zal Agusta laten weten dat er van de investeringen niet veel in huis zal komen: er komt dus geen composietfabriek in het Limburgse Lummen en geen onderhoudscentrum voor helikopters in Zaventem. En het verdeelcentrum van onderdelen in het Luikse Bierset blijft piepklein, veel kleiner dan voorgespiegeld.

En er zijn nog redenen om Agusta te wantrouwen. Het bedrijf boert slecht, zeult een forse schuldenlast mee en er verschijnen in 1988 zelfs artikels over een dreigend faillissement.

Minder publiek is op dat ogenblik de betrokkenheid bij corruptie van een bedrijf als Agusta. In de jaren negentig zullen de anticorruptie onderzoeken in Italië overduidelijk aantonen hoe de regeringspartijen een invloedssfeer uitbouwen in de staatsholdings en de bedrijven van die holdings en hoe de politici er vele tientallen miljarden frank smeergeld uit wegslepen. Agusta maakt deel uit van de holding EFIM die gecontroleerd wordt door de Italiaanse socialisten (PSI) en vooral door hun toenmalige leider en eerste minister van 1983 tot 1987, Bettino Craxi. Hij en de PSI maken ook gebruik van Zwitserse rekeningen om geld van bedrijven te innen. Op 11 februari 1993 ziet Craxi zich verplicht ontslag te nemen als PSI-voorzitter, er lopen een pak gerechtelijke onderzoeken tegen hem wegens corruptie, bedrieglijk bankroet en overtreding van de wet op de partijfinanciering. Craxi vlucht naar Tunesië waar hij nog steeds verblijft. Een rechtbank in Milaan veroordeelt hem op 29 juli 1994 bij verstek tot acht en een half jaar gevangenisstraf voor z’n betrokkenheid bij het bedrieglijke bankroet van de Banco Ambrosiano in 1982.

Agusta-baas Roberto d’Alessandro belandt begin 1993 achter de tralies wegens corruptie en afpersing. In die periode vindt men ook het lijk van Sergio Castellari, wellicht vermoord. Hij speelde een belangrijke rol in ondermeer EFIM. En ook dan, in maart 1993, verdwijnt Mauro Giallombardo spoorloos, eens de privé-secretaris van Craxi en nu door de Italiaanse justitie gezocht; hij zou zowat zes miljard frank smeergeld hebben witgewassen voor de PSI.

Giallombardo was in 1982-89 secretaris-generaal van de Europese Unie van socialistische partijen in Brussel maar zou zich volgens de Italiaanse justitie vooral om het geld van de PSI hebben bekommerd. Als doorgeefluik gebruikte hij ondermeer door hem opgerichte Luxemburgse firma’s. Giallombardo, die ook bestuurder is geweest van EFIM, zou dus meer kunnen weten of misschien zelfs verantwoordelijk zijn voor de storting van het Agusta-geld.

De hypothese is dan dat de PSI de PS heeft beïnvloed om het contract aan Agusta toe te spelen. Dat zou topman Giuseppe Cortesi van Agusta hebben toegegeven en dat is ook te lezen in een vertrouwelijke nota van Benoît Remiche, dan kabinetsmedewerker van PSC-vice-premier Melchior Wathelet: de schaduw van een ‘socialistische maffia’ zou boven dit contract hangen.

Dat er snel geruchten opduiken over smeergeld en commissies hoeft in het geval van Agusta dus zeker niet te verwonderen. Hun vertegenwoordiger of lobbyman in België is Georges Cywie, eigenaar van het Luikse bedrijf MCA-Tronix. Op 19 februari 1993 wordt Cywie opgepakt. Hij wordt beschuldigd van actieve corruptie. Een maand later komt hij voorwaardelijk vrij.

Het gerucht loopt dat Jean Dubois, ex-kolonel en rechterhand van André Cools, vijftien miljoen frank wilde van Cywie maar deze zou dat geweigerd hebben. Tijdens een huiszoeking bij Dubois treffen de speurders in elk geval een kluis aan met daarin veel geld. Dat de Coolsiens fel voor Agusta waren is geen geheim. André Cools heeft zelfs geprobeerd om Dubois in het kabinet van minister Coëme te loodsen om er voor Agusta te ijveren.

Even duidelijk is dat het in de loop van 1991 niet meer boterde tussen Cools en Agusta en dat Cools zich bedrogen voelde maar waarom is niet duidelijk. Eén hypothese is dat het geld van Agusta elders is terechtgekomen, niet bij de Luikse PS maar wel bijvoorbeeld op het hoofdkwartier van de PS in Brussel of bij andere PS-ers. Zo zijn er verklaringen en documenten die wijzen op contacten en zelfs onderhandelingen tussen Guy Mathot (PS) en Agusta. Maar Guy Mathot ontkent z’n betrokkenheid bij onderhandelingen met Agusta. En Coolsiens wijzen ook naar senator Michel Daerden (PS) als iemand die praatte met Agusta. Daerden is de nieuwe voorzitter van de Luikse PS en is een financieel deskundige.

Wie ook elke betrokkenheid ontkent bij de zaak-Agusta is de Luikse zakenman Leon Deferm, al vele jaren een zeer goede bekende van Guy Mathot. Toch schrijft Knack dat honderdvijfenzeventig miljoen frank Agusta-geld wel eens beland zou kunnen zijn in een land in Midden-Amerika waar Deferm regelmatig verblijft. Jean-Pierre Van Rossem schrijft zelfs ronduit dat dat geld op een rekening van Deferm in Costa Rica is terechtgekomen, via Lugano. Deferm reageert met een proces wegens laster en eerroof.

Wat wel vaststaat is dat Agusta voor vijfhonderdvijftig miljoen frank compensatiebestellingen had toegezegd aan de Luikse computerfirma Trident. Dat bedrijf is eigendom van Deferm – die het eind 1987 voor duizend frank had overgenomen van Unisys – en ging midden 1989 failliet; meer dan één zegt dat Trident die bestellingen niet kon leveren. Een hypothese is dat deze werkwijze Agusta verlost van ruim een half miljard toegezegde bestellingen wat wel een ruime beloning zou verdienen. Belangwekkend is verder dat André Cools meer dan eens zei door Deferm ‘gerold’ te zijn. Terwijl ook met Deferm de relaties ooit wel beter waren. Cools ontving van hem eens twee miljoen frank voor de partij.

Tot zover een aantal elementen die de onderzoekscel-Cools aan de weet komt via huiszoekingen en vele ondervragingen in België maar ook in Italië. Eind december 1993 is er blijkbaar voldoende informatie vergaard voor een spectaculair initiatief. De Luikse procureur-generaal Léon Giet vraagt op 20 december 1993 de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van de federale vice-premier Guy Coëme en de Waals minister van Binnenlandse Zaken Guy Mathot maar ook van de Waalse minister-president Guy Spitaels die eind 1988 PS-voorzitter was. Al gauw wordt van ‘de drie Guy’s’ gesproken.

Onderzoeksrechter Ancia beschuldigt Coëme ervan een vals document te hebben gebruikt, zo raakt bekend op 6 januari 1994. Er is blijkbaar ook een getuigenis van PS-er Philippe Moureaux over de betaling van Agusta-smeergeld aan de PS.

De Senaat beslist op 20 januari 1994 de onschendbaarheid van de senatoren Spitaels en Mathot gedeeltelijk op te heffen zodat Ancia hen kan ondervragen en confronteren met anderen.

Een nieuw lek naar de pers: een rapport van het Hoog Comité van Toezicht spreekt van zeven onregelmatigheden bij de aankoop van de Agusta-helikopters. De druk op vice-premier Coëme wordt te groot en hij neemt ontslag op 21 januari 1994. Diezelfde dag neemt eerst nog Guy Spitaels ontslag als Waals minister-president en vervolgens ook Guy Mathot als minister van de Waalse gewestregering. Zo’n ministeriële kaalslag heeft het land nog nooit meegemaakt. De opvolgers zijn Elio Di Rupo i.p.v. Guy Coëme, Robert Collignon i.p.v. Guy Spitaels en Bernard Anselme i.p.v. Guy Mathot.

De Kamer beslist op 1 februari Coëme naar het hof van cassatie te verwijzen wegens aanwijzingen van omkoperij, niet voor schriftvervalsing. Raadsheer François Fischer die het onderzoek voert stelt in de zomer van 1994 Guy Coëme en Guy Mathot in verdenking van passieve corruptie.

Onverwacht kondigt eerste minister Jean-Luc Dehaene (CVP) op 17 februari 1995 vervroegde verkiezingen aan voor 21 mei. Diezelfde dag start ook een heel nieuwe Agusta-episode met een huiszoeking op het hoofdkwartier en op de studiedienst Sevi van de Vlaamse socialisten. Zo raakt ook de SP betrokken bij het Agusta-schandaal en heel snel zal nu blijken dat de Vlaamse socialisten geld van Agusta hebben gekregen. Op 16 februari waren al Luc Wallyn en Alfons Puelinckx aangehouden, de eerste is ex-adjunct-nationaal secretaris van de SP, de tweede een Brusselse zakenadvocaat. De derde die achter de tralies belandt is Etienne Mangé, de penningmeester van de SP en ex-hoofd van Sevi. Dat gebeurt op 17 februari na een lange ondervraging.

Vijftig miljoen frank van Agusta belandde via een omweg bij de SP. Agusta gebruikte de nepfirma Kasma om het geld op een bankrekening van Luc Wallyn in Zwitserland te krijgen. Wallyn bezorgde het aan Etienne Mangé die het vervolgens in een aantal SP-structuren bracht.

Als de huiszoekingen en aanhoudingen bekend raken, keert Europees commissaris Karel Van Miert (SP) ijlings terug uit vakantie. Bij hem thuis en op kantoor zijn er huiszoekingen op 20 februari. Van Miert was partijvoorzitter in 1988. Maar de belangstelling voor hem verdwijnt gauw. Wel in de aandacht komen z’n opvolger Frank Vandenbroucke (SP), inmiddels vice-premier en minister van Buitenlandse Zaken geworden, Willy Claes (SP), in 1988 minister van Ekonomische Zaken en dan NAVO-secretaris-generaal, en Louis Tobback (SP), in 1988 minister van Binnenlandse Zaken en nu partijvoorzitter.

Eerst ontkennen de drie SP-topfiguren ooit van Agusta-geld te hebben gehoord. Wanneer ze vernemen dat Mangé op 20 februari heeft bekend vijftig miljoen te hebben aangenomen, blijken ze zich op 22 februari toch te herinneren dat Mangé hen ooit sprak over het Agusta-aanbod. Willy Claes heeft het langst last van een slecht geheugen. Maar alle drie herinneren zich dan wel heel goed dat ze van dat geld niet wilden weten, iets wat Mangé later bevestigt, hij heeft zelf beslist om het toch te aanvaarden. Claes, Tobback, Vandenbroucke en Van Miert trekken op 27 februari op eigen initiatief naar het gerecht om een verklaring af te leggen.

Op 28 februari 1995 wordt Johan Delanghe aangehouden op verdenking van passieve corruptie. Delanghe is dan een topambtenaar van de Vlaamse Gemeenschap maar in 1988 was hij kabinetschef van minister van Economische Zaken Willy Claes; hij hield zich bezig met de economische compensaties van het helikoptercontract.

Het onderzoek naar omkoping neemt nog uitbreiding met de huiszoeking op 8 maart bij Dassault Construction in Watermaal-Bosvoorde. Ook het Franse vliegtuigbedrijf Dassault zou geld aan de SP hebben gegeven, zestig miljoen frank (zie verder Dassault).

Enkele dagen later eisen de affaires rond de legeraankopen een dode; gewezen luitenant-generaal Jacques Lefèbvre pleegt zelfmoord in een Brussels hotel op 8 maart 1995. Hoge militairen geloven niet dat het om een zelfmoord gaat. Lefèbvre zou gepleit hebben voor de aankoop van Agusta-helikopters en was heel zeker een pleitbezorger van enkele contracten met Dassault (zie verder Dassault).

Op 15 maart lekt uit dat een ex-boekhouder van de SP heeft verklaard dat de partijboekhouding in de jaren 1988-89 is vervalst. Een paar weken later valt het eerste politieke slachtoffer. Op 22 maart raakt bekend dat Frank Vandenbroucke in 1991 aan Etienne Mangé had bevolen om het zwarte SP-geld dat nog in een bankkluis lag te verbranden. De verbijstering daarover in het land is buitengewoon groot en nog dezelfde dag neemt Vandenbroucke ontslag als minister van Buitenlandse Zaken en als vice-premier. Eric Derycke neemt Buitenlandse Zaken over en Johan Vande Lanotte is nu ook vice-premier.

Twee dagen later bekent Mangé dat hij dertig miljoen van Agusta heeft bezorgd aan Carla Galle, de nationaal SP-secretaris. Maar Galle ontkent.

Op 3 april 1995 stemmen na de Kamer ook de Senaat de tijdelijke zogenaamde Agusta-wet. Die laat het gerecht toe ministers en ex-ministers te ondervragen als het parlement is ontbonden. In een geheime stemming op 7 april staat de Kamer toe dat het hof van cassatie onderzoeksdaden stelt ten aanzien van Willy Claes, Guy Coëme en Louis Tobback. Nog diezelfde avond komen er huiszoekingen bij Claes en Tobback, zowel op kantoor als thuis.

Het gerecht gaat over tot confrontatie van Etienne Mangé en Carla Galle op 11 april. Inzet is de bewering van Mangé dat hij in 1989 en 1990 dertig miljoen frank overhandigde aan Galle. Er komen ook confrontaties van Galle met de SP-boekhouder Guido Van Biesen en met haar opvolgster Linda Blomme.

Tien dagen later is het de beurt aan Frank Vandenbroucke om drie dagen te worden ondervraagd. Daar hoort ook een confrontatie met Galle bij. In mei ondervragen raadsheer Fischer van het hof van cassatie en onderzoeksrechter Ancia Willy Claes, Louis Tobback en Frank Vandenbroucke.

Intussen heeft het ministerie van Economische Zaken op 20 april 1995 meegedeeld honderddertig miljoen te vorderen van Agusta omdat de beloofde compensaties er niet zijn. De volgende maand ontvangt de Belgische staatskas die honderddertig miljoen; het is de bankwaarborg die Agusta aanging voor die compensaties. In feite is het een peulschil in verhouding tot de misgelopen compensaties.

Twee dagen voor de verkiezingen, op 19 mei, mogen Mangé, Puelinckx, Wallyn en Delanghe de gevangenis verlaten. Onderzoeksrechter Ancia ontdekt dat bij de SP sommigen elke maand premies in het zwart kregen. Ze stelt voormalig SP-secretaris Carla Galle in verdenking van schriftvervalsing evenals de partijboekhouders Guido Van Biesen en Guido Triest. Ze blijven alle drie wel op vrije voeten.

De verkiezingen op 21 mei zijn een onverhoopte meevaller voor de SP. De volgende dag is Guy Mathot aan de beurt voor ondervragingen; het gerecht is nieuwsgierig naar z’n Luxemburgse bankrekening en vraagt zich af hoe hij zijn villa in het zuiden van Frankrijk heeft betaald.

Begin juni mogen de SP-ers Luc Van Den Bossche, Freddy Willockx, Marcel Colla en Norbert De Batselier aan het Luikse gerecht vertellen hoeveel geld hun federatie ontvangen heeft van Etienne Mangé. Op 14 juni mag Louis Tobback terug op beide oren slapen; het hof van cassatie voert geen verder onderzoek meer naar hem. In oktober zal Jacques Velu, procureur-generaal bij het hof van cassatie, verklaren dat minister van Justitie Wathelet aandrong op het snelle bekendmaken van dat gunstige verslag om de regeringsonderhandelingen te bespoedigen.

Op 21 juni 1995 vraagt het Luikse gerecht om opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van Frank Vandenbroucke, ze verdenkt hem van valsheid in geschrifte. De volgende dag maakt Vandenbroucke zich behoorlijk boos. Hij vindt maar liefst negen fouten in het verslag dat het gerecht overmaakt aan de Kamer, een volgens hem onvolledig, foutief en eenzijdig verslag. Op 6 juli gaat de Kamer ermee akkoord dat het onderzoek tegen Vandenbroucke wordt verdergezet. In een bijgevoegd amendement vermoedt ze wel zijn onschuld.

Intussen heeft Knack onthuld dat Etienne Mangé weliswaar ontslag kreeg als directeur van BATC maar er nu extern adviseur is voor tweeëndertigduizend vijfhonderd frank per dag. Premier Dehaene verklaart op 6 juli dat de overheid dit contract liever opgezegd wil zien. Zo gebeurt, en Mangé zal later als adviseur opduiken in Maleisië.

Perslekken gaan het gerecht op de heupen werken. Op 22 juni 1995 zijn er huiszoekingen bij De Morgen, Le Soir, RTBF en, nooit gezien, bij de Luikse procureur-generaal Léon Giet en advocaat-generaal Armand Spirlet.

De Waalse Gewestraad verlost op 10 juli 1995 Guy Spitaels van de Agusta-affaire door de vervolgingen tegen hem op te schorten. Op 31 juli heft de Waalse Gewestraad echter wel de parlementaire onschendbaarheid op van Guy Mathot, hij is beschuldigd van corruptie. De Franse Gemeenschapsraad doet hetzelfde op 4 augustus.

Het verslag van cassatie over het onderzoek naar Willy Claes en Guy Coëme belandt op 5 september bij Kamervoorzitter Raymond Langendries. In afwachting van de bijeenkomst van de commissie vervolgingen een maand later sluit hij de documenten op in zijn kluis. Later zal blijken dat procureur-generaal Jacques Velu de inbeschuldigingstelling vraagt van Claes en Coëme wegens corruptie, valsheid in geschrifte en gebruik van valse documenten. De commissie vervolgingen adviseert op 14 oktober om Willy Claes te verwijzen naar het hof van cassatie wegens corruptie en schriftvervalsing, zowel in het dossier Agusta als het dossier Dassault. Voor Guy Coëme, al doorverwezen voor Agusta, luidt het advies: onderzoek in zaak-Dassault verderzetten.

19 oktober wordt een merkwaardige dag. Willy Claes komt zich persoonlijk verdedigen voor de Kamer. Maar dat kan hem niet redden. De Kamer volgt het advies van de commissie vervolgingen en verwijst Claes dus naar cassatie. De volgende dag neemt Willy Claes ontslag als secretaris-generaal van de NAVO. Op de persconferentie spaart hij z’n kritiek op gerecht, parlement en pers niet en hij noemt z’n behandeling “een moderne rechtsstaat onwaardig”.

De onderzoekscel Cools ondervraagt opnieuw Willy Claes op 28 februari 1996, wellicht over het Agusta-geld.
Brazilië levert Rafaelo Teti, de ex-baas van Agusta uit aan België. Hij komt hier aan op 1 mei 1996 en belandt in de gevangenis van Lantin. Gezondheidsproblemen brengen hem op 6 mei in het Luikse Citadelle-ziekenhuis. Hij blijft echter aangehouden. Op 15 mei wordt hij voorwaardelijk vrijgelaten, hij krijgt huisarrest in Luik en moet zich ter beschikking houden.
Een confrontatie van Teti met Willy Claes is er op 4 juni.

Eind november 1996 verplicht HUMO Willy Claes om z’n geheugen nog eens te pijnigen. HUMO krijgt namelijk een video-opname te pakken van de opening van een bedrijf in het Limburgse Lummen op 9 juni 1989. In z’n toespraak verklaart Willy Claes dat hij een ontmoeting had met voorzitter Rafaelo Teti van Agusta over een investering van één miljard frank in Vlaanderen. Merkwaardig want tot dan had Claes steeds volgehouden Teti nooit te hebben ontmoet. Hij verdedigt zich met het antwoord dat hij Teti nooit ‘onder vier ogen’ ontmoette.

Op 18 januari 1997 krijgt het Belgische gerecht per toeval de  Italiaan Mauro Giallombardo te pakken op de luchthaven van Zaventem. Sinds 1993 is die spoorloos. Het gerecht zoekt hem omdat het vermoedt dat hij betrokken kan zijn bij de Agusta-zaak, mogelijk als tussenpersoon tussen Belgische politici en de Italiaanse helikopterbouwer.

De volgende dag wordt Giallrioombardo ter beschikking gesteld van de cel-Cools die ook het Agusta-onderzoek voert. Maar veel onderzoek en ondervraging is blijkbaar niet nodig want nog diezelfde dag laat men hem vrij. Het is vreemd dat die klus – nagaan of er eventueel betrokkenheid is in zo een complex dossier als Agusta, op een zondag dan nog – in enkele uren is geklaard terwijl andere verdachten in dezelfde zaak maandenlang in de gevangenis hebben vertoefd en vele malen gedurende lange tijd werden verhoord.

Midden februari 1997 onthult PS-kaderlid Dominique Delhauteur dat Philippe Busquin, dan Waals minister van economische zaken, op 8 februari 1988 een ontmoeting had met de vice-voorzitter van Agusta, generaal Rossi. Bij die ontmoeting was ook kolonel André Bastien, de latere kabinetschef van minister van Landsverdediging Guy Coëme. Opvallend, die ontmoeting vindt plaats na de verkiezingen van 13 december 1987 maar ruim voor de installatie van de nieuwe regering-Martens op 9 mei 1988. Pas dan komen er voor het eerst in zeven jaar socialisten in de federale regering. En van Wilfried Martens mogen we in februari 1997 weten dat de PS destijds het departement Landsverdediging voor zich opeiste. Toch mogen hier niet meteen verregaande conclusies aan vastgeknoopt, want in 1988 lobbyden alle kandidaat-helikopterleveranciers bij zowat iedereen die volgens hen invloed zou kunnen hebben op de beslissing.

Vanaf eind februari 1997 komen er rechtstreekse confrontaties tussen oud-PS-voorzitter Guy Spitaels en François Pirot, z’n gewezen kabinetschef en rechterhand. Pirot legt ook verklaringen af, ondermeer dat Guy Spitaels wel degelijk wist van een Agusta-gift: op een korte vergadering voorjaar 1989 waarbij ook de toenmalige ministers Van der Biest en Coëme aanwezig waren kondigde hij zo’n betaling aan. Midden maart bevestigde Van der Biest dat verhaal publiek. Half april confronteert de onderzoekscel-Cools Spitaels, Coëme, Pirot en Van der Biest over die vergadering begin 1989: Spitaels blijft ontkennen, Pirot en Van der Biest blijven bij hun bevestiging en Coëme verklaart zich dat niet meer te herinneren.

Eind april 1997 lekt een getuigenis uit die een verband legt tussen de zaak-Agusta en de moord op Cools. Cools zou zijn vermoord omdat hij had ontdekt dat er achter z’n rug door de PS-top in Brussel en enkele Luikse PS-ers was bedisseld dat de Agusta-commissiegelden niet in Luik zouden belanden maar elders.

Om waarheid en verzinsel te onderscheiden, om te beslissen wie niet en wie wel schuldig is en om uit te maken waaraan juist die laatsten zich wel schuldig hebben gemaakt en welke straffen ze daarvoor opgelegd krijgen, is het straks aan de rechters. Zeker in 1998 is het tijd voor het Agusta-proces want daarna dreigt verjaring van de feiten.

En dan is er nog die vraag: zal de overheid het commissie- of smeergeld terugvorderen, zal m.a.w. de Belgische staat zich burgerlijke partij stellen om de geleden schade te recupereren? Dat is niet vanzelfsprekend, in de zaak-Uniop is het niet gebeurd en is de staat daarvoor later een nieuwe rechtszaak moeten beginnen. (uit Het land van de 1000 schandalen, 1 augustus 1997)

zie ook Cools André, Cools-commissie, Dassault, legeraankopen, ministeriële verantwoordelijkheid, parlementaire onschendbaarheid, partijfinanciering, pers en gerecht, PS, Uniop, verjaring, vermogenswet

uit het boek Barrez Dirk, Het land van de 1000 schandalen. Encyclopedie van een kwarteeuw affaires, Globe, 1997, 384 p. (geactualiseerde franstalige versie in 1998)

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!