Las Terrazas in Pinar del Rio. "Hoe komt het nu dat de ecologische stroming het debat in Cuba heeft gewonnen? Dat heeft alles te maken met de prioriteiten van het Cubaanse maatschappijproject. Het debat wordt niet gedomineerd door de winstlogica en daardoor kon het 'clean' gevoerd worden", schrijft Isabelle Vanbrabant.
Nieuws, Milieu, Cuba, Ecologie, Ecologie en rechtvaardige duurzaamheid, Duurzame ontwikkeling, Agro-ecologie, Rio+20, Cuba: revolutie met een groen hart, Dossier: RIO20, Dossier:RIO20 -

Rio+20: kan een klein land als Cuba het verschil maken?

Na het mislukken van de voorbije milieutops zijn de verwachtingen voor Rio+20 hoog gespannen, maar de eerste voortekenen voorspellen weinig goeds. Misschien is wat inspiratie te halen in het énige land ter wereld (1) dat een hoge sociale ontwikkeling combineert met een lage ecologische voetafdruk: Cuba.

vrijdag 15 juni 2012 13:15
Spread the love

Tussen 20 en 22 juni vindt de VN-conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling (Rio+20) plaats. Exact twintig jaar na de historische ontmoeting in 1992, de Top van de Aarde, komen wereldleiders in diezelfde stad Rio de Janeiro samen om na te denken over ‘duurzame ontwikkeling’.

De top van Rio in 1992 betekende een doorbraak op het vlak van internationale samenwerking rond milieu en ontwikkeling. Heel veel wereldleiders tekenden present en iedereen was enthousiast. De Muur was gevallen en in de nieuwe post-Koude Oorlog-situatie heerste het geloof dat het tijd was voor ‘global governance’. (2) Mega-tops zoals Rio waren daar een voorbeeld van.

Ook Rio+20 zal een kind van zijn tijd zijn. Op dit moment overheersen de economische crisis en de hoge olieprijzen het wereldgebeuren. Vraag is of er in die context voldoende (financiële) ruimte en goede wil bestaat om de ernstige en urgente ecologische problemen aan te pakken.

Rio+20 heeft twee doelstellingen: 1) het verder doortrekken van duurzame ontwikkeling om zowel economische groei te bereiken als de armoede uit te roeien, 2) institutionele modaliteiten bedenken om dat soort duurzame ontwikkeling uit te bouwen.

Volgens Riccardo Petrella is het volstrekt onwaarschijnlijk dat de dominante groepen eraan denken om de armoede uit te roeien, integendeel. “Zoals het nu is opgevat, betekent Rio+20 het afbouwen van het sociale welzijn. Elk individu is aangewezen op zijn eigen krachten om toegang te vinden tot die kapitaalmarkten en in de context van concurrentie te zoeken naar het voldoen van zijn behoeften.”

Cuba en de Top van de Aarde

Misschien kan Cuba inspiratie leveren voor de top. Op de Rio-conferentie twintig jaar geleden hield Fidel Castro een opmerkelijke speech. Hij waarschuwde als eerste staatshoofd voor de uitroeiing van de menselijke soort. Hij brak een lans voor een radicale ommekeer op ecologisch gebied.

Cuba geeft daarbij zelf het voorbeeld. Het is één van de weinige landen ter wereld dat zijn bosbestand heeft verdubbeld in 50 jaar tijd. Vanaf de jaren negentig zette Cuba, ondanks een bijzonder ernstige economische crisis volledig in op milieubescherming.

Na de Top in Rio werd de Cubaanse milieuwetgeving aangepast. Artikel 27 van de grondwet werd herschreven in de geest van die top en de overheid richtte het CITMA op, het ministerie van Wetenschap, Technologie en Milieu. In Rio werd ook opgeroepen om de biodiversiteit te beschermen. Cuba was één van de eerste staten die deze uitdaging opnam.

Op basis van een nationaal debat lanceerde Cuba in 2000 een nationale strategie en actieplan voor biodiversiteit. Daarin werden Cuba’s verschillende ecosystemen beschreven, waarvan een aantal als ‘ecologisch gevoelig’ werden bestempeld. Op die manier is 22 procent van Cuba’s grondgebied beschermd. Het is dan ook geen toeval dat een Cubaanse ingenieur de Goldman Environmental Prize (gekend als de ‘groene’ Nobelprijs) ontving in 2010.

It’s the (green) economy, stupid!

Op de voorbereidende vergaderingen van Rio+20 kon de Cubaanse delegatie zich niet vinden in de enge focus die wordt gelegd op ‘groene economie’, die meer en meer als alternatief verschijnt voor duurzame ontwikkeling. Die term zou gedateerd zijn terwijl groene economie wel potentieel heeft.

Naast financieel en menselijk kapitaal, wordt ook steeds vaker van ‘natuurlijk kapitaal’ gesproken. Een standaardwerk van de UNEP (United Nations Environmental Programme) is volledig in die lijn geschreven. (2)

De natuur levert diensten (zoals bijvoorbeeld water- of koolstofzuivering) die in geldtermen kan worden berekend en verhandeld. Het controversiële REDD-systeem (3) is daar bijvoorbeeld op gebaseerd: rijke landen gaan arme landen betalen om hun bossen te beschermen, in ruil daarvoor kunnen ze zelf meer uitstoten dan afgesproken. Natuurlijke rijkdommen worden op die manier letterlijk als koopwaar beschouwd.

Nog afgezien van de gigantische corruptie die met deze emissiehandel gepaard gaat, leidt dit niet tot de nodige drastische uitstootvermindering. Bovendien kan de inheemse bevolking van de tropische bossen geen aanspraak maken op die rechten.

Cuba vindt het jammer dat door de focus te leggen op economie, de andere twee pijlers van duurzame ontwikkeling, namelijk de sociale en de milieupijler naar de achtergrond worden geduwd. Het concept ‘duurzame ontwikkeling’ was controversieel en zeker niet ideaal, maar het is veel holistischer.

Een meer evenwichtige inkomstenverdeling tussen het Zuiden en het Noorden maakt er deel van uit. Bij de ‘groene economie’ is dat aspect volledig verdwenen. Er wordt geen rekening gehouden met de technologische kloof tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen.

De Cubaanse delegatie merkt in haar aanbevelingen ook op dat er nog geen macro-economisch voorbeeld bestaat, dat aantoont dat het UNEP-concept van groene economie wel degelijk werkt. Ontwikkelde landen zouden beter het goede voorbeeld geven alsook hun groene technologie ter beschikking stellen van de minder ontwikkelde landen.

Met de invoering van het ‘groene economie’-model geef je een likje groene verf aan een oud en falend economisch model. De vraag is of nog meer markt, wel een oplossing is. Het is toch in eerste instantie de vermarkting die de problemen veroorzaakt.

Cuba vreest terecht dat de invoering van het nieuwe model nieuwe ongelijkheden in de hand zal werken. Er duiken bijvoorbeeld stemmen op om de officiële ontwikkelingshulp te gaan afbouwen en tot nieuwe financiële akkoorden te komen waarin ‘ecosystem services’ worden geleverd aan landen die het nodig hebben. Die landen zullen zich als ‘vrager’ moeten gaan wenden tot de private kapitaalmarkten. Aanbieders zullen daar hun groene technologieën aanbieden.

In de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is de regeling van de intellectuele eigendomsrechten over deze ‘groene’ technologieën zeer strikt geregeld, met andere woorden: deze groene technologie is zo goed als onbetaalbaar voor de meeste ontwikkelingslanden.

Cuba vreest bijvoorbeeld ook dat er handelsbeperkingen kunnen worden gecreëerd voor landen die niet aan de milieunormen voldoen. Volgens de Cubanen staat dergelijk beleid in elk geval mijlenver van de originele geest van de eerste Top van de Aarde.

Gedeelde maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid

Cuba legt een grote nadruk op het zevende principe van de Rio-verklaring. Dat principe erkent het beginsel dat bepaalde landen historisch meer verantwoordelijkheid dragen in het veroorzaken van de milieuproblemen en daarom ook meer moeten bijdragen aan de oplossingen ervan.

Daarnaast hebben deze landen vaak ook meer middelen om de nodige veranderingen te bewerkstelligen. Ook andere landen van de ALBA-groep zoals Bolivia, wijzen erop dat de ‘ontwikkelde’ staten een historische ecologische schuld hebben opgebouwd en dus voor financiële en technologische transfers naar het Zuiden moeten zorgen, zonder winstbejag. De Boliviaanse regering komt zelfs met een concreet voorstel op de proppen: een financiële transactietaks die een fonds moet spijzen om die technologische transfers te realiseren.

Het falen van Kopenhagen (COP15) en daaropvolgende milieutops heeft grotendeels te maken met de onderwaardering van dit principe. Het uiteindelijke Kopenhagen-akkoord vertegenwoordigde het standpunt van de landen uit het Noorden en werd bijgevolg door de G77 en China afgeketst.

Cuba speelde hierin een actieve rol. Samen met de partners van de ALBA-groep heeft het ervoor geijverd dat andere landen het akkoord niet zouden ondertekenden. Tijdens de Rio+20-top zal Cuba de belangrijkheid van principe 7 blijven benadrukken. Dit wordt de concrete missie van Cuba. De ontwikkelde landen moeten hun engagementen ten opzichte van de minder ontwikkelde landen waar maken.

Ook bij de sociale bewegingen leeft de vrees dat de business Rio+20 zal kapen. Gelijktijdig met Rio+20 vindt de ‘People’s Summit for Social and Environmental Justice‘ plaats, ook in Brazilië. De Cubaanse delegatie zal ook op deze tegentop aanwezig zijn.

Het goede voorbeeld

Duurzame ontwikkeling is geen utopie. Cuba bewijst al enkele decennia dat het mogelijk is. In 2006 kwam het WWF en het Global Footprint Network in hun Living Planet Report tot een merkwaardige conclusie. Cuba bleek het enige land ter wereld dat een niveau van duurzame ontwikkeling bereikte.

Het Caribische eiland behaalt die goede cijfers door het feit dat het een hoog niveau van sociale ontwikkeling heeft en tegelijkertijd niet meer verbruikt dan nodig is. Cuba beschikt over een voldoende kleine ecologische voetafdruk, maar bekommert zich ook om het welzijn van zijn burgers.

Op nagenoeg alle indicatoren die sociale ontwikkeling meten, zoals kindersterfte, levensverwachting, alfabetisering, moedersterfte, enz. kan het eiland zich meten met de rijkste landen en scoort het beduidend beter dan andere ontwikkelingslanden.Tegelijkertijd heeft het een voetafdruk die vier keer lager is dan België.

Dat is geen evidentie, want Cuba bevindt zich in een moeilijke en kwetsbare positie. De gevolgen van de klimaatverandering zijn voor de Cubanen geen ver-van-mijn-bed-show. Tegen 2100 wordt een stijging van het zeewater met ongeveer 30 cm verwacht. Voor een eiland kan dat tellen.

Cuba’s economisch en ecologisch waardevolle kustgebieden worden bedreigd. Ook de economische basis is zwak. Cuba is een ontwikkelingsland dat lijdt onder de langstdurende economische blokkade uit de geschiedenis De belangrijke ecologische uitdagingen moeten dus aangepakt worden met heel beperkte technologische en financiële middelen.

Maar het land beschikt wel over een aantal belangrijke troeven. De politieke overheid heeft de vaste wil om de ecologische uitdaging op een duurzame manier aan te gaan. Ze kan dat ook omdat ze de economie controleert. Daardoor kan het ecologisch aspect voorrang krijgen op de winstlogica, wat in de meeste andere landen niet het geval is. Bovendien zijn het politiek bewustzijn en de maatschappelijke betrokkenheid van de bevolking groot, niet in het minst als het de milieuproblematiek betreft.

Dat wordt goed geïllustreerd in de documentaire ‘The power of community: how Cuba survived peak oil‘. Deze film focust op de kracht van de gemeenschap, die samenwerkt om de gevolgen van de economische crisis (en meer bepaald de drastische daling van de olie-import) de baas te kunnen. De documentaire wordt gebruikt door de transitiebeweging om aan te tonen dat duurzame transitie in de praktijk mogelijk is.

Duurzame landbouw op Cuba

Een ander concreet voorbeeld vinden we terug in de Cubaanse landbouw. Op de site van de UNEP zien we dat op de pagina rond ‘green economy’ de transitie van Cuba’s industriële landbouw naar organische landbouw als een succesverhaal wordt geportretteerd. Nochtans komt het land van ver. Na de revolutionaire overwinning zat Cuba met een zware koloniale erfenis opgescheept.

Het land werd eeuwenlang uitgeput door monocultuur van vooral rietsuiker en door het kappen van de bossen. Net als veel andere landen volgde Cuba aanvankelijk een kapitaalintensief industrieel landbouwmodel. Het intensieve gebruik van chemische meststoffen en bestrijdingsmiddelen zorgde voor ernstige milieudegradatie.

Vanaf het begin van de jaren tachtig werd het roer omgegooid. Heel wat academici aan de Cubaanse universiteiten in de jaren tachtig waren beïnvloed door het wereldwijde groeiende ecologische bewustzijn. De overheid volgde en liet heel wat onderzoek uitvoeren naar duurzame landbouwmethodes. De zware economische crisis van de jaren negentig als gevolg van de val van de Sovjet-Unie bracht alles in een stroomversnelling.

De resultaten mogen er zijn. De Cubaanse omschakeling van conventionele landbouw naar biolandbouw is de grootste in de menselijke geschiedenis. Vóór 1990 gebruikte Cuba meer dan een miljoen ton synthetische meststoffen per jaar, vandaag is dat 90.000 ton. Tijdens de Sovjet-periode gebruikte Cuba 35.000 ton pesticiden per jaar, vandaag is dit 1.000 ton.

Cijfers van 2008 tonen aan dat stedelijke landbouw meer dan 1,4 miljoen ton voedsel produceert op meer dan 9.000 hectares verspreid over het eiland. In tien jaar tijd is de groenteproductie vertienvoudigd.

Hoe komt het nu dat de ecologische stroming het debat in Cuba heeft gewonnen? Dat heeft alles te maken met de prioriteiten van het Cubaanse maatschappijproject. Het debat wordt niet gedomineerd door de winstlogica en daardoor kon het ‘clean’ gevoerd worden. Wetenschappers en politici waren het soms oneens met elkaar, maar er waren geen tegenstrijdige belangen.

Er was geen enkele speler die chemicaliën of destructieve technologie wou binnen brengen met als doel winst te maken. Er waren geen lobby’s die chantage pleegden op de besluitvorming of de publieke opinie konden bewerken via reclame of de media.

Het is ook enkel door een planning van de – schaarse – middelen dat een snelle en efficiënte implementatie van nieuwe agro-ecologische research mogelijk is geweest. Tenslotte is een dergelijk succesvol beleid onmogelijk zonder een hoge mate van maatschappelijke gelijkheid, een stevig participatief beleid en het werken aan een bewustzijn bij elk individu van het belang van duurzame ontwikkeling. De ecologische kwestie legt het debat socialisme versus kapitalisme weer op tafel.

Dat wil niet zeggen dat er in Cuba geen ecologische problemen zijn. Zo moet het eiland bijvoorbeeld nog steeds een aanzienlijk deel van zijn voedsel importeren en verouderde technologie veroorzaakt te veel vervuiling en verbruikt te veel energie. Er zijn dus nog belangrijke uitdagingen.

Maar het eiland kan wel beschouwd worden als een belangrijk en hoopvol laboratoriumexperiment voor duurzame ontwikkeling en aanpassing aan klimaatverandering en piekolie. Voor de toekomst van de mensheid is het een hele geruststelling te weten dat een hoge sociale ontwikkeling te combineren valt met een lage voetafdruk.

Isabelle Vanbrabant

Isabelle Vanbrabant is medewerker bij Initiativa Cuba Socialista (ICS) en mede-auteur van het boek ‘Cuba, Revolutie met een groen hart’.

Meer lezen?

‘Cuba, Revolutie met een groen hart’ geschreven door Katrien Demuynck en Isabelle Vanbrabant. Te koop in onze shop!

Voetnoten:

(1) Het lijkt misschien nogal sterk om Cuba als énige land naar voren te schuiven. Er zijn ook nog een aantal andere landen zoals Sri Lanka, Costa Rica, Bhutan, … die heel wat inspanningen doen net als Cuba, maar die niet de sociale ontwikkeling halen die Cuba voorlegt. Door de combinatie van hoge sociale ontwikkeling en lage voetafdruk is Cuba wel degelijk het enige land: het laatste rapport van UNDP (HDR 2011) berekent dat de HDI (human development index) van Cuba 0,904 is. Cuba bevindt zich in het koppeleton van de rijke landen. Sri Lanka, Bhutan, Costa Rica zitten daar allemaal een heel stuk onder. Bhutan heeft bijvoorbeeld een score van 0,500, Sri Lanka haalt 0,768 en Costa Rica 0,785. (p. 127-9)

(2) Het gaat om ‘The Economics of Ecosystems and Biodiversity‘, http://ec.europa.eu/environment/nature/biodiversity/economics/.

(3) REDD: Reducing Emissions from Deforestation and Forest Degradation

Bronnen:

Vanbrabant I. & Demuynck K., Cuba. Revolutie met een groen hart, Brussel, 2010

Report of the United Nations Conference on Environment and Development, Rio de Janeiro, 3-14 Juni 1992

Inputs by Cuba to the preparatory process for the United Nations Conference on Sustainable Development (Rio+20),

Statement by the Cuban Delegation to the second intersessional meeting on the UN Conference on Sustainable Development: RIO+20. New York, 15-16 december, 2011

World People’s Conference on Climate Change and the Rights of Mother Earth, Proposal of Bolivia to Rio+20, La Paz, 2011

Alma De Walssche, De VN als handpop van multinationals. Interview met Riccardo Petrella, Brussel, feb. 2012

Marc Vandepitte, Heeft het noorden het klimaat opgegeven?, Brussel, 2011

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!