Hoewel een verdere integratie van de eurolanden een antwoord kan geven op de eurocrisis, gaat de ‘Van Rompuy Sprong’ voorbij aan datgene waar Europa écht nood aan heeft: een sociale unie.
Het probleem: Duits mercantilisme
Hoewel Duitsland zich graag opstelt als morele overwinnaar in deze Eurocrisis, wijst de Duitse ex-staatssecretaris van Financiën, Heiner Flassbeck, terecht op de verpletterende verantwoordelijkheid van het ‘Duits mercantilisme’ als een van de fundamentele oorzaken van de eurocrisis (link). Het probleem, zo stelt hij, is economische concurrentiekracht. En dan vooral het gebrek daarvan in de zuidelijke eurolanden. De oorzaak hiervan ligt deels bij henzelf, maar vooral ook bij het feit dat Duitsland koos voor een beleid dat mikt op een verhoging van de export door de verlaging van hun lonen. Door deze lageloonpolitiek steeg de Duitse export en groeide de Duitse economie, maar werd een duurzame groei in de zwakkere eurolanden onmogelijk gemaakt. De gevolgen daarvan worden nu duidelijk.
De oplossing van het probleem ligt natuurlijk niet enkel in het bestrijden van de symptomen (hoge schulden), maar vooral in het aanpakken van de fundamentele oorzaak (competitieve loonmatiging). In een economische en monetaire unie moeten we dus niet enkel kijken naar de overheidsschulden, maar vooral naar het sociaaleconomisch beleid van de lidstaten. Als landen inzetten op een verhoogde export door het fel verlagen van de lonen, dwingen ze hun belangrijkste handelspartners (vooral de andere eurolanden) hetzelfde te doen. En een dergelijke loonpolitiek is nog niet zo problematisch als ze gebruikt wordt door landen die niet veel andere troeven hebben op vlak van innovatie of infrastructuur. Maar als een centrumland met vele andere concurrentievoordelen een dergelijke politiek nastreeft, ontneemt ze de hele unie de mogelijkheid tot duurzame groei. Het loonmatigingsbeleid van Duitsland is de reinste ‘beggar-thy-neighbour’ politiek, maar helaas zitten ze wel samen met hun buren in een economische en monetaire unie.
Een oplossing: een Europees minimumloonbeleid
De EU moet dus streven naar een sociale unie waar dergelijk anti-sociaal beleid onmogelijk wordt. Het te smeden compromis tussen Duitsland en de rest van de EU moet dus niet enkel gaan over schulden en obligaties, maar moet de volgende eis bevatten: De EU moet een Europees minimumloonbeleid invoeren.
De verschillen tussen de minimumlonen in de eurozone zijn op dit moment gigantisch en in verschillende landen is er zelfs geen sprake van een algemeen geldend, wettelijk minimumloon. In Duitsland bijvoorbeeld, worden minimumlonen sectoraal vastgelegd wat ertoe leidt dat de minimumlonen per uur daar schommelen tussen 3,91 en 12,21 euro, afhankelijk van de sector (data van 2007). Ter vergelijking, in België lagen de sectorale minimumlonen in 2007 tussen 7,80 en 13,21 euro (Rycx & Kampelmann, 2012).
Een Europees minimumloonbeleid moet alle Europese lidstaten ertoe aanzetten om algemeen geldende minimumlonen in te voeren van een redelijk niveau. Het streefniveau wordt bepaald afhankelijk van de lidstaat en zijn economische situatie (bijvoorbeeld een percentage van het mediaaninkomen). Op die manier wordt een destructief loonmatigingsbeleid moeilijker gemaakt en krijgen de eurolanden die op dit moment in de problemen zitten een perspectief op betere economische tijden. Een dergelijk minimumloon zou ook de economische groei stimuleren via een verhoogde vraag (zie vorig blogstuk), en een dam opwerpen tegen de sterke stijging van het aandeel werkende armen in, bijvoorbeeld, Duitsland en andere EU landen (zie vorig blogstuk).
Toch is een Europees minimumloonbeleid geen wonderoplossing. Het zal competitieve loonmatiging niet onmogelijk maken, maar enkel beperken. Een Europees minimumloonbeleid is dus maar een eerste, noodzakelijke stap naar een evenwichtiger, socialer Europa.
Bronnen:
Rycx, F., & Kampelmann, S. (2012). Who earns minimum wages in Europe? (ETUI Report No. 124) (p. 64). Brussels: ETUI.