Journalist en publicist Steve Coll: "Facebook bepaalt welke uitspraken op de website worden toegelaten en welke niet. Deze voorwaarden zijn een soort bedrijfsgrondwet waardoor gebruikers gebonden zijn aan de opvatting van het bedrijf over wat nu precies aanvaardbare uitspraken zijn" (foto: New America Foundation)
Essay, Nieuws, Wereld, Politiek, Privacy, Facebook, Commerciële belangen, Journalistiek, Egypte, Tmd, Syrië, Controle en censuur, Tunesië, Mark Zuckerberg, Morgan Stanley, Steve Coll, Facebookistan, Burgerschap, Beursintroductie, Advertenties, Facebookvrienden, Facebookaccount, Gemeenschappelijke en publieke ruimtes, Nasdaq, Facebookaandelen, Autoritaire regimes, New America Foundation -

Weg uit Facebookistan wegens gebrekkig burgerschap

"In 2008 heb ik een Facebookaccount gecreëerd. Mijn motivering was laag-bij-de-gronds: ik wilde mijn artikelen de wereld in sturen. Sindsdien heb ik iets meer dan 4.000 'vrienden' gemaakt – in Afghanistan, Pakistan, India, het Midden-Oosten en natuurlijk ook dichter bij huis", schrijft Steve Coll. "Nu heb ik besloten mijn burgerschap te laten gelden – in Facebookistan weliswaar. Ik ga weg."

woensdag 27 juni 2012 18:00
Spread the love

Ik heb de aantrekkingskracht van de Facebookgemeenschap ontdekt – bijvoorbeeld de uitzonderlijke emotionele steun die opwelt in de virtuele ruimte wanneer mensen elkaar online ontmoeten bij een zieke vriend of een belangrijke gebeurtenis in hun leven.

Facebook is via zijn elementaire krachten van vriendschap, gemeenschap, publieke identiteit en activisme – en zijn platte commerciële uitbuiting van deze waarden – een nooit eerder geziene synthese van gemeenschappelijke en publieke ruimtes.

Het sociale contract tussen Facebook en zijn gebruikers is ambitieus. Het beheer en de jonge oprichter ervan lijken echter onbetrouwbaar. In mei 2012 volgde dan de beursintroductie – een chaotische en veelbeduidende gebeurtenis – waardoor de hele onderneming nog meer onder druk zal komen te staan.

Er bestaan vele redenen om sceptisch te staan tegenover de beursintroductie van Facebook, waarbij het bedrijf 16 miljard dollar ophaalde. Zoals mijn collega John Cassidy te berde heeft gebracht, zullen de oprichters en vroege investeerders waarschijnlijk meer winst halen uit deze erg gehypete gebeurtenis dan individuele investeerders.

Niet alleen was de beursintroductie zelf een ware ramp, ook de zakenbank Morgan Stanley heeft steken laten vallen: de Facebookaandelen zijn gezakt met meer dan tien procent; de beursgang werd gehinderd door problemen bij beursuitbater Nasdaq; er zijn processen aangespannen en er wordt onderzocht of Morgan en Facebook op de juiste manier informatie hebben gedeeld met investeerders.

Deze moeilijke start vormt ook een reden om behoedzaam te zijn voor wat mijn collega James Surowiecki heeft geanalyseerd: het tweeledige bedrijfsbeleidsysteem van Facebook. Hierdoor houdt stichter Mark Zuckerberg de touwtjes stevig in handen en kan hij maar moeilijk door dissidente aandeelhouders op het matje worden geroepen – zelfs niet als hij danig van het rechte pad afwijkt, wat erg zelfverzekerde mannen van eind de twintig wel eens durven doen.

Vanwege deze redenen moeten investeerders twijfelen. Minstens even verontrustend is de uit de chaotische beursnotering gebleken macht van Facebook op burgers, zowel hier als in het buitenland. Facebook is een publiek plein van mondiaal belang geworden. Tegen het einde van de zomer zullen meer dan één miljard mensen, of ongeveer 15 procent van de wereldbevolking, over een Facebookaccount beschikken.

“Minstens even verontrustend is de uit de chaotische beursnotering gebleken macht van Facebook op burgers, zowel hier als in het buitenland. Facebook is een publiek plein van mondiaal belang geworden”

Sommigen van hen leven op onrustige plaatsen en beschouwen Facebook als een alternatieve publieke ruimte waar ze kunnen spreken en hun afwijkende mening kunnen verkondigen, iets waar hun eigen autoritaire regimes hun geen toestemming voor geven. Facebookgebruikers hebben reeds bijgedragen aan bepaalde revoluties (in Egypte en Tunesië bijvoorbeeld) en proberen nog steeds tegen een hoge prijs een van de meest brutale regimes uit het Midden-Oosten (Syrië) omver te werpen.

In de Verenigde Staten vinden allerlei discussies en politieke campagnes hun weg naar Facebook. In de praktijk wordt hoofdzakelijk door de algemene voorwaarden van Facebook bepaald welke uitspraken op de website worden toegelaten en welke niet. Deze voorwaarden zijn een soort bedrijfsgrondwet waardoor gebruikers gebonden zijn aan de opvatting van het bedrijf over wat nu precies aanvaardbare uitspraken zijn.

Mijn collega bij de New America Foundation, Rebecca MacKinnon, bestempelt dit in haar nieuwste boek ‘Consent of the Networked‘ als ‘Facebookistan’. Zodra gebruikers zich registreren en akkoord gaan met de algemene voorwaarden, zijn hun posts onderworpen aan de bedrijfsregels. In Syrië bijvoorbeeld zijn deze regels veel toleranter dan de lokale wetgeving. In de Verenigde Staten is dat niet zo duidelijk.

Je zou een zwaar juridisch jargon verwachten, maar de voorwaarden zijn geschreven in een duidelijke taal waarin de toon van grondwettelijke documenten weergalmt. In bepaalde declaratoire zinnen worden de verplichtingen van Facebook koninklijk ‘Wij’ geëtaleerd. In andere zinnen staan de verplichtingen van de onderdaan ‘jij’ te lezen.

“In bepaalde zinnen worden de verplichtingen van Facebook koninklijk ‘Wij’ geëtaleerd. In andere zinnen staan de verplichtingen van de onderdaan ‘jij’ te lezen”

De voorwaarden zijn onderverdeeld in segmenten, lijkend op grondwetsartikelen. In het onderdeel ‘Veiligheid’ lijken de tien geboden schaamteloos te weerklinken: “Je zult geen gebruikers pesten, intimideren of lastig vallen … Je plaatst geen inhoud die haatdragend, bedreigend of pornografisch is; die aanzet tot geweld; of die naaktbeelden of nodeloos geweld bevat.” Iets verder staat de volgende aanwijzing van Facebooks hoogste autoriteit: “Je faciliteert of stimuleert geen schending van deze Verklaring”.

In de voorwaarden worden de beleidsstrategieën van Facebook in zo een eenvoudige taal verduisterd dat de bedriegerij – de betekenis van wat wordt weggelaten – bijna poëtisch is: “Soms krijgen we van onze adverterende partners, klanten en andere derde partijen gegevens die ons (of hen) helpen advertenties te plaatsen, online-activiteiten te begrijpen en in het algemeen Facebook te verbeteren.”

Terwijl de leiders leerden wat het betekent om aan het hoofd te staan van een door winstbejag ingegeven politiek en publiek forum, heeft Facebook verschrikkelijke fouten begaan. Zo kwamen in 2009 Iraanse dissidenten in gevaar omdat Facebook de privacyregels eenzijdig veranderde. Hierdoor werd de identiteit van de online vrienden van de activisten zichtbaar voor de Iraanse autoriteiten.

Deze fout werd snel rechtgezet, maar in het algemeen heeft Facebook gebruikers aangespoord akkoord te gaan met steeds minder en minder privacy. In het boek ‘The Facebook Effect‘ van journalist David Kirkpatrick lezen we dat de wereld volgens Zuckerberg een betere plek zal zijn als die “radicaal transparant” wordt.

In zijn businessmodel heeft Zuckerberg het vertrouwen en de loyaliteit van zijn gebruikers nodig zodat hij geld kan verdienen aan hun medewerking. Tegelijkertijd moet hij teneinde zoveel mogelijk winst te maken dat vertrouwen echter volledig uithollen, namelijk via de verkoop van de persoonlijke gegevens van de gebruikers.

“In zijn businessmodel heeft Zuckerberg het vertrouwen en de loyaliteit van zijn gebruikers nodig zodat hij geld kan verdienen aan hun medewerking. Tegelijkertijd moet hij teneinde zoveel mogelijk winst te maken dat vertrouwen echter volledig uithollen, namelijk via de verkoop van de persoonlijke gegevens van de gebruikers”

Deze spanning zal door de recente beursintroductie nog toenemen: de beleidsmakers voelen nu door de hoge marktwaarde van Facebook druk om de inkomsten per gebruiker te vergroten. Dit betekent meer advertenties, meer datamining, meer creatief nadenken over nieuwe manieren om de persoonlijke, culturele, politieke en zelfs revolutionaire activiteiten van gebruikers te commercialiseren.

Er heerst iets vaag dystopisch (nvdr: het tegenovergestelde van utopisch) over het feit dat onderdrukte mensen in Syrië of Iran op zoek zijn naar waardigheid en bevrijding binnen een corporatieve supermacht waarin immense rijkdom wordt gecreëerd voor de oprichters en controle wordt uitgeoefend over de gebruikers.

Facebook is zeker niet het enige bedrijf dat voor dit soort dilemma’s staat. Er werd ook een onderzoek ingesteld naar de manier waarop Google verzamelde klantengegevens beheert. Google is hierover niet altijd duidelijk geweest en heeft ook het vertrouwen van gebruikers geschonden. Bij Facebook wordt beweerd dat er werd gereageerd op klachten en protesten van gebruikers.

“Er heerst iets vaag dystopisch over het feit dat onderdrukte mensen in Syrië of Iran op zoek zijn naar waardigheid en bevrijding binnen een corporatieve supermacht waarin immense rijkdom wordt gecreëerd voor de oprichters en controle wordt uitgeoefend over de gebruikers”

Zuckerberg vertelde Kirkpatrick trots dat hij genoten had van de manier waarop Facebookgebruikers hem hadden gedwongen democratischer te worden: “De geschiedenis leert ons dat systemen het eerlijkst worden bestuurd als er een open en transparante dialoog bestaat tussen de mensen die beslissingen nemen en diegenen op wie die beslissingen van toepassing zijn. We geloven dat ooit uit de geschiedenis zal blijken dat dit principe ook van toepassing is op bedrijven.”

Dat is een lovenswaardige opvatting. Facebook geeft, momenteel althans, enkel toegevingen aan zijn gebruikers als het van oordeel is dat dit in het belang van het bedrijf is; stemmen en raadplegingen van gebruikers zijn louter adviserend. MacKinnon merkt op dat dit systeem doet denken aan de politieke controlestrategieën van de Chinese Communistische Partij: periodieke campagnes van door de staat beheerde ‘openheid’ en beheerde lokale democratie.

Terwijl ik onlangs verschillende soorten publiek toesprak over mijn nieuwe boek (waarschuwing: hier volgt marketing) ‘Private Empire: ExxonMobil and American Power‘, werd ik eraan herinnerd wat een ongemakkelijk gevoel Amerikanen van allerlei ideologieën tegenwoordig hebben bij bedrijfsmacht en soevereiniteit.

Natuurlijk geloven ze in kapitalisme en marktefficiëntie. Ze zijn echter bezorgd over erg geconcentreerd privévermogen, vooral wanneer hun economische en persoonlijke keuzes erdoor worden bepaald. Ze vragen: “Wat moeten we doen?”

Misschien begint het allemaal met het uitoefenen van burgerschap. Ik heb besloten mijn burgerschap te laten gelden – in Facebookistan weliswaar. Dit lijkt me het gepaste moment om deze drukke en onstabiele publieke ruimte te verlaten.

“Misschien begint het allemaal met het uitoefenen van burgerschap. Ik heb besloten mijn burgerschap te laten gelden – in Facebookistan weliswaar. Dit lijkt me het gepaste moment om deze drukke en onstabiele publieke ruimte te verlaten.”

Het is niet zo makkelijk te vinden, maar er bestaat binnen Facebook een klein instellingsknopje ‘je account deactiveren’. Als je dit knopje aanklikt, toont Facebook je de gezichten van de mensen ‘die je zullen missen’. Als je toch vastberaden bent om te vertrekken en verder naar beneden scrolt, ben je verplicht een ‘reden van vertrek’ te kiezen voor je de toestemming krijgt weg te gaan.

Helaas staan ‘gebrekkig burgerschap’ of ‘twijfels over het bedrijfsbeleid’ niet tussen de keuzes. Van de aangeboden keuzes selecteer ik ‘Ik voel me niet veilig op Facebook’. 

Tot ziens, Facebookvrienden. Geniet overal van de volledige rechten van vrije burgers.

Steve Coll

Steve Coll (1958) is voorzitter van de New America Foundation en verbonden als ‘staff writer’ aan The New Yorker. Hij was 20 jaar buitenlandcorrespondent voor The Washington Post. Hij schreef al zeven boeken: ‘The Deal of the Century: The Break Up of AT&T’ (1986); ‘The Taking of Getty Oil’ (1987); ‘Eagle on the Street’ (met David A. Vise, 1991); ‘On the Grand Trunk Road: A Journey into South Asia’ (1994), ‘Ghost Wars: The Secret History of the CIA, Afghanistan and Bin Laden, from the Soviet Invasion to September 10, 2001’ (2004); ‘The Bin Ladens: An Arabian Family in the American Century’ (2008); en zijn meest recente boek ‘Private Empire: ExxonMobil and American Power’ (2012). Zijn journalistiek werk werd al diverse keren bekroond met de Pulitzer Prize. Hij woont momenteel in Washington DC.

(vertaling uit het Engels door Lene Cools)

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!