Ook zorgt onze welvaartsstaat voor kansen in het leven: iedereen kan, grotendeels op kosten van de gemeenschap, kwalitatief sterk onderwijs genieten. Ook hoger onderwijs. We bekijken onderwijs als een collectief goed: onderwijs is niet uitsluitend voordelig voor jezelf; en is niet enkel een ticket naar een betere baan.
Mensen die hoger onderwijs genoten hebben leven langer, zijn gelukkiger, onafhankelijker en creatiever. Daar hebben we allemáál wat aan. Daarom willen we dat ieder de kans krijgt te studeren zonder nadien een enorme schuldenlast mee te zeulen. Het onderwijssysteem maakt integraal deel uit van onze welvaartsstaat, als goed dat we allemaal samen financieren, waar iedereen baat bij heeft.
Europa en het verheven vrije verkeer
De laatste halve eeuw hebben de meeste landen in Europa hun economieën meer aan elkaar vastgeklonken dan ooit tevoren. Quasi alle muren en obstakels die de vrije stroom van goederen, diensten, persoon en kapitaal belemmerden, werden gesloopt. Dat heeft ons ongetwijfeld veel welvaart gebracht en de naties van het oude Europa een gemeenschappelijke lotsbestemming gegeven.
Tezelfdertijd worden de verwezenlijkingen van de diverse welvaartsstaten, die de Europese volkeren ongeveer gelijktijdig hebben uitgebouwd, onder druk gezet. Naast universele fenomenen zoals de globalisering van de economie en de ongeremde mobiliteit van het kapitaal is ook Europa zelf daar mede verantwoordelijk voor. Samen met de eenmaking van de markt kwam er immers geen eenmaking of harmonisatie van de Europese sociale systemen.
Daarnaast is er een dynamiek op gang gekomen waarbij, o.m. in uitspraken van het Europese gerechtshof, het vrije verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal als een sacraal principe benaderd wordt.
Zelfs in sterkere mate dan in federale landen zoals de VS, waar zoiets als het betalen van een verhoogde out-of-state tuition (verhoogd collegelegd voor studenten uit andere staten) een standaard gegeven is. Hoewel de meeste belastingen nog steeds op of onder het niveau van de natiestaat worden bepaald, ingezameld en aangewend, verbiedt het Hof om onderwijs en sociale voorzieningen voor te behouden en/of goedkoper aan te bieden aan zij die hen financieren.
Red ons hoger onderwijs
Het vrije verkeer wordt verabsoluteert en niet afgewogen tegen andere algemene belangen, zoals de doelmatigheid, betaalbaarheid of leefbaarheid van sociale voorzieningen. Dit zorgt ervoor dat lidstaten die een socialere politiek volgen dan andere, in veel gevallen te maken krijgen met een free rider-probleem: EU-burgers genieten de sociale voordelen verstrekt door andere lidstaten, zonder dat zij deze mee financieren.
Deze analyse toont aan dat er aan deze dynamiek, dit mechanisme heel wat risico’s verbonden zijn, die ook in ons hoger onderwijs vastgesteld worden. België voerde in de jaren zeventig een verhoogd studiegeld voor buitenlandse studenten in, de zogenaamde minerval.
Deze werd zonder meer verworpen door het Europese Hof van Justitie. Het Europese non-discriminatieverbod werd door het Hof vertaald als een uitbreiding van sociale rechten voor alle EU-burgers, ook als ze niet in de financierende lidstaat gaan wonen. De band tussen de financiering en het gebruik van sociale voorzieningen wordt zo doorgeknipt.
In Engeland bracht de beslissing de studiegelden te verdrievoudingen en de capaciteit in het hoger onderwijs, ondanks plaatstekort, niet te verhogen een ware exodus van Engelse studenten op gang.
Een factor in die verhoging was de enorme aantallen buitenlandse studenten in het VK: meer dan 300.000, waarvan zo’n 100.000 uit de EU. De Engelse studenten vonden vooral hun weg naar de VS, Schotland en Wales, maar ook andere Europese landen, zoals Nederland. In Vlaanderen was er ook sprake van een verviervoudiging in de laatste jaren, hoewel het tot nog toe slechts over enkele honderden studenten gaat.
In Engeland ging de verdrievoudiging (van 3.290 pond naar maximum 9.000 pond) gepaard met een uitbouw van het beurs- en leningenstelsel. Dit beschermt enigszins de kansen van niet-vermogende studenten, maar gaat mee in de enggeestige neoliberale filosofie die onderwijs als individueel goed ziet: een dienst van een producent (de professoren) die de klant (de student) onderwijzen, waarvoor die laatste een (marktconforme) prijs betaalt.
Die vermarkting leidt daarnaast tot een sluipende afbraak van het draagvlak voor een democratische onderwijspolitiek en de welvaartsstaat in het algemeen. Als publieke dienstverlening beperkt wordt tot financiële ondersteuning van de minst vermogenden (zodat zij aan de markt kunnen deelnemen), verliest het goed (onderwijs, sociale zekerheid, etc.) zijn collectieve karakter.
Zo wordt de welvaartsstaat irrelevant voor een groot deel van de gemeenschap, en verdwijnt de brede steun die hij nu geniet. Bovendien leidde het uitzicht op een enorme schuldenlast en de ondoorzichtigheid van het systeem tot een verlaging van de inschrijvingen van nieuwe studenten tout court. (Door het plaatstekort verandert niets aan het effectieve aantal studerenden.)
Disproportioneel groot is de daling bij studenten met niet-hoogopgeleide ouders: de drempel is groter geworden.
Nederlandse studenten zijn talrijker in Vlaanderen. Da’s niet zo gek aangezien we geen numerus clausus hanteren voor bepaalde studierichtingen en onderwijs van wereldklasseniveau combineren met een verregaande democratisering: een laag studiegeld en een open toegangsbeleid.
Ze waren vorig jaar met 5.651. Dat aantal is proportioneel nog best gering: 1,78 procent aan hogescholen en 3,32 procent aan universiteiten. Maar de laatste drie jaar steeg hun aantal telkens met 11 procent.
Door het invoeren van boetes voor ‘langstudeerders’ dreigt die tendens de volgende jaren enkel sterker te worden, zeker als het beurssysteem volledig vervangen wordt door een leningstelsel – wat het gevallen kabinet-Rutte van plan was. Wanneer wij naar de Franstalige gemeenschap kijken dan merken we dat er in sommige medische richtingen meer dan 50 procent van de studenten afkomstig is uit Frankrijk.
Landen als Zweden en Denemarken hebben al veel langer dan België een democratische onderwijstraditie, waar studenten bijna kosteloos hoger onderwijs genoten. Tussen beide landen bestond sinds de jaren zestig een groot, maar onevenwichtig studentenverkeer: er kwamen veel meer Zweedse studenten in Denemarken studeren dan omgekeerd. Om de kosten op een evenwichten manier te delen voerden ze in 1996 een verrekeningssysteem in: ze compenseren elkaar voor dat onevenwicht.
Nesting
Dit illustreert een breder fenomeen. De manier waarop het vrije verkeer in de EU toegepast wordt, ondergraaft de mogelijkheid voor lidstaten een autonoom sociaal beleid te voeren. Niet enkel via het klassieke concurrentievoordeel, maar ook door dit free rider-probleem.
De verabsolutering van het vrije verkeer door het Hof zorgt ervoor dat lidstaten die ervoor kiezen een bepaald goed als sociale voorziening te construeren, de kosten dragen voor lidstaten die dat niet doen.
Lidstaten met een meer omvattende sociale bescherming worden zo gestraft. Deze ’juridische’ integratie vermindert ook verder het draagvlak voor de Europese integratie. Rechtbanken kunnen individuele rechten afdwingen en versterken, maar ze kunnen niet de normen van wederkerigheid en solidariteit scheppen waarop een levensvatbare politieke gemeenschap rust.
De Italiaanse politiek wetenschapper Maurizio Ferrera heeft de botsing tussen Europese markt en welvaartsstaat de laatste decennia geanalyseerd. Hij pleit voor een bewuste verankering of ‘nesting’ van de Europese welvaartsstaat binnen de Europese markt. Een afbakening van beleidsdomeinen die buiten de strikte marktlogica vallen. Hij stelt dat dit de enige manier is waarop de Europese welvaartsstaten op lange termijn kunnen overleven.
Dit komt er op neer dat de free rider-problemen worden aangepakt en de band tussen financiering en consumptie van sociale systemen hersteld wordt. Het gaat er daarbij niet om het vrije verkeer in te perken of de solidariteit tussen de Europese lidstaten te verminderen, maar wel om deze transparant te maken.
De gestegen mobiliteit moet immers gefinancierd worden. Met betrekking tot hoger onderwijs zou een Europawijd verrekeningssysteem ingevoerd worden, waarbij de uitstroomlanden de financierende overheden van de instroomlanden compenseren.
Er lijkt momenteel op Europees niveau weinig animo te zijn voor het invoeren van zulk Europawijd verrekeningsysteem of een ander model om onevenwichtige mobiliteit te financieren. Laat staan een sterk Europees sociaal beleid.
De onevenwichtige mobiliteit is momenteel enkel van reëel belang voor enkele Europese landen, zoals België, Oostenrijk, het VK en Nederland. Dat kan echter geen argument zijn om niet te handelen, maar juist een dwingende reden.
Welk incentief zullen uitstroomlanden immers hebben als het onevenwicht, door stijgende mobiliteit en een groeiend aanbod aan Engelstalige opleidingen, groteske proporties gaat aannemen?
Ludo Sannen
Ludo Sannen is volksvertegenwoordiger voor de SP.A in het Vlaams parlement.